gepubliceerd op 31 juli 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel en tot invoering van verscheidene bepalingen voor de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus
19 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel en tot invoering van verscheidene bepalingen voor de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 119 en 121;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel, inzonderheid op het artikel 3, § 2, 4, ingevoegd door het koninklijk besluit van 23 april 1999, en het artikel 6, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 april 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op artikel XI.III.4;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 en 24 januari 2001;
Gelet op het Protocol nr. 37 van 2 februari 2001 van het onderhandelingscomité van de politiediensten;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 november 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende onder meer dat de personeelsleden van de gemeentepolitie die begin 2001 bij de federale politie voor een directieambt met mandaat aangewezen werden, hun hoedanigheid van personeelslid van de gemeentepolitie aldus verloren;
Dat dientengevolge het statuut van de gemeente van afkomst, op hen niet meer van toepassing was, terwijl de rechtspositieregeling van het personeel van de politiediensten ingevoerd op 1 april 2001 ook niet op hen van toepassing was;
Dat gelet op dit juridische vacuum heden dus van belang is dat de overheid binnen de kortste termijnen een nieuwe reglementaire basis geeft aan de betaling van de bezoldiging van deze personeelsleden voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 maart 2001;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijzigingen
Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel wordt vervangen als volgt : « koninklijk besluit betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel alsmede voor de personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de korpsen van de lokale politie. »
Art. 2.Het artikel 3, § 2, 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 23 april 1999, wordt vervangen door de volgende tekst : « 4. De personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de politiediensten zoals bedoeld in artikel 116 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, met vaste dienst belast in het buitenland voor verbindingsopdrachten met buitenlandse of supranationale politiediensten. »
Art. 3.In artikel 6 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 23 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 3.wordt vervangen als volgt : « 3. met uitzondering van artikel 5 voor de leden van de korpsen van de lokale politie, voor dewelke de betalingen volgens dezelfde regels blijven geschieden als deze die op het personeel van de lokale en provinciale besturen van toepassing zijn, aan de personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de politiediensten zoals bedoeld in artikel 116 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus; » 2° 4.wordt opgeheven. HOOFDSTUK II. - Bijzondere overgangsbepaling
Art. 4.Ten persoonlijke titel en tot de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 houdende de rechtspositieregeling van de politiediensten, blijven de personeelsleden van de federale politie die tot 31 december 2000 het statuut van leden van een operationeel korps van de gemeentepolitie hadden, de wedde, premies, vergoedingen en toelagen, alsook alle andere bezoldigingselementen genieten tegen de bedragen en volgens de regels en voorwaarden van toekenning die bepaald waren in het statuut van de gemeenten waar ze vóór hun aanwijzing bij de federale politie tewerkgesteld waren. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2001, met uitzondering van artikel 4 dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2001.
Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Sociale Economie en Maatschappelijke Integratie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van Openbaar Bestuur, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN