gepubliceerd op 25 januari 2008
Koninklijk besluit houdende toekenning van toelagen aan de militairen die houder zijn van bepaalde kwalificaties
20 DECEMBER 2007. - Koninklijk besluit houdende toekenning van toelagen aan de militairen die houder zijn van bepaalde kwalificaties
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op artikel 9bis, §§ 2 en 3, ingevoegd bij de wet van 27 maart 2003, en artikel 12, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 1961 betreffende de toelage aan militairen die de opleiding tot parachutist hebben ontvangen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 februari 1970, 5 oktober 1972, 1 maart 1977, 11 juni 1981, 15 maart 1988, 21 maart 1991, 11 augustus 1994 en 22 november 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 januari 1971 betreffende de toekenning van toelagen aan leden van de krijgsmacht, evenals aan sommige leden van het burgerlijk personeel van het departement van Landsverdediging, voor sommige werken of prestaties van bijzonder gevaarlijke of ongezonde aard, inzonderheid op artikel 2, tweede en derde lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 november 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 februari 2001 houdende toekenning van een duiktoelage aan het militair personeel van de krijgsmacht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 2006;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 november 2002 houdende toekenning van toelagen aan de specialisten in opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen van de krijgsmacht en houdende wijziging van het koninklijk besluit van 21 januari 1971 betreffende de toekenning van toelagen aan leden van de krijgsmacht, evenals aan sommige leden van het burgerlijk personeel van het departement van Landsverdediging, voor sommige werken of prestaties van bijzonder gevaarlijke of ongezonde aard;
Gelet op het ministerieel besluit van 10 juni 1964 genomen in uitvoering van het koninklijk besluit van 23 maart 1961 betreffende de toelage aan militairen die de opleiding tot parachutist hebben ontvangen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 juni 1981 en bij het koninklijk besluit van 22 november 1999;
Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de Krijgsmacht, afgesloten op 20 november 2006;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 9 november 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 13 maart 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 28 september 2007;
Gelet op het advies nr. 43.724/4 van de Raad van State, gegeven op 13 november 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de militair in werkelijke dienst, die houder is van één of meerdere van de volgende brevetten : 1° het hoger brevet van parachutist en, desgevallend, het brevet operationele vrije val op zeer grote hoogte;2° het militair brevet van duikmeester, het militair brevet van duiker of het militair brevet van hulpduiker;3° een militair brevet van specialist in opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen.
Art. 2.§ 1. De toelagen bedoeld in dit besluit zijn verschuldigd in alle administratieve standen die recht geven op een volledige wedde vanaf de dag waarop de militair de voorwaarden vervult die het genot ervan verlenen of het bedrag ervan wijzigen.
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 5, zijn ze niet meer verschuldigd op de dag waarop de militair niet meer voldoet aan de bepaalde voorwaarden.
Als volle wedde in de zin van het eerste lid, wordt tevens beschouwd, de wedde die toegekend wordt voor prestaties in het kader van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap. § 2. De toelagen bedoeld in dit besluit worden maandelijks toegekend.
In voorkomend geval worden zij per dertigste, onder dezelfde voorwaarden als de wedde, verleend. Zij zijn na vervallen termijn betaalbaar. § 3. De bedragen van de toelagen bepaald in dit besluit zijn gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der federale overheidsdiensten. Zij zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art. 3.§ 1. Onder voorbehoud van de toepassing van andere toekenningsvoorwaarden bepaald in dit besluit, moet de militair, om aanspraak te kunnen maken op de toekenning van de toelagen gedurende het lopende kalenderjaar, de vereiste prestaties bepaald in dit besluit, hebben uitgevoerd in de loop van het vorige kalenderjaar. Bij ontstentenis daarvan wordt de toekenning van de toelagen opgeschort vanaf de eerste dag van het lopende kalenderjaar. § 2. Niet uitgevoerde prestaties tijdens het vorige kalenderjaar kunnen evenwel volbracht worden tijdens het lopende kalenderjaar.
Desgevallend zijn de toelagen opnieuw verschuldigd vanaf de dag waarop al de vereiste prestaties werden uitgevoerd.
De prestaties bedoeld in het eerste lid, worden niet in aanmerking genomen als prestaties die tijdens het lopende kalenderjaar moeten volbracht worden om aanspraak te kunnen maken op de toelagen tijdens het volgende kalenderjaar.
Art. 4.Gedurende de periode die begint op de dag van het behalen van een brevet bedoeld in artikel 1 en die eindigt op de laatste dag van het volgende kalenderjaar, wordt de militair beschouwd de prestaties te hebben uitgevoerd die vereist zijn voor de toekenning, gedurende deze periode, van de toelagen verbonden aan het houder zijn van dit brevet en bepaald in dit besluit.
Art. 5.§ 1. Wanneer de militair, in de loop van het vorige kalenderjaar, in de onmogelijkheid was de prestaties die vereist zijn voor de toekenning van de toelagen uit te voeren wegens behoorlijk gerechtvaardigde dienstredenen, kan de onderstafchef operaties en training, op gemotiveerd advies van de hiërarchische overheid, het recht op de toelagen blijven toekennen tijdens de eerste drie maanden van het lopende kalenderjaar.
Bovendien kan, in uitzonderlijke gevallen, de chef van de divisie personeel van de algemene directie human resources, op gemotiveerd advies van de hiërarchische overheid en van de onderstafchef operaties en training, het recht op de toelagen tot het einde van het eerste semester van het lopende kalenderjaar, blijven toekennen. § 2. Wanneer de militair, in de loop van het vorige kalenderjaar, in de onmogelijkheid was de prestaties die vereist zijn voor de toekenning van de toelagen uit te voeren wegens tijdelijke lichamelijke ongeschiktheid voortvloeiend uit een schadelijk feit dat zich tijdens het vervullen van de militaire dienst heeft voorgedaan, kan de chef van de divisie personeel van de algemene directie human resources, op gemotiveerd advies van de hiërarchische overheid, het recht op de toelagen blijven toekennen tijdens het lopende kalenderjaar.
Bovendien kan, in uitzonderlijke gevallen van langdurige tijdelijke lichamelijke ongeschiktheid, de chef van de divisie personeel van de algemene directie human resources, op gemotiveerd advies van de hiërarchische overheid, het recht op de toelagen tot het einde van het volgende kalenderjaar, blijven toekennen.
Wanneer de tijdelijke lichamelijke ongeschiktheid niet het gevolg is van een ongeval voorgekomen gedurende de uitvoering van een prestatie waarvoor het bedoelde brevet vereist is, of gedurende de uitvoering van een prestatie met het oog op het behoud van de kwalificatie, zijn de bepalingen bedoeld in het eerste en tweede lid, evenwel niet toepasselijk op de volgende militairen : 1° de militair houder van het hoger brevet van parachutist, die geen organieke betrekking bekleedt waaraan het verrichten van parachutesprongen verbonden is, bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid, 2°;2° de militair houder van het hoger brevet van parachutist, die een organieke betrekking bekleedt van overlevingsonderrichter bij de luchtcomponent, bedoeld in artikel 7, eerste lid;3° de militair houder van het militair brevet van duikmeester of van het militair brevet van duiker, die geen organieke betrekking bekleedt waaraan het verrichten van duikprestaties verbonden is, bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 2°, en tweede lid, 2°;4° de militair houder van het militair brevet van hulpduiker, bedoeld in artikel 10, § 1, derde lid;5° de militair houder van een militair brevet van specialist in opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen, die geen organieke betrekking bekleedt waaraan het verrichten van prestaties van opruiming of vernietiging van ontploffingstuigen verbonden is, bedoeld in artikel 11, § 1, eerste lid, 3°. HOOFDSTUK II. - De toelagen toegekend aan de militair houder van het hoger brevet van parachutist Afdeling I. - De toelagen toegekend aan de paracommando's
Art. 6.§ 1. Aan de militair houder van het hoger brevet van parachutist die de prestaties bepaald in § 3, eerste lid, heeft uitgevoerd, wordt er toegekend : 1° wanneer hij een organieke betrekking bekleedt waaraan het verrichten van parachutesprongen verbonden is : een toelage van 290 euro;2° wanneer hij de organieke betrekking bedoeld in 1° niet meer bekleedt : een toelage van 110 euro; De toelage bedoeld in het eerste lid, 2°, kan gedurende de periode van maximum vier jaar die volgt op de periode bedoeld in het eerste lid, 1°, toegekend worden. § 2. Bovendien wordt er toegekend : 1° aan de militair die de toelage bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, ontvangt : a) indien hij deel uitmaakt van het detachement Ploegen van de Special Forces Group : een bijkomende toelage van 134 euro;b) indien hij de organieke betrekking bekleedt van sprongonderrichter in het trainingscentrum voor parachutisten, van stouwer-losser in het trainingscentrum voor parachutisten of van onderrichter commando in het trainingscentrum voor commando's : een bijkomende toelage van 89 euro;c) indien hij houder is van het brevet operationele vrije val op zeer grote hoogte en de prestaties bepaald in § 3, tweede lid, heeft uitgevoerd : een bijkomende toelage van 89 euro;d) wanneer hij de functie van sprongonderrichter of van onderrichter commando uitoefent : een bijkomende toelage van 89 euro;2° aan de militair die de toelage bedoeld in § 1, eer-ste lid, 2°, ontvangt, wanneer hij de functie van sprongonderrichter of van onderrichter commando uitoefent : een bijkomende toelage van 89 euro. De toelagen bedoeld in het eerste lid, 1°, a), b), c) en d), kunnen, desgevallend, onderling worden gecumuleerd. De toelage bedoeld in het eerste lid, 1°, d), kan evenwel niet gecumuleerd worden met de toelage bedoeld in het eerste lid, 1°, b). § 3. De prestaties bedoeld in § 1, eerste lid, zijn : 1° vier sprongen voor professionele geschiktheid;2° het slagen in de gevechtstesten paracommando;3° het slagen in een test van gevechtszwemmen;4° het slagen in de militaire testen voor lichamelijke geschiktheid. De prestaties bedoeld in § 2, eerste lid, 1°, c), zijn acht sprongen vrije val. Vier van deze sprongen worden in rekening gebracht als sprongen voor professionele geschiktheid, bedoeld in het eerste lid, 1°. Afdeling II. - De toelagen toegekend aan de overlevingsonderrichters
bij de luchtcomponent
Art. 7.Aan de militair houder van het hoger brevet van parachutist die een organieke betrekking bekleedt van overlevingsonderrichter bij de luchtcomponent en die de prestaties bepaald in het tweede lid heeft uitgevoerd, wordt er toegekend een toelage van 70 euro.
De prestaties bedoeld het eerste lid zijn : 1° vier onderhoudssprongen;2° het slagen in de militaire testen voor lichamelijke geschiktheid. Afdeling III. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 8.De Minister van Landsverdediging bepaalt de voorwaarden waaraan de sprongen voor professionele geschiktheid, de sprongen vrije val en de onderhoudssprongen, bedoeld in dit besluit, moeten voldoen.
Hij kan minder veeleisende uitvoeringsvoorwaarden bepalen voor de sprongen voor professionele geschiktheid wanneer de militair een door hem bepaalde leeftijd overschrijdt.
De Minister van Landsverdediging bepaalt de aard van de gevechtstesten paracommando, bedoeld in artikel 6, § 3, eerste lid, 2°. Hij kan de militair die een door hem bepaalde leeftijd overschrijdt, van de uitvoering van bepaalde onderdelen van deze testen vrijstellen.
De commandant van de Immediate Reaction Capability bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van de parachutesprongen, bedoeld in het eerste lid, van de gevechtstesten paracommando, bedoeld in het tweede lid, en van de test van gevechtszwemmen, bedoeld in artikel 6, § 3, eerste lid, 3°.
Art. 9.De toelagen bedoeld in de artikelen 6 en 7 worden niet toegekend aan de militair die aanspraak kan maken op de toelagen bedoeld in het koninklijk besluit van 3 april 2003 houdende het stelsel der toelagen verschuldigd aan het varend personeel van de Krijgsmacht. HOOFDSTUK III. - De toelagen toegekend aan de militair houder van het militair brevet van duikmeester, van duiker of van hulpduiker
Art. 10.§ 1. Aan de militair houder van het militair brevet van duikmeester die de prestaties bepaald in § 3 heeft uitgevoerd, wordt er toegekend : 1° wanneer hij een organieke betrekking bekleedt waaraan het verrichten van duikprestaties verbonden is : een toelage van 424 euro;2° wanneer hij de organieke betrekking bedoeld in 1° niet meer bekleedt : een toelage van 245 euro. Aan de militair houder van het militair brevet van duiker die, in de loop van het vorige kalenderjaar, de prestaties bepaald in § 3 heeft uitgevoerd, wordt er toegekend : 1° wanneer hij een organieke betrekking bekleedt waaraan het verrichten van duikprestaties verbonden is : een toelage van 424 euro;2° wanneer hij de organieke betrekking bedoeld in 1° niet meer bekleedt : een toelage van 245 euro. Aan de militair houder van het militair brevet van hulpduiker die een organieke betrekking bekleedt aan boord van een gecommissioneerde vlooteenheid en die de prestaties bepaald in § 3 heeft uitgevoerd, wordt er een toelage van 110 euro toegekend.
De toelagen bedoeld in de eerste, tweede en derde lid, kunnen niet onderling worden gecumuleerd. § 2. De toelage bedoeld in § 1, eerste lid, 2°, en tweede lid, 2°, kan gedurende de periode van maximum vier jaar die volgt op de periode bedoeld, naargelang het geval, in het eerste lid, 1°, of in het tweede lid, 1°, toegekend worden. § 3. De prestaties bedoeld in § 1 zijn : 1° voor de militair bedoeld in § 1, eerste en tweede lid : tweeënzeventig duikprestaties, waarvan zes op een diepte van meer dan vijfentwintig meter;2° voor de militair bedoeld in § 1, derde lid : achtenveertig duikprestaties. De Minister van Landsverdediging bepaalt de voorwaarden waaraan een duikprestatie dient te voldoen om als dusdanig beschouwd te worden in de zin van dit besluit. HOOFDSTUK IV. - De toelagen toegekend aan de militair houder van een militair brevet van specialist in opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen
Art. 11.§ 1. Aan de militair houder van een militair brevet van specialist in opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen die, in de loop van het vorige kalenderjaar, de prestaties bepaald in § 2 heeft uitgevoerd, wordt er toegekend : 1° wanneer hij in de Dienst voor opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen, een organieke betrekking bekleedt waaraan het verrichten van prestaties van opruiming of vernietiging van ontploffingstuigen verbonden is : a) indien hij houder is van het brevet niveau officier (GU011) of van het brevet hoger niveau (GU323) : een toelage van 603 euro;b) indien hij houder is van het brevet middenniveau (GU401) of van het brevet basisniveau (GU811) : een toelage van 558 euro;2° wanneer hij in een andere eenheid dan de Dienst voor opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen, een organieke betrekking bekleedt waaraan het verrichten van prestaties van opruiming of vernietiging van ontploffingstuigen verbonden is : een toelage van 379 euro;3° wanneer hij één van de organieke betrekkingen bedoeld in 1° of in 2° niet meer bekleedt : een toelage van 245 euro. De toelage bedoeld in het eerste lid, 3°, kan gedurende de periode van maximum vier jaar die volgt op de periode bedoeld, naargelang het geval, in 1° of in 2°, toegekend worden. § 2. De prestaties bedoeld in § 1, eerste lid, zijn tien prestaties van opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen.
De Minister van Landsverdediging bepaalt de voorwaarden waaraan een prestatie van opruiming of vernietiging van ontploffingstuigen dient te voldoen om als dusdanig beschouwd te worden in de zin van dit besluit.
HOOFSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 12.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 januari 1971 betreffende de toekenning van toelagen aan leden van de Krijgsmacht, evenals aan sommige leden van het burgerlijk personeel van het departement van landsverdediging, voor sommige werken of prestaties van bijzonder gevaarlijke of ongezonde aard, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 november 2002, wordt vervangen als volgt : « De toelagen bedoeld in tabel 4 van de bijlage bij dit besluit worden evenwel niet toegekend uit hoofde van de uitvoering van de prestaties vereist voor de toekenning van : 1° de toelagen bedoeld in het koninklijk besluit van 3 april 2003 houdende het stelsel der toelagen verschuldigd aan het varend personeel van de Krijgsmacht;2° de toelagen bedoeld in het koninklijk besluit van 20 december 2007 houdende toekenning van toelagen aan de militairen die houder zijn van bepaalde kwalificaties;3° de toelagen bedoeld in het koninklijk besluit van 20 december 2007 houdende toekenning van toelagen aan de militairen die bepaalde prestaties van opruiming, van vernietiging of van ontmanteling van ontploffingstuigen uitvoeren.» ; 2° het derde lid wordt opgeheven.
Art. 13.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 23 maart 1961 betreffende de toelage aan militairen die de opleiding tot parachutist hebben ontvangen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 februari 1970, 5 oktober 1972, 1 maart 1977, 11 juni 1981, 15 maart 1988, 21 maart 1991, 11 augustus 1994 en 22 november 1999;2° het koninklijk besluit van 8 februari 2001 houdende toekenning van een duiktoelage aan het militair personeel van de Krijgsmacht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 2006;3° het koninklijk besluit van 11 november 2002 houdende toekenning van toelagen aan de specialisten in opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen van de krijgsmacht en houdende wijziging van het koninklijk besluit van 21 januari 1971 betreffende de toekenning van toelagen aan leden van de krijgsmacht, evenals aan sommige leden van het burgerlijk personeel van het departement van Landsverdediging, voor sommige werken of prestaties van bijzonder gevaarlijke of ongezonde aard;4° het ministerieel besluit van 10 juni 1964 genomen in uitvoering van het koninklijk besluit van 23 maart 1961 betreffende de toelage aan militairen die de opleiding tot parachutist hebben ontvangen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 juni 1981 en bij het koninklijk besluit van 22 november 1999. HOOFSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 14.Bij wijze van overgangsmaatregel : 1° worden de prestaties uitgevoerd in 2007 die voldoen aan de voorwaarden bepaald in dit besluit of bepaald in uitvoering van dit besluit, in aanmerking genomen voor de toekenning in 2008 van de toelagen bedoeld in dit besluit;2° blijven in 2008 toepasselijk op de militair die geen aanspraak kan maken op de toelagen bedoeld in dit besluit omdat hij alle of een gedeelte van de vereiste prestaties, bepaald in dit besluit of bepaald in uitvoering van dit besluit, nog niet heeft uitgevoerd, de bepalingen bedoeld, naargelang het geval, in : a) het koninklijk besluit van 23 maart 1961 betreffende de toelage aan militairen die de opleiding tot parachutist hebben ontvangen;b) het koninklijk besluit van 8 februari 2001 houdende toekenning van een duiktoelage aan het militair personeel van de Krijgsmacht;c) het artikel 1, § 1, en de artikelen 2, 3, 6 en 7, van het koninklijk besluit van 11 november 2002 houdende toekenning van toelagen aan de specialisten in opruiming en vernietiging van ontploffingstuigen van de Krijgsmacht en houdende wijziging van het koninklijk besluit van 21 januari 1971 betreffende de toekenning van toelagen aan leden van de Krijgsmacht, evenals aan sommige leden van het burgerlijk personeel van het departement van Landsverdediging, voor sommige werken of prestaties van bijzonder gevaarlijke of ongezonde aard;3° in afwijking van artikel 3, § 2, tweede lid, worden al de prestaties uitgevoerd in 2008 die voldoen aan de voorwaarden bepaald in dit besluit of bepaald in uitvoering van dit besluit, in aanmerking genomen voor de toekenning in 2009 van de toelagen bedoeld in dit besluit;4° in afwijking van artikel 6, § 1, tweede lid, van artikel 10, § 2, en van artikel 11, § 1, tweede lid, vangt voor de militair die, op 1 januari 2008, geen organieke betrekking meer bekleedt bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid, 1°, in artikel 10, § 1, eerste lid, 1°, of tweede lid, 1°, of in artikel 11, § 1, eerste lid, 1° of 2°, de periode van maximum vier jaar aan op 1 januari 2008.
Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008.
Art. 16.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 december 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT