gepubliceerd op 22 juni 2002
Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijzondere wijze waarop personeelsleden van het Ministerie van Middenstand en Landbouw overgaan naar de voorlopige cellen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of van de nieuwe federale overheidsdiensten
19 JUNI 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijzondere wijze waarop personeelsleden van het Ministerie van Middenstand en Landbouw overgaan naar de voorlopige cellen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of van de nieuwe federale overheidsdiensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, lid 2 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001;
Gelet op de programmawet voor het begrotingsjaar 2001 van 19 juli 2001, inzonderheid artikel 52;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 juli 2001 houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 2001 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 13 maart 2002;
Gelet op het protocol nr. 420 van 3 juni 2002 van het Comité voor de federale, gemeenschaps- en gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat de toepassing van dit besluit moet worden gecoördineerd met de toepassing van het koninklijk besluit van 26 mei 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 juli 1989 tot vaststelling van de wijze waarop de personeelsleden van de federale ministeries overgaan naar de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en naar het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; dit besluit moet, rekening houdend met de bepalingen van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001, en van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001, uiterlijk op 15 juni 2002 in werking treden;
Overwegende dat een harmonieuze overgang van het personeel en de continuïteit van de diensten deze coördinatie rechtvaardigt;
Overwegende, dat het ten goede komt aan de personeelsleden van het Ministerie van Middenstand en Landbouw waarvan de diensten niet integraal of quasi integraal overgedragen zijn naar de Regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten, of naar de voorlopige cel van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, of naar de voorlopige cellen van de nieuwe federale overheidsdiensten, dat zij zich met kennis van zaken en op hetzelfde ogenblik kandidaat kunnen stellen voor betrekkingen bestemd voor de diensten van de Gemeenschappen of de Gewesten of naar de voorlopige cel van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of naar de voorlopige cellen van de nieuwe federale overheidsdiensten;
Gelet op het advies nr. 33.586/3 van de Raad van State, gegeven op 10 juni 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister belast met Landbouw en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit, moet worden verstaan onder personeelsleden : de Rijksambtenaren, de stagiairs, de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden en de contractuele personeelsleden in dienst genomen in toepassing van artikel 32 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid. § 2. Voor de toepassing van § 1 : 1° worden de stagiairs geacht de graad te bekleden waarvoor zij zich hebben aangemeld;de stagiairs van niveau 1 worden daarenboven beschouwd als personeelsleden van het Ministerie waaraan zij daadwerkelijk zijn verbonden; 2° wordt het personeelslid dat bij arbeidsovereenkomst in dienst is genomen, geacht de graad te bekleden die overeenstemt met de betrekking waarvoor het personeelslid werd aangeworven, of, indien de overeenkomst zich niet uitspreekt over deze betrekking, de graad waaraan de weddenschaal verbonden is, waarin zijn bezoldiging wordt vastgesteld.
Art. 2.§ 1. Bij overdracht van een dienst van het Ministerie van Middenstand en Landbouw naar een voorlopige cel van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of van de nieuwe federale overheidsdiensten, geschiedt de overdracht van de personeelsleden hetzij van ambtswege, hetzij op verzoek van de betrokken personeelsleden. § 2. a) De diensten waarvan de personeelsleden van ambtswege naar een voorlopige cel van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of de federale overheidsdiensten worden overgedragen, worden vermeld in bijlage I en II bij dit besluit. b) Een regionale cel en voorlopige cellen voor het Federaal Agentschap of voor de nieuwe federale overheidsdiensten worden opgericht voor de diensten, opgenomen in bijlage II. De personeelsleden van deze diensten worden van het behoud van deze cellen op de hoogte gebracht door middel van een dienstorder met het verzoek binnen de dertig dagen schriftelijk te laten weten of zij wensen overgedragen te worden aan de regionale cel met het oog op hun overplaatsing naar het Vlaamse of het Waalse Gewest, of naar de voorlopige cellen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of van de nieuwe federale overheidsdiensten op één van de betrekkingen die in de dienstorder vermeld worden. Zij richten hun aanvraag rechtstreeks aan de Secretaris-generaal, die de ontvangst ervan bericht; een afschrift wordt via hiërarchische weg aan dezelfde chef toegestuurd.
De aanvragers die de vereiste kwalificatie bezitten, worden per graad en per taalrol of taalregime gerangschikt in de volgende groepen en aangewezen voor een met hun graad overeenstemmende betrekking : 1° de Rijksambtenaren;2° de stagiairs;3° de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden volgens de categorieën bepaald in artikel 4 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake het openbare ambt, en die voorzien in artikel 33 van de wet van 22 maart 1999 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken;4° de ambtenaren tewerkgesteld in het kader van een startbaanovereenkomst beoogd in artikel 32 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid. In elk van de in het vorig lid genoemde groepen worden de personeelsleden gerangschikt als volgt : 1° het personeelslid met de grootste graadanciënniteit;2° bij gelijke graadanciënniteit, het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste in leeftijd.Wanneer de dienstorder, bedoeld in het eerste lid, het aantal betrekkingen slechts, hetzij per niveau, hetzij per groep van graden van eenzelfde niveau vaststelt, worden de personeelsleden vooraf als volgt gerangschikt : het personeelslid dat het hoogst in graad is. Bij gelijke graad worden de personeelsleden gerangschikt in de volgorde zoals aangeduid in dit lid.
Het criterium van de graadanciënniteit wordt niet toegepast voor het personeelslid dat niet de hoedanigheid van Rijksambtenaar heeft.
De dienstanciënniteit van het personeelslid dat niet de hoedanigheid van Rijksambtenaar heeft, omvat de tijd gedurende welke hij in enige hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking deel heeft uitgemaakt van een ministerie als titularis van een ambt met volledige prestaties.
Indien er, nadat aan de aanvragen bedoeld in lid 1 is voldaan, nog betrekkingen te begeven zijn, wijst de Minister van ambtswege de personeelsleden van de dienst daarin aan volgens de omgekeerde volgorde van de leden 3 tot 6. c) De overdracht van de personeelsleden van de andere diensten, bedoeld in bijlage III, wordt ter kennis gebracht van de personeelsleden van het Ministerie van Middenstand en Landbouw die geen deel uitmaken van de diensten bedoeld in de punten a en b van deze paragraaf, via een dienstorder, waarin zij worden verzocht schriftelijk en binnen de dertig dagen te laten weten of zij wensen te worden overgedragen aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of aan de diensten van de Federale Overheidsdiensten, op één van de betrekkingen vermeld in de dienstorder. De aanvragen worden ingediend en gerangschikt volgens de procedure beschreven in het derde lid tot zesde lid van punt b . Voor de rangschikking vermeld in het derde lid van punt b , zal de overheid de volgende orde vaststellen voor de personeelsleden met dezelfde hoedanigheid : 1° de personeelsleden van de betrokken dienst;2° de personeelsleden van een andere dienst dan de betrokken dienst;3° de personeelsleden van een ander bestuur. Indien er, nadat aan de aanvragen bedoeld in lid 1 is voldaan, nog betrekkingen te begeven zijn, worden de personeelsleden belast met de zaken die met deze betrekkingen overeenstemmen, van ambtswege daarop aangewezen in de omgekeerde volgorde van leden 3 tot 6 van punt b.
Art. 3.De personeelsleden worden overgedragen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit genomen op gezamenlijk voordracht van de eerste Minister en van de Minister bevoegd voor het Ministerie van Middenstand en Landbouw, na advies van de ministers onder de autoriteit waarvan de belanghebbende Federale Overheidsdiensten zijn opgericht of van de minister die het toezicht van het Federale Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen uitoefent.
De personeelsleden worden overgedragen volgens hun taalrol of taalregime.
Art. 4.Voor de rest zijn de maatregelen voorzien in het koninklijk besluit van 19 juli 2001 houdende verschillende bepalingen betreffende de oprichting van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten van toepassing voor de door dit besluit overgedragen personen.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6.Onze Eerste Minister en Onze Minister belast met Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juni 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister, toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, en belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK
BIJLAGEN Bijlage I. - A. Integraal overgedragen diensten naar het Federale Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I. - B. Integraal overgedragen diensten naar de Federale overheidsdienst Economie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I. - C. Integraal overgedragen diensten naar de Federale overheidsdienst Volksgezondheid Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I. - D. Integraal overgedragen diensten naar de Federale overheidsdienst Sociale zekerheid Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage II. - A. Quasi-integraal overgedragen diensten naar de Federale overheidsdiensten of naar het Federale Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage II. - B. Quasi-integraal overgedragen diensten naar de Federale overheidsdienst Buitenlandse zaken en naar de Federale overheidsdienst Economie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage III. - A. Gedeeltelijk overgedragen diensten naar de Federale overheidsdiensten of naar het Federale Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage III. - B. Gedeeltelijk overgedragen diensten naar de Federale overheidsdienst Buitenlandse zaken Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage III. - C. Gedeeltelijk overgedragen diensten naar de Federale overheidsdienst Economie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage III. - D. Gedeeltelijk overgedragen diensten naar het Federale Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage III. - E. Gedeeltelijk overgedragen diensten naar de Federale overheidsdiensten Volksgezondheid Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 19 juni 2002 tot vaststelling van de bijzondere wijze waarop personeelsleden van het Ministerie van Middenstand en Landbouw overgaan naar de voorlopige cellen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of van de nieuwe federale overheidsdiensten.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister, toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, en belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK