gepubliceerd op 30 december 1999
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding die overeenkomstig de artikelen 508/19, 508/20, 508/22 en 508/23, van het Gerechtelijk Wetboek wordt verleend aan advocaten
20 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding die overeenkomstig de artikelen 508/19, 508/20, 508/22 en 508/23, van het Gerechtelijk Wetboek wordt verleend aan advocaten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op de artikelen 446bis, 508/13, 508/19, 508/20, 508/21, 508/22 en 508/23, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998 betreffende de juridische bijstand, en de artikelen 3, 10 en 11 van dezelfde wet;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 april 1999;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 november 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de volgende omstandigheden : Overwegende dat de toegang tot het recht en het gerecht een fundamenteel en onvoorwaardelijk recht is, dat in elke democratische samenleving moet worden gewaarborgd;
Overwegende dat artikel 23 van de Grondwet voorziet in het recht op juridische bijstand;
Overwegende dat de fundamentele doelstelling van artikel 508/19 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 23 november 1998 betreffende de juridische bijstand - welke ten laatste op 31 december 1999 in voege treedt - erin bestaat te voldoen aan dit grondwettelijk voorschrift door de kwaliteit en de organisatie van de juridische tweedelijnsbijstand te verbeteren;
Overwegende dat deze bepaling voorziet in maatregelen voor de vergoeding van advocaten die prestaties hebben verricht inzake bijstand aan personen met onvoldoende inkomsten;
Overwegende dat voornoemde bepaling onverwijld moet worden toegepast en derhalve de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding verleend aan de advocaten moeten worden vastgesteld teneinde te voldoen aan de grondwettelijke en wettelijke voorschriften;
Overwegende dat dit besluit bijgevolg zeer spoedig moet worden genomen en bekendgemaakt en dit uiterlijk op 31 december 1999;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In het kader van dit besluit moet worden verstaan onder : - de minister : de minister van Justitie; - de personen die volledige bijstand genieten : de personen bedoeld in artikel 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek die volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand genieten, de personen bedoeld in artikel 508/23 van hetzelfde Wetboek voor wie de ambtshalve toevoeging volledig kosteloos plaatsvindt en de personen bedoeld in artikel 508/22, derde lid, van hetzelfde Wetboek die volledig hebben nagelaten of geweigerd de erelonen te betalen; - de personen die gedeeltelijke bijstand genieten : de personen bedoeld in artikel 508/13 van hetzelfde Wetboek die gedeeltelijk kosteloze juridische tweedelijnsbijstand genieten, de personen bedoeld in artikel 508/23 van hetzelfde Wetboek voor wie de ambtshalve toevoeging gedeeltelijk kosteloos plaatsvindt en de personen bedoeld in artikel 508/22, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, die de erelonen gedeeltelijk hebben betaald. HOOFDSTUK II. - Vergoeding van de advocaten Afdeling I. - Berekening van de punten
Art. 2.De voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding omschreven in artikel 508/19, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998 betreffende de juridische bijstand, worden als volgt bepaald : 1° Het bureau voor juridische bijstand verleent aan de advocaten punten voor iedere aanwijzing of ambtshalve toevoeging ingevolge de artikelen 508/9 en 508/21 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998, waarvoor de advocaten aantonen dat zij tijdens het afgelopen gerechtelijk jaar of tijdens de voorgaande jaren werkelijk prestaties hebben verricht.Het bureau baseert zich in dit verband op het verslag bedoeld in de artikelen 508/11 en 508/19, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij dezelfde wet.
De punten worden per prestatie verleend op grond van een lijst met de punten die voor bepaalde prestaties worden aangerekend. De minister stelt de lijst op voorstel van de Nationale Orde van Advocaten vast.
Bij ontheffing of opvolging van een advocaat en bij gegroepeerde ambtshalve toevoegingen kan de voorzitter van het bureau voor juridische bijstand het aantal punten verminderen op grond van een behoorlijk gemotiveerde beslissing.
Er kunnen geen punten worden toegekend wanneer de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand een advocaat aanwijst in gevallen waarin de artikelen 508/9 en 508/21 van hetzelfde Wetboek niet van toepassing zijn; 2° de stafhouders bezorgen aan de overheden bedoeld in artikel 488 van hetzelfde Wetboek voor 31 oktober van elk jaar, op de formulieren welke die overheden ter beschikking stellen, een lijst van de advocaten die de prestaties bedoeld in 1°, eerste lid, hebben verricht, waarbij voor elke prestatie opgave moet worden gedaan van : a) per aanwijzing en per ambtshalve toevoeging : - de identiteit en de woonplaats van de bijgestane persoon; - de punten toegekend wegens prestaties verricht ten aanzien van personen die volledige bijstand genieten; - de punten toegekend wegens prestaties verricht ten aanzien van personen die gedeeltelijke bijstand genieten, evenals het bedrag van de betaalde erelonen; b) het totaal van de punten en van de bedragen bedoeld in a). De stafhouders vermelden eveneens voor de gehele balie het totaal van de punten en van de bedragen bedoeld in b); 3° aan de hand van het totale aantal punten dat alle advocaten van het Rijk hebben behaald en van het bedrag bestemd voor de vergoedingen dat ingeschreven is op de begroting van het jaar waarin het betrokken gerechtelijk jaar eindigt, doen de overheden bedoeld in artikel 488 van hetzelfde Wetboek, voor 1 februari van elk jaar, voor het gehele Rijk een voorstel aan de minister betreffende de berekening van de waarde van één punt. In dit voorstel is de waarde van één punt gelijk aan het totale bedrag van de vergoedingen ingeschreven op de begroting vermeerderd met het totale bedrag van de gedeeltelijke betalingen van de erelonen gedeeld door het totale aantal van de punten van de advocaten.
Tenslotte delen de overheden bedoeld in artikel 488 van hetzelfde Wetboek, eveneens per balie en voor het gehele Rijk, aan de minister de gegevens mee die zijn omschreven in artikel 2, 2°, a, tweede en derde streepje; 4° na controle bepaalt de minister het totale bedrag van de vergoedingen en stelt hij de waarde vast van één punt vast.Hij geeft de overheden bedoeld in artikel 488 van hetzelfde Wetboek hiervan kennis en betaalt hen het bedrag van de vergoeding uit; 5° op basis van de beslissing van de minister, delen de overheden bedoeld in artikel 488 van hetzelfde Wetboek aan ieder stafhouder volgende gegevens mee : a) voor de gehele balie, het bedrag waarop de advocaten recht hebben, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 6;b) per advocaat, voor de juridische bijstand aan personen die volledige bijstand genieten, de vergoeding waarop hij recht heeft, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 6, zijnde het aantal punten die de betrokkene heeft behaald, vermenigvuldigd met de waarde van één punt;c) per advocaat, voor de juridische bijstand aan personen die gedeeltelijke bijstand genieten, de vergoeding waarop hij recht heeft, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 6, zijnde het aantal punten die de betrokkene heeft behaald vermenigvuldigd met de waarde van één punt en verminderd met het bedrag van de erelonen die hij heeft ontvangen. Terzelfder tijd maken de overheden omschreven in artikel 488 van hetzelfde Wetboek de bedragen bedoeld in a) over op een bijzondere rekening die elke balie daartoe onder de rubriek "vergoeding advocaten" opent; 6° elke balie verdeelt de bedragen bedoeld in 5° die de overheden bedoeld in artikel 488 van hetzelfde Wetboek hebben overgemaakt, onder de advocaten;7° iedere aanwijzing of ambtshalve toevoeging wordt slechts eenmaal vergoed, hetzij bij het einde van de prestatie, hetzij wanneer het bureau voor juridische bijstand de advocaat van de aanwijzing of van de ambtshalve toevoeging ontheft. Afdeling II. - Verantwoordingsverslag
Art. 3.De overheden bedoeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek bezorgen aan de minister een verantwoordingsverslag, waarin het beroepsgeheim van de advocaten wordt gerespecteerd, binnen 6 maanden te rekenen van de dag waarop zij van hem het bedrag van de vergoedingen bedoeld in artikel 2 hebben ontvangen.
Dit verslag bevat : 1° de vermelding van het totale bedrag van de uitbetaalde vergoedingen, de verdeling ervan in de bedragen uitgekeerd voor juridische bijstand aan personen die volledige bijstand genieten en in die toegekend voor juridische bijstand aan personen die gedeeltelijke bijstand genieten, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de gevallen van aanwijzing en die van ambtshalve toevoeging, evenals de vermelding van het totale bedrag van de erelonen gestort door personen die gedeeltelijke bijstand genieten, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de gevallen van aanwijzing en die van ambtshalve toevoeging;2° voor iedere balie, de vermelding van het bedrag van de uitbetaalde vergoedingen en van de gestorte erelonen, op dezelfde wijze als in 1°;3° per balie en voor iedere advocaat, de vermelding van het bedrag van de uitgekeerde vergoedingen en van de gestorte erelonen, op dezelfde wijze als in 1°;4° per bijgestane persoon, de vermelding van het bedrag van de uitgekeerde vergoedingen en, in voorkomend geval, van het bedrag van de gestorte erelonen, waarbij wordt vermeld of het een aanwijzing of een ambtshalve toevoeging betreft;5° per zaak, de vermelding van het bedrag van de uitgekeerde vergoedingen en van de gestorte honoraria, op dezelfde wijze als in 1°.
Art. 4.De minister deelt aan de minister van Financiën het in artikel 3 bedoelde verslag mee.
Art. 5.De administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen, registratie en domeinen is in de gevallen omschreven in artikel 508/20 van het Gerechtelijk Wetboek belast met de terugvordering van de vergoeding ten laste van de door een advocaat bijgestane personen. De terugvordering geschiedt overeenkomstig artikel 695, eerste lid, van hetzelfde Wetboek. HOOFDSTUK III. - Terugbetaling van de administratieve kosten die de balies hebben betaald
Art. 6.De balies kunnen 2 % van het bedrag van de ontvangen vergoedingen aanwenden voor de betaling van de administratieve kosten die de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand heeft meegebracht. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen en slotbepalingen
Art. 7.§ 1. Tot 30 december 1999 wordt de vergoeding van de advocaten voor prestaties vermeld in de verslagen betreffende het gerechtelijk jaar 1998-1999, die zijn opgesteld overeenkomstig de artikelen 455, § 2, eerste lid, en 455bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, geregeld volgens de procedure ingesteld bij het koninklijk besluit van 23 mei 1997 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding verleend aan de advocaten overeenkomstig de artikelen 455 en 455bis van het Gerechtelijk Wetboek.
Artikel 2, 3° tot en met 6° van dit besluit is vanaf 31 december 1999 van toepassing op de prestaties bedoeld in het eerste lid. Het verantwoordingsverslag bedoeld in artikel 3 mag evenwel geen gegevens bevatten betreffende de erelonen die de bureaus voor consultatie en verdediging overeenkomstig de artikelen 455, § 2, vijfde lid, en 455bis, § 2, 1°, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, hebben vastgesteld. § 2. Onverminderd § 1 wordt het koninklijk besluit van 23 mei 1997 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding verleend aan de advocaten ter uitvoering van de artikelen 455 en 455bis van het Gerechtelijk Wetboek opgeheven.
Art. 8.De artikelen 2, 8 en 10 van de wet van 23 november 1998 betreffende de juridische bijstand en dit besluit hebben uitwerking met ingang van 1 september 1999.
Artikel 3 van dezelfde wet treedt in werking op 31 december 1999.
Art. 9.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 december 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN