gepubliceerd op 02 september 1997
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding verleend aan de advocaten ter uitvoering van de artikelen 455 en 455bis van het Gerechtelijk Wetboek
23 MEI 1997. Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding verleend aan de advocaten ter uitvoering van de artikelen 455 en 455bis van het Gerechtelijk Wetboek
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het artikel 455 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 9 april 1980 en 13 april 1995;
Gelet op het artikel 455bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij wet van 9 april 1980, gewijzigd bij de wet van 13 april 1995;
Gelet op het advies van de Algemene Raad van de Nationale Orde van Advocaten, gegeven op 11 juli 1995;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 december 1996;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 9 december 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de volgende overwegingen : Overwegende dat het aantal personen dat een beroep op het bureau van consultatie en verdediging heeft gedaan duidelijk is toegenomen, zoals blijkt uit de verantwoordings-verslagen van de jaren 1993 tot 1995;
Overwegende dat, gelet op de moeilijke sociale en economische omstandigheden waarmee een deel van de bevolking wordt geconfronteerd, het aantal personen dat een beroep doet op het bureau van consultatie en verdediging in de nabije toekomst waarschijnlijk niet zal afnemen;
Overwegende dat de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de artikelen 455 en 455bis van het Gerechtelijk Wetboek tot doel heeft het aantal advocaten dat in aanmerking komt om economisch zwakke personen te verdedigen uit te breiden en vooral de kwaliteit van de bijstand aan de minstvermogenden te verbeteren;
Overwegende dat de toegang tot het recht en het gerecht een onvoorwaardelijk, fundamenteel en grondwettelijk recht is dat in elke democratische samenleving moet worden gewaarborgd;
Overwegende dat het moeilijk is voor behoeftigen ten aanzien van de wet gelijke kansen te waarborgen zolang artikel 2 van de wet van 13 april 1995 niet wordt uitgevoerd;
Overwegende dat het om die reden onontbeerlijk en dringend noodzakelijk is de wet van 13 april 1995 in werking te laten treden om de zaken eveneens onder de advocaten die op het tableau van de Orde zijn ingeschreven te kunnen verdelen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 januari 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding bedoeld in de artikelen 455, 2, tweede lid, en 455bis, 2, 1°, eerste lid en 2°, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, worden als volgt bepaald : 1° Aan de advocaten worden door de voorzitter van het bureau van consultatie en verdediging punten verleend voor iedere aanwijzing of ambtshalve toevoeging ingevolge de artikelen 455 en 455bis van het Gerechtelijk Wetboek en waarvoor de advocaten bewijzen tijdens het afgelopen gerechtelijk jaar en of tijdens de voorgaande jaren daadwerkelijk prestaties te hebben volbracht.De voorzitter neemt daartoe als grondslag het verslag dat bij de artikelen 455, 2, eerste lid, en 455bis, 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek is voorgeschreven.
De formulieren voor het opstellen van voornoemd verslag worden ter beschikking gesteld door de Nationale Orde van Advocaten.
De punten worden verleend per prestatie volgens een lijst die de aan te rekenen punten voor welbepaalde prestaties vermeldt. Deze lijst wordt door de Minister van Justitie vastgesteld.
De voorzitter van het bureau van consultatie en verdediging mag bij behoorlijk gemotiveerde beslissing het aantal punten verminderen in geval van ontheffing of opvolging, of in geval van gegroepeerde ambtshalve toevoegingen.
Er worden geen punten toegekend ingeval de stafhouder of het bureau van consultatie en verdediging een advocaat aanwijst buiten de toepassing van de artikelen 455 en 455bis van hetzelfde Wetboek. 2° De stafhouders bezorgen aan de deken van de Nationale Orde van Advocaten voor 31 oktober van ieder jaar, op de daartoe door de Nationale Orde ter beschikking gestelde formulieren, een lijst van de advocaten die de prestaties hebben volbracht, bedoeld in 1°, eerste lid, met voor elk van hen de opgave van : a) per aanwijzing en ambtshalve toevoeging : de identiteit en de woonplaats van de bijgestane persoon; de punten toegekend wegens prestaties verricht overeenkomstig de artikelen 455 en 455bis, 2, 1°, zijnde de bijstand aan minvermogenden; de punten toegekend wegens prestaties waarvoor de advocaat gedeeltelijk betaling van ereloon heeft ontvangen, alsmede het bedrag van het ereloon zoals bedoeld in artikel 455bis, 2, 2°, derde lid, van hetzelfde Wetboek; b) de totalen van de punten en de bedragen bedoeld onder a); De stafhouders vermelden eveneens voor de gehele balie de totalen van de punten en de bedragen bedoeld onder b). 3° Aan de hand van het totale aantal punten dat door alle advocaten van het Rijk is behaald doet de Nationale Orde van Advocaten een voorstel aan de Minister van Justitie betreffende het totaal van de vergoeding dat aan genoemde advocaten zou toekomen en betreffende de waarde van 1 punt. De Minister van Justitie bepaalt de waarde van 1 punt en het totaal van de vergoeding en geeft daarvan kennis aan de Nationale Orde van Advocaten waaraan hij eveneens het bedrag van de vergoeding overmaakt.
Vervolgens berekent de Nationale Orde van Advocaten voor het ganse Rijk aan de hand van de door de advocaten behaalde punten : a) het bedrag A, dit is het bedrag van de vergoeding dat aan de advocaten zou toekomen wegens de bijstand aan minvermogenden;b) het bedrag B, dit is het bedrag van de vergoeding dat aan de advocaten zou toekomen wegens de bijstand aan de vermogenden die gedeeltelijk een ereloon hebben betaald zoals bedoeld in artikel 455bis, 2, 2°, derde lid van hetzelfde Wetboek, dit in de veronderstelling dat deze vergoeding niet zou moeten worden verminderd met het bedrag van de gedeeltelijke betaling van het ereloon. Het bedrag B wordt verminderd met het bedrag van de gedeeltelijke betaling van het ereloon zoals bedoeld in artikel 455bis, 2, 2°, derde lid, van hetzelfde Wetboek. Het resultaat wordt uitgedrukt met vermelding van het symbool B', dit is het bedrag van de vergoeding die wordt uitgekeerd voor de bijstand aan vermogenden die een gedeeltelijke betaling van het ereloon hebben verricht zoals hiervoren bedoeld.
Het bedrag van de gedeeltelijke betaling van het ereloon zoals bedoeld in artikel 455bis, 2, 2°, derde lid, van hetzelfde Wetboek, wordt toegevoegd aan het bedrag A. Het resultaat wordt uitgedrukt met vermelding van het symbool A', dit is het verhoogd bedrag van de vergoeding voor de bijstand aan minvermogenden.
Het bedrag A' wordt gedeeld door het aantal punten behaald voor de bijstand aan minvermogenden. Het resultaat is de waarde van 1 punt voor de bijstand in dit soort zaken; het wordt uitgedrukt met vermelding van het symbool a'.
Het bedrag B' wordt gedeeld door het aantal punten behaald in de zaken waarin een gedeeltelijk ereloon is betaald zoals bedoeld in artikel 455bis, 2, derde lid, van hetzelfde Wetboek. Het resultaat is de waarde van 1 punt voor de bijstand in dit soort zaken; het wordt uitgedrukt met vermelding van het symbool b'. 4° De deken van de Nationale Orde van Advocaten doet aan elke stafhouder mededeling van : a) voor de gehele balie het bedrag waarop de advocaten recht hebben voor de bijstand aan minvermogenden;b) per advocaat, de vergoeding bedoeld onder a), zijnde het door hem in dit soort zaken behaalde aantal punten vermenigvuldigd met de waarde a';c) voor de gehele balie het bedrag waarop de advocaten recht hebben voor de bijstand aan vermogenden die een gedeeltelijke betaling hebben verricht zoals bedoeld in artikel 455bis, 2, 2°, derde lid, van hetzelfde Wetboek;d) per advocaat, de vergoeding bedoeld onder c), zijnde het door hem in dit soort zaken behaalde aantal punten vermenigvuldigd met de waarde b'. Tegelijk maakt de deken de bedragen bedoeld onder a) en c) over op een bijzondere rekening die daartoe door elke balie onder de rubriek "vergoeding advocaten" is geopend. 5° Deze bedragen worden door elke balie onder de advocaten verdeeld zoals ze door deken van de Nationale Orde van Advocaten overeenkomstig het 4° zijn medegedeeld.6° Iedere aanwijzing of ambtshalve toevoeging wordt slechts eenmaal vergoed, hetzij bij het einde van de prestatie, hetzij wanneer het bureau van consultatie en verdediging de advocaat van de aanwijzing of ambtshalve toevoeging ontheft.
Art. 2.Binnen 6 maanden nadat de Nationale Orde van Advocaten de vergoeding van de Minister van Justitie heeft ontvangen, zoals voorgeschreven bij artikel 1, stuurt zij hem een verantwoordingsverslag toe.
Dit verslag omvat : 1° de vermelding van het totaal van de uitgekeerde vergoeding en het bedrag daarvan uitgesplitst naar de bedragen die zijn uitgekeerd enerzijds voor de bijstand aan minvermogenden en anderzijds voor de bijstand aan de personen die in geval van ambtshalve toevoeging een gedeeltelijke betaling van ereloon hebben verricht zoals bedoeld in artikel 455bis, 2, 2°, derde lid, van hetzelfde Wetboek;2° op dezelfde wijze als in het 1°, de vermelding van de bedragen die aan elke balie zijn gestort;3° per balie en op dezelfde wijze als in het 1°, de vermelding van de bedragen die aan elke bij naam genoemde advocaat zijn gestort;4° per balie het totaal van de bedragen die als gedeeltelijke betaling van ereloon zijn betaald zoals bedoeld in artikel 455bis, 2, 2°, derde lid, van hetzelfde Wetboek;5° per bijgestane persoon, het bedrag dat ten behoeve van hem is uitgekeerd en, in voorkomend geval, het bedrag dat hij als gedeeltelijke betaling van ereloon heeft betaald zoals bedoeld in artikel 455bis, 2, 2°, derde lid, van hetzelfde Wetboek.
Art. 3.De administratie van de BTW, registratie en domeinen is belast met de invordering van de vergoeding lastens de door de advocaat bijgestane persoon, in de bij de artikelen 455 en 455bis van hetzelfde Wetboek omschreven gevallen. De invordering geschiedt overeenkomstig artikel 695, eerste lid, van hetzelfde Wetboek.
Art. 4.De prestaties van de advocaten-stagiairs waarover overeenkomstig de artikelen 455, 2, eerste lid en 455bis, 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek tijdens het gerechtelijk jaar 1991-1992 verslag is gedaan, worden vergoed volgens de procedure die is ingesteld bij het koninklijk besluit van 10 maart 1988 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding verleend aan de advocaten-stagiairs ter uitvoering van de artikelen 455 en 455bis van hetzelfde Wetboek.
Art. 5.Het koninklijk besluit van 10 maart 1988 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning, het tarief en de wijze van uitbetaling van de vergoeding verleend aan de advocaten-stagiairs ter uitvoering van de artikelen 455 en 455bis van het Gerechtelijk Wetboek, wordt opgeheven.
Art. 6.Met betrekking tot de prestaties verricht door de advocaten-stagiairs heeft dit besluit uitwerking met ingang van 1 september 1992.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1997.
Art. 8.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 mei 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK