gepubliceerd op 05 oktober 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van bepaalde oudere ontslagen werknemers in geval van nachtprestaties
19 JULI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van bepaalde oudere ontslagen werknemers in geval van nachtprestaties (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van bepaalde oudere ontslagen werknemers in geval van nachtprestaties, met uitzondering van de bepalingen in strijd met artikel 4, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2003 Toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van bepaalde oudere ontslagen werknemers in geval van nachtprestaties (Overeenkomst geregistreerd op 14 oktober 2003 onder het nummer 68032/CO/120.01) Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2003 voor de werklieden (werksters) van de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, gesloten voor de jaren 2003 en 2004;
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid (Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958);
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad (koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975);
Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992); wordt overeengekomen tussen : A.C.V. Textura;
A.B.V.V. Textiel, Kleding en Diamant; enerzijds, en De Textielfederatie FEBELTEX anderzijds, wat volgt : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied van de overeenkomst
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textielondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers (PSC 120.01) en op de werklieden (werksters) die zij tewerkstellen. HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de toekenning van een aanvullende bijdrage ten gunste van bepaalde oudere werknemers in geval van ontslag en die, volgens de regels opgesteld door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, kunnen bewijzen dat zij op het moment van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst minimum 20 jaar tewerkgesteld geweest zijn in een arbeidsstelsel bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990 (Belgisch Staatsblad van 13 juni 1990). Bovendien moeten deze werknemers bij de beëindiging van hun contract een beroepsverleden van 33 jaar als loontrekkende kunnen aantonen, in de zin van artikel 114, § 4, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werkloosheidsreglementering (Belgisch Staatsblad van 31 december 1991) en van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999) en de uitvoeringsbesluiten.
Art. 3.Overeenkomstig voormelde wet en uitvoeringsbesluiten is deze regeling van aanvullende vergoeding van toepassing op de werklieden die ontslagen zijn in de periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2004 en die 56 jaar of ouder zijn.
Art. 4.In uitvoering van de bepalingen van artikel 5 van de statuten, vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1981, gesloten in het vroegere Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, tot oprichting van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers" en tot vaststelling van de statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit, wordt aan de werklieden bedoeld in artikelen 2 en 3 een aanvullende vergoeding toegekend ten laste van het fonds, waarvan het bedrag, de wijze van toekenning en van uitkering hierna zijn vastgesteld.
Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 (Belgisch Staatsblad van 30 december 1989), door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991), door voornoemde wet betreffende het Belgisch actieplan voor werkgelegenheid en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds. HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden van de aanvullende vergoeding
Art. 5.De aanvullende vergoeding bedoeld in artikel 2 betreft het toekennen van voordelen die gelijk zijn aan deze bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974 (koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975) aan alle werknemers bedoeld in de artikelen 2 en 3, die de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dit wil zeggen ofwel op het ogenblik dat de werknemers hun prestaties beëindigen na afloop van de opzeggingstermijn, ofwel, bij ontstentenis van een opzeggingstermijn of als er vroegtijdig een einde gemaakt wordt aan de betekende opzeggingstermijn op het ogenblik dat de werknemers de onderneming verlaten.
Art. 6.Ongeacht de anciënniteitsvoorwaarden vastgesteld door voornoemd artikel 2 moeten de werklieden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, voldoen aan één van de volgende anciënniteitsvoorwaarden : - ofwel 15 jaar loondienst in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding; - ofwel 5 jaar loondienst in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren waarvan minstens 1 jaar in de laatste twee jaren.
Wat de gelijkgestelde arbeidsdagen betreft, moet tevens verwezen worden naar artikel 2, § 3, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992).
Art. 7.De in artikel 5 bedoelde werklieden hebben, voorzover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen genieten, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioengerechtigd zijn en onder de voorwaarden zoals door deze pensioenreglementering vastgesteld.
De regeling geldt eveneens voor de werklieden die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regeling wensen te genieten, voor zover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsvergoeding ontvangen. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de aanvullende vergoeding
Art. 8.Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het nettoreferteloon en de werkloosheidsuitkering.
Art. 9.Het nettoreferteloon is gelijk aan het brutomaandloon begrensd tot 940,14 EUR en verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage en de fiscale inhouding.
De grens van 940,14 EUR is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52 EUR (1971 = 100) en bedraagt 2.900,10 EUR op 1 januari 2003. Zij is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel van koppeling aan het indexcijfer der consumptieprijzen van augustus 1971 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971). Deze grens wordt daarenboven op 1 januari van elk jaar herzien, rekening houdend met de evolutie van de conventionele lonen, overeenkomstig de beslissing van de Nationale Arbeidsraad.
Het nettoreferteloon wordt naar de hogere euro afgerond.
Art. 10.1. Het brutoloon omvat de contractuele premies die rechtstreeks gebonden zijn aan de door de werklieden verrichte prestaties waarop inhoudingen voor sociale zekerheid worden gedaan en waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt.
Het omvat ook de voordelen in natura die aan inhoudingen voor sociale zekerheid onderworpen zijn.
Daarentegen worden de premies of vergoedingen, die als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen. 2. Voor de per maand betaalde werklieden wordt als brutoloon beschouwd het loon dat zij gedurende de in punt 6.bepaalde refertemaand hebben verdiend. 3. Voor de werklieden die niet per maand worden betaald, wordt het brutoloon berekend op grond van het normale uurloon. Het normale uurloon wordt bekomen door het loon voor de normale prestaties van de refertemaand te delen door het aantal tijdens die periode gewerkte normale uren. Het aldus bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren, bepaald bij de wekelijkse arbeidstijdregeling van de werknemer; dat product, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12, stemt overeen met het maandloon. 4. Het brutoloon van de werklieden die gedurende de ganse refertemaand niet hebben gewerkt, wordt berekend alsof zij aanwezig waren geweest op alle arbeidsdagen die in de beschouwde maand vallen. Indien de werklieden, krachtens de bepalingen van hun arbeidsovereenkomst, slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moeten werken en zij al die tijd niet hebben gewerkt, wordt hun brutoloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen, dat in de arbeidsovereenkomst is vastgesteld. 5. Het door de werklieden verdiende brutoloon, ongeacht of het per maand of anders wordt betaald, wordt vermeerderd met één twaalfde van het totaal van de contractuele premies en van de veranderlijke bezoldiging waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt en door die werklieden in de loop van de twaalf maanden die aan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ontvangen.6. Naar aanleiding van het bij artikel 15 voorzien overleg, zal in gemeen akkoord worden beslist met welke refertemaand rekening moet worden gehouden. Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand, die de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen. HOOFDSTUK V. - Aanpassing van het bedrag van de aanvullende vergoeding
Art. 11.Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoedingen wordt gebonden aan de schommeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten die van toepassing zijn inzake werkloosheidsuitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971.
Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op 1 januari herzien in functie van de ontwikkeling van de regelingslonen overeenkomstig hetgeen dienaangaande wordt beslist in de Nationale Arbeidsraad.
Voor de werklieden die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing. HOOFDSTUK VI. - Tijdstip van betaling van de aanvullende vergoeding
Art. 12.De betaling van de aanvullende vergoeding gebeurt maandelijks. HOOFDSTUK VII. - Cumulatie van de aanvullende vergoeding met andere voordelen
Art. 13.De aanvullende vergoeding mag niet worden gecumuleerd met andere wegens afdanking verleende speciale vergoedingen of toeslagen, die worden toegekend krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen.
De werklieden, die onder de in artikel 5 voorziene voorwaarden ontslagen worden zullen dus eerst de uit die bepalingen voortvloeiende rechten moeten uitputten, alvorens aanspraak te kunnen maken op de in artikel 2 voorziene aanvullende vergoeding. HOOFDSTUK VIII. - Overlegprocedure
Art. 14.Vooraleer een of meerdere werklieden bedoeld in artikel 5 te ontslaan, pleegt de werkgever overleg met de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, met de vakbondsafvaardiging. Onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 (koninklijk besluit van 12 september 1972, Belgisch Staatsblad van 25 november 1972), inzonderheid van artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in gemeen overleg te beslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijnde ontslagcriteria, werklieden die aan het in artikel 3 bepaalde leeftijdscriterium voldoen, bij voorrang kunnen worden ontslagen en derhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.
Bij ontstentenis van een ondernemingsraad of van syndicale afvaardiging, heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties of, bij ontstentenis, met de werklieden van de onderneming.
Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgever daarenboven de betrokken werklieden bij aangetekende brief uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Dit onderhoud heeft tot doel aan de werklieden de gelegenheid te geven hun bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomen ontslag kenbaar te maken. Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 1972 van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging, inzonderheid op artikel 7, kunnen de werklieden zich bij dit onderhoud laten bijstaan door de vakbondsafgevaardigde. De opzegging kan ten vroegste geschieden de tweede werkdag na de dag waarop dit onderhoud plaats had of waarop dit onderhoud voorzien was.
De ontslagen werklieden hebben de mogelijkheid de aanvullende regeling te aanvaarden of deze te weigeren en derhalve deel uit te maken van de arbeidsreserve. HOOFDSTUK IX. - Betaling van de aanvullende vergoeding
Art. 15.De betaling van de aanvullende vergoeding valt ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers".
Te dien einde zijn de werkgevers en werklieden verplicht gebruik te maken van het gepast formulier dat kan bekomen worden op de zetel van het fonds, rue de Bruxelles 41, te 4800 Verviers.
De administratieve richtlijnen van de raad van beheer van het fonds moeten nageleefd worden. HOOFDSTUK X. - Eindbepalingen
Art. 16.De administratieve formaliteiten voor de uitvoering van deze overeenkomst worden door de beheerraad van het in artikel 4 bedoelde fonds vastgesteld.
Art. 17.De algemene interpretatiemoeilijkheden van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door de beheerraad voor het "Fonds voor bestaanszekerheid van de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers" beslecht in de geest van en verwijzend naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad.
Art. 18.Deze overeenkomst is van toepassing voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004. Zij wordt gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de wetten en besluiten een dergelijk pensioenstelsel mogelijk maken.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN