gepubliceerd op 28 juli 1998
Koninklijk besluit houdende invoering van de vrije bevrachting en de vrije prijsvorming in de sector nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren
20 JULI 1998. - Koninklijk besluit houdende invoering van de vrije bevrachting en de vrije prijsvorming in de sector nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, ondertekend te Rome op 25 maart 1957 en goedgekeurd door de wet van 2 december 1957;
Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Unie nr. 96/75/EG van 19 november 1996 houdende voorschriften inzake bevrachting en prijsvorming in de sector nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren in de Gemeenschap;
Gelet op het statuut van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart, gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 3 december 1968 houdende omwerking van het statuut van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart, geïnterpreteerd en gewijzigd bij de wet van 7 september 1979 en gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 173 van 30 december 1982;
Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg;
Gelet op de wet van 8 juli 1976 betreffende de vergunning voor de exploitatie van binnenvaartuigen en betreffende de financiering van het Instituut voor het transport langs de binnenwateren, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 mei 1993;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 3 juni 1998;
Overwegende dat de Gewestregeringen zijn betrokken bij het ontwerpen van dit besluit;
Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad van 5 juni 1998 betreffende de vraag om advies van de Raad van State binnen een termijn van drie dagen;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat teneinde ernstige verstoringen en concurrentiedistorsies in de sector goederenvervoer over de binnenwateren te vermijden, het liberaliseringsproces in de tijd dient te worden afgestemd op dat van de buurlanden en aangezien de inschrijvingsperiode voor de laatste Communautaire sloopactie slechts loopt van 1 juni 1998 tot 31 juli 1998, het noodzakelijk is de eventueel geïnteresseerde schippers zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van de datum van de integrale vrijmaking van de binnenvaartmarkt;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 juni 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;
Op de voordracht van Onze Minister van Vervoer en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° de Minister : de Minister die de reglementering van het vervoer in zijn bevoegdheid heeft;2° schip : een binnenvaartuig bestemd voor het eigenlijke vervoer van goederen, met uitsluiting van schepen die minder dan 25 ton meten;3° vervoerondernemer : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die bezoldigd vervoer van goederen verricht per schip voor rekening van een opdrachtgever;4° bevrachting : elke overeenkomst die het gebruik van één of meerdere schepen voor het vervoer van goederen voor rekening van derden tot voorwerp heeft;5° eigen vervoer : het vervoer van goederen dat door een onderneming wordt verricht voor haar eigen behoeften en waarbij : a) de onderneming eigenaar is van het schip of er de uitsluitende beschikking over heeft verworven;b) het schip bemand is met personeel van de onderneming;c) het vervoer slechts een bijkomstige activiteit van de onderneming is;d) de vervoerde goederen aan de onderneming toebehoren of door haar gekocht, verkocht, geproduceerd of bewerkt werden in het kader van haar hoofdactiviteit.
Art. 2.Op het gebied van het nationale en internationale goederenvervoer over de binnenwateren worden de bevrachtingen vrij gesloten tussen de partijen tegen prijzen die vrij worden onderhandeld en wordt het eigen vervoer vrij verricht.
Art. 3.Met het oog op het inzamelen van inlichtingen die nodig zijn om de economische situatie in de sector goederenvervoer over de binnenwateren te kunnen beoordelen en in het bijzonder om de globale vervoerscapaciteit te kunnen bepalen, laten de in België gevestigde vervoerondernemers : 1° de schepen die hen toebehoren of door hen geëxploiteerd worden;2° de sleep- en duwboten bestemd om schepen te slepen, te duwen of langszijde gekoppeld mee te voeren die hen toebehoren of door hen geëxploiteerd worden, inschrijven in een bestand volgens de modaliteiten die door de Minister worden bepaald. Deze verplichting geldt eveneens voor de in België gevestigde ondernemingen die eigen vervoer verrichten.
Art. 4.Een commissie wordt ingesteld bij het Bestuur van het Vervoer te Land onder de benaming "Commissie binnenvaart".
De Commissie binnenvaart vervult de volgende functies : 1° op verzoek van de Minister een gemotiveerd advies uitbrengen over elke aangelegenheid die verband houdt met het goederenvervoer over de binnenwateren;2° overleg plegen over elke aangelegenheid die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met de sector goederenvervoer over de binnenwateren. De Minister bepaalt de samenstelling en de werking van de Commissie binnenvaart.
De Minister benoemt de voorzitter en de ondervoorzitter van de Commissie binnenvaart evenals hun plaatsvervangers.
Art. 5.§ 1. Artikel 5 van het statuut van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart, gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 3 december 1968 houdende omwerking van het statuut van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart, geïnterpreteerd en gewijzigd bij de wet van 7 september 1979 en gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 173 van 30 december 1982 wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 5.Met het oog op de vervulling van de haar toevertrouwde opdrachten richt de Dienst in de voornaamste binnenvaartcentra kantoren in. » § 2. Artikel 7 van hetzelfde statuut wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 7.De Minister vaardigt de reglementen uit betreffende de werking van de Dienst en de kantoren. » § 3. In artikel 9 van hetzelfde statuut worden de woorden "overeenkomstig artikel 2, 3" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 2". § 4. De artikelen 2, punt 1 en 2, 2bis en 6 van hetzelfde statuut worden opgeheven.
Art. 6.In artikel 3, tweede lid van de wet van 8 juli 1976 betreffende de vergunning voor de exploitatie van binnenvaartuigen en betreffende de financiering van het Instituut voor het transport langs de binnenwateren, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 mei 1993 worden de woorden "overeenkomstig de evolutie van het algemeen peil van de vrachtprijzen zoals die worden vastgesteld op grond van artikel 6 van het statuut van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart, gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 december 1968 houdende omwerking van het statuut van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart" geschrapt.
Art. 7.Opgeheven worden : 1° de wet van 30 december 1968 betreffende de transporten onderworpen aan de bepalingen van de besluitwet van 12 december 1944 houdende oprichting van een Dienst voor Regeling der Binnenvaart;2° het koninklijk besluit van 27 maart 1969 houdende oprichting, samenstelling, werkwijze en procedure van de commissie voor het afgeven van de attesten vermeld in artikel 1, lid 2, van de wet van 30 december 1968 betreffende de transporten onderworpen aan de bepalingen van de besluitwet van 12 december 1944 houdende oprichting van een Dienst voor Regeling der Binnenvaart;3° het koninklijk besluit van 27 maart 1969 tot vaststelling van het bedrag van de retributies die ten bate van de Staat moeten worden geïnd als aandeel in de kosten van bestuur, controle en toezicht welke voortvloeien uit de toepassing van de wet van 30 december 1968 betreffende de transporten onderworpen aan de bepalingen van de besluitwet van 12 december 1944 houdende oprichting van een Dienst voor Regeling der Binnenvaart;4° artikel 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 19 augustus 1976 ter uitvoering van de wet van 8 juli 1976 betreffende de vergunning voor de exploitatie van binnenvaartuigen en betreffende de financiering van het Instituut voor het transport langs de binnenwateren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 maart 1977, 29 juni 1978, 29 december 1984, 19 november 1985, 19 augustus 1987, 28 augustus 1991, 14 mei 1993 en 14 maart 1994;5° het ministerieel besluit van 18 december 1969 houdende benoeming van de voorzitters en leden van de commissie voor het afgeven van de attesten vermeld in artikel 1, lid 2, van de wet van 30 december 1968 betreffende de transporten onderworpen aan de bepalingen van de besluitwet van 12 december 1944 houdende oprichting van een Dienst voor Regeling der Binnenvaart;6° het ministerieel besluit van 29 september 1953 houdende vaststelling van de vrachten en huurprijzen, alsmede hun toepassingsvoor-waarden, voor elk door bemiddeling van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart afgesloten bevrachtings- of huurcontract, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 1 februari 1954, 25 september 1954, 12 september 1955, 29 september 1956, 13 april 1957, 28 december 1965, 15 september 1966, 12 juni 1968, 21 juni 1970, 28 juli 1970, 29 januari 1974, 11 maart 1974, 27 december 1989 en 28 oktober 1996;7° het ministerieel besluit van 6 oktober 1967 betreffende de werking van de beurtbevrachtingskantoren van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 29 oktober 1969;8° het ministerieel besluit van 27 januari 1969 betreffende de voorwaarden tegen dewelke de bevrachtingen en verhuringen, tot stand gekomen door bemiddeling der beurtbevrachtingskantoren van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart, verplicht moeten worden afgesloten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 11 april 1984 en 15 november 1985;9° het ministerieel besluit van 30 juni 1975 betreffende de voorwaarden tegen welke de bevrachtingen en verhuringen tot stand gekomen door bemiddeling van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart, moeten worden gesloten;10° het ministerieel besluit van 2 december 1975 betreffende de aan de Dienst voor Regeling der Binnenvaart verschuldigde afhoudingen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 28 oktober 1996;11° het ministerieel besluit van 31 december 1975 houdende vaststelling van vrachtprijzen voor het vervoer per binnenschip met vertrek uit laadplaatsen in België en met bestemming naar losplaatsen in Frankrijk, via de Belgisch-Franse grens, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 9 september 1977;12° het ministerieel besluit van 30 juli 1981 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de contracten voor het vervoer per binnenschip van ruwe aardoliën en vloeibare motorbrandstoffen en stookoliën dienen te voldoen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 29 juni 1982, 27 juni 1983, 11 juli 1984, 11 december 1984, 24 september 1987, 24 maart 1988, 7 april 1989, 30 maart 1990, 12 maart 1991, 30 maart 1992, 1 september 1993, 31 maart 1994, 27 december 1994, 16 februari 1996, 18 december 1996 en 16 mei 1998;13° het ministerieel besluit van 15 november 1985 betreffende de laad- en lostijd en het bedrag van het liggeld voor de door bemiddeling van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart gesloten bevrachtingscontracten voor de transporten uit te voeren binnen de grenzen van het Rijk;14° het ministerieel besluit van 19 januari 1987 betreffende de vrachtprijzen voor de door bemiddeling van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart gesloten bevrachtingscontracten met betrekking tot het goederenvervoer binnen de grenzen van het Koninkrijk;15° het ministerieel besluit van 17 juli 1987 tot vaststelling van de vergoeding voor het verplaatsen van binnenschepen gedurende de verrichtingen van laden of lossen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 27 februari 1989;16° het ministerieel besluit van 29 februari 1996 betreffende het algemeen vrachtenpeil en de bijzondere vrachtenpeilen van toepassing op de door bemiddeling van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart gesloten bevrachtings- of huurcontracten met betrekking tot het vervoer of de opslag van goederen binnen de grenzen van het Rijk;17° het ministerieel besluit van 28 oktober 1996 tot bepaling van de modaliteiten van tussenkomst van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart in de totstandkoming van bevrachtingsovereenkomsten en tot vaststelling van de prijzen en de voorwaarden waaraan deze bevrachtingsovereenkomsten dienen te beantwoorden;18° het ministerieel besluit van 28 oktober 1996 houdende reglementering van de grensoverschrijdende transporten naar Frankrijk en Nederland per binnenvaartuig;19° het ministerieel besluit van 28 oktober 1996 tot vaststelling van het commissieloon vermeld in de bevrachtingsovereenkomsten die onderworpen zijn aan het visum van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart voor het vervoer van België naar Nederland;20° het ministerieel besluit van 28 oktober 1996 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de schepen die gebruikt worden voor het vervoer van eigen goederen vrijgesteld zijn van de tussenkomst van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart;21° het ministerieel besluit van 28 oktober 1996 houdende benoeming van de voorzitter en de leden van het vrachtencomité, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 maart 1997, 12 juni 1997, 19 september 1997 en 20 april 1998;22° het ministerieel besluit van 10 februari 1998 tot indeling in bevrachtingsdistricten van het bevoegdheidsgebied van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart;23° het ministerieel besluit van 26 maart 1998 tot aanpassing van de vrachten en huurprijzen van toepassing op de door bemiddeling van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart gesloten bevrachtings- of huurcontracten met betrekking tot het vervoer of de opslag van goederen.
Art. 8.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de ambtenaren en de beambten vermeld in artikel 101 van het koninklijk besluit van 15 oktober 1935 houdende Algemeen Reglement der Scheepvaartwegen van het Koninkrijk evenals de ambtenaren van het Bestuur van het Vervoer te Land die met een mandaat van gerechtelijke politie belast zijn, belast met het opsporen en het vaststellen van de overtredingen van dit besluit.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 30 november 1998.
Art. 10.Onze Minister van Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 juli 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Vervoer, M. DAERDEN