23 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 april 1919 tot instelling van gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, inzonderheid op artikel 1, § 1, vervangen bij de wet van 18 juli 1991;

Gelet op de wet van 19 december 1980 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel, inzonderheid op artikel 3, § 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 januari 1974 en op artikel 6;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën die bij de Minister van Justitie en bij de rijkswacht geaccrediteerd is, gegeven op 25 april 1997;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 21 oktober 1998;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 21 oktober 1998;

Gelet op het advies van de Raad van Overleg van de gerechtelijke politie, gegeven op 8 oktober 1997;

Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van de gerechtelijke politie, gegeven op 25 augustus 1997;

Gelet op het protocol nr. 181 van 15 september 1998 van het Sectorcomité III - Justitie;

Gelet op het protocol nr. 58 van 21 september 1998 van het onderhandelingscomité van het rijkswachtpersoneel;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 3, § 2, eerste lid van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 januari 1974, wordt aangevuld als volgt : « 4. De officieren van de rijkswacht en van de gerechtelijke politie gestuurd als verbindingsofficieren naar buitenlandse politiediensten, hun adjuncten en het ondergeschikt personeel dat hen bijstaat. ».

Art. 2.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 6.Dit besluit is van toepassing : 1° op het personeel der ministeries;2° op de officieren en beroepsmilitairen van lagere rang en op de militaire werklieden van de krijgsmacht met uitzondering van de reserveofficieren die wederopgeroepen worden om normale prestaties van vredestijd te verrichten;3° op de personeelsleden van de rijkswacht;4° op de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten.».

Art. 3.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Art. 4.Onze Minister van Ambtenarenzaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, T. VAN PARYS