gepubliceerd op 29 maart 2000
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende de ligtijd en het bedrag van de overliggelden inzake binnenbevrachting
1 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende de ligtijd en het bedrag van de overliggelden inzake binnenbevrachting
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 mei 1936 op de binnenbevrachting, inzonderheid op de artikelen 17 en 18;
Gelet op de wet van 21 oktober 1997 houdende vaststelling van de Nederlandse tekst van het Wetboek van Koophandel, met uitzondering van Boek I, Titel VIII en IX, van de wet van 5 mei 1936 op de binnenbevrachting, van de geco"rdineerde wetten van 25 september 1946 op het gerechtelijk akkoord en van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de Koopvaardij en Zeevisserij;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende de ligtijd en het bedrag van de overliggelden inzake binnenbevrachting;
Gelet op de omstandigheid dat de Gewestregeringen bij het ontwerpen van het basisbesluit betrokken zijn;
Gelet op de wetten op de Raad van State, geco"rdineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, % 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat het koninklijk besluit van 20 juli 1998 houdende invoering van de vrije bevrachting en de vrije prijsvorming in de sector nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren op 30 november 1998 in werking trad, zodat de liberalisering vanaf die datum toepasselijk werd in de binnenvaart en het derhalve absoluut noodzakelijk is, ter vrijwaring van de economische belangen van de binnenvaartsector, zo snel mogelijk ontbrekende bepalingen betreffende de ligtijd en het bedrag van de overliggelden in te lassen;
Gelet op het feit dat dient te worden vermeden dat een schip van een grotere categorie een kleiner bedrag van overliggelden zou betalen dan een schip van een lagere categorie;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende de ligtijd en het bedrag van de overliggelden inzake binnenbevrachting wordt aangevuld met het volgende lid : ¹ Het globaal bedrag van het per dag voor een schip verschuldigde overliggeld mag niet kleiner zijn dan dit waarop het grootste schip van de lagere categorie recht zou hebben. Dat bedrag zal ten minste 2 400 BEF belopen voor schepen met mechanische beweegkracht en 1 500 BEF voor schepen zonder mechanische beweegkracht. *
Art. 2.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 december 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT