gepubliceerd op 13 juni 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding die overeenkomstig de artikelen 508/19, 508/20, 508/22 en 508/23, van het Gerechtelijk Wetboek wordt verleend aan advocaten
10 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding die overeenkomstig de artikelen 508/19, 508/20, 508/22 en 508/23, van het Gerechtelijk Wetboek wordt verleend aan advocaten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op de artikelen 446bis, 508/13, 508/19, 508/20, 508/21, 508/22 en 508/23, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998, en artikel 508/19bis, ingevoegd bij de ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding die overeenkomstig de artikelen 508/19, 505/20, 508/22 en 508/23, van het Gerechtelijk Wetboek wordt verleend aan advocaten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 2003;
Overwegende dat tot op heden artikel 6 van het koninklijk besluit van 20 december 1999, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 2003, voorziet dat de balies 4,5 % van de ontvangen vergoedingen kunnen aanwenden voor de betaling van de kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand;
Overwegende de betrachting te komen tot een systeem dat een ruimere en meer efficiënte dekking toelaat van de kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand, zonder dat deze worden aangerekend op de enveloppe bestemd voor de vergoeding van de advocaten die prestaties hebben geleverd in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 februari 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 26 april 2006;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat, op grond van artikel 508/19bis van het Gerechtelijk Wetboek, er een jaarlijkse vergoeding, die overeenkomt met 8,108 % van de in artikel 508/19, § 2, bedoelde vergoeding, ten laste van de begroting van de FOB Justitie wordt voorzien;
Dat deze subsidie na het vervallen van de termijn betaald wordt;
Dat het de bedoeling is het nieuwe systeem voor de kosten die verbonden zijn aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand ook toe te passen op het kalenderjaar 2005;
Dat voor de goede werking van de bureaus voor juridische bijstand noodzakelijk is dat deze de subsidies binnen de kortste termijn kunnen ontvangen;
Dat de betalingsprocedures een zekere termijn vereisen;
Dat het absoluut noodzakelijk is de continuïteit van een kwaliteitsvolle dienst voor de rechtszoekende te verzekeren;
Dat het daarenboven nodig is zo snel mogelijk artikel 6 van het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding die overeenkomstig de artikelen 508/19, 508/20, 508/22 en 508/23, van het Gerechtelijk Wetboek wordt verleend aan advocaten te doen vervallen, omdat het net die bepaling is die de balies toelaat 4,5 % af te houden op de bedragen van de pro deo vergoedingen en de genoemde vergoedingen net gestort werden aan de overheden bedoeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek;
Dat dit artikel 6 niet samen kan bestaan met het mechanisme voorzien in het nieuwe artikel 508/19bis van het Gerechtelijk Wetboek, waarvan dit besluit de uitvoeringsmodaliteiten vastlegt;
Gelet op het advies nr.40.536/2 van de Raad van State, gegeven op 29 mei 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding die overeenkomstig de artikelen 508/19, 505/20, 508/22 en 508/23, van het Gerechtelijk Wetboek wordt verleend aan advocaten, wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit houdende uitvoeringsbepalingen inzake de vergoeding die aan advocaten wordt toegekend in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand en inzake de subsidie voor de kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand. »
Art. 2.Het opschrift van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Subsidie voor de kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand. »
Art. 3.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 6.§ 1. Gelijktijdig met het voorstel bedoeld in artikel 2, 3°, maken de overheden bedoeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Minister, voor het Rijk en voor iedere balie die er deel van uitmaakt, een voorstel over betreffende de verdeling van de subsidie bedoeld in artikel 508/19bis van het Gerechtelijk Wetboek.
Deze verdeling gebeurt volgens de verhouding bekomen door het rekenkundig gemiddelde te maken van de percentages van, respectievelijk, het aantal aanstellingen, het aantal behandelde zaken en het aantal punten, verminderd met de punten voor de verplaatsingsonkosten van de advocaten, gedurende het gerechtelijk jaar dat afloopt tijdens het kalenderjaar waarop de subsidie bettrekking heeft.
Binnen de perken van de bedragen die hen overeenkomstig het voorgaande lid dienen te worden overgemaakt, kunnen de overheden evenwel voorstellen de subsidie bij voorrang aan te wenden om de bijzondere financiële lasten die een balie voor de organisatie van haar bureau voor juridische bijstand ondervindt, te dekken. Dit gebeurt in overleg en met het akkoord van de balies die in de betreffende overheid vertegenwoordigd zijn, en beoogt een kwaliteitsvolle dienstverlening en een betere toegang tot justitie voor de burger te verzekeren.
De Minister geeft, na verificatie, de overheden kennis van het bedrag dat hen zal worden toegekend alsook van de verdeling onder de balies, en maakt hen dit bedrag over. § 2. Elke overheid verdeelt het bedrag bedoeld in § 1 tussen de balies die er deel van uitmaken, volgens de verdeelsleutel bedoeld in § 1, tweede of derde lid.
Onverminderd de toepassing van artikel 6bis, § 5, laatste lid, maken de overheden het bedrag bestemd voor elke balie over, binnen de maand te rekenen vanaf de dag waarop zij dit bedrag hebben ontvangen. Het bedrag wordt overgemaakt op een bijzondere rekening die elke balie daartoe onder een rubriek « kosten verbonden aan de organisatie van het bureau voor juridische bijstand » opent. »
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidende : «
Art. 6bis.§ 1. Binnen de vier maanden te rekenen vanaf de overmaking bedoeld in artikel 6, § 2, tweede lid, bezorgen de stafhouders aan de overheden bedoeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek, een lijst met de kosten verbonden aan de organisatie van het bureau voor juridische bijstand van hun balie voor het betreffende kalenderjaar, alsook alle verantwoordingsstukken.
De overheden verzamelen de lijsten en de verantwoordingsstukken. Ze bezorgen deze aan de Minister, gelijktijdig met het verantwoordingsverslag bedoeld in artikel 3. § 2. De kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand bestaan, in het bijzonder, uit de vergoedingen of bezoldigingen van de medewerkers, de aankoop van meubilair en materieel alsook de hieraan verbonden onderhouds en gebruikskosten, de kosten verbonden aan het gebruik en het onderhoud van de lokalen en de verplaatsingskosten. De verantwoordingsstukken bestaan, in het bijzonder, uit de facturen of de bewijzen van betaling voor de kosten gemaakt tijdens het betreffende kalenderjaar.
Inzake de verplaatsingskosten die noodzakelijk zijn voor de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand, is het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten van toepassing. § 3. De Minister en de overheden kunnen bij de stafhouders alle aanvullende inlichtingen en stukken opvragen ter verantwoording van de opgegeven kosten. § 4. Indien blijkt dat het door de Minister aan de overheden overgemaakte bedrag hoger is dan de kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand gedurende het betreffende kalenderjaar, maken de overheden het verschil uiterlijk drie maanden na de vraag om terugbetaling over. De gemotiveerde beslissing tot terugbetaling wordt aan de betreffende overheid bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht. § 5. Indien blijkt dat het door een overheid aan een balie overgemaakte bedrag hoger is dan de kosten verbonden aan de organisatie van haar bureau voor juridische bijstand gedurende het betreffende kalenderjaar, maakt de balie het verschil uiterlijk drie maanden na de vraag om terugbetaling over. De gemotiveerde beslissing tot terugvordering wordt aan de betreffende balie door de betrokken overheid bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht.
De terugvordering van de bedragen bij de betrefende balie kan op de navolgende subsidies worden toegerekend. »
Art. 5.In afwijking van artikel 6, § 1 van het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding die overeenkomstig de artikelen 508/19, 508/20, 508/22 en 508/23, van het Gerechtelijk Wetboek wordt verleend aan advocaten, doen de overheden bedoeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij dit besluit, voor wat betreft de werkingskosten voor het kalenderjaar 2005, uiterlijk op 15 juni 2006 een voorstel aan de Minister betreffende de verlening van de subsidie bedoeld in artikel 508/19bis van het Gerechtelijk Wetboek.
In afwijking van artikel 6bis, § 1, eerste en tweede lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij dit besluit, richten de stafhouders, voor de werkingskosten van het kalenderjaar 2005, aan de overheden bedoeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek, de lijst met onkosten die in het kalenderjaar 2005 verbonden waren aan de organisatie van het bureau voor juridische bijstand van hun balie, tegen uiterlijk 30 augustus 2006. De lijst is vergezeld van alle bewijsstukken. De overheden verzamelen de lijsten en bewijsstukken en bezorgen die uiterlijk tegen 15 september 2006 aan de Minister.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 juni 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX