gepubliceerd op 01 februari 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven
19 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Volgens artikel 28, lid 6, van de Zesde BTW-richtlijn mag tot 31 december 2005 bij wijze van experiment een verlaagd BTW-tarief worden toegepast op arbeidsintensieve diensten.
Op 23 juli 2003 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn goedgekeurd waarmee wordt gestreefd naar een volledige herziening van de verlaagde BTW-tarieven (1) met het oog op de vereenvoudiging en rationalisering daarvan.
Aangezien de Raad nog niet in staat was tot een unaniem besluit te komen om dit voorstel voor een richtlijn aan te nemen, werd teneinde rechtsonzekerheid vanaf 1 januari 2006 te voorkomen, op 6 december 2005 door de Ecofin Raad een informeel politiek akkoord bereikt, waarbij de lidstaten de mogelijkheid krijgen de regeling van de arbeidsintensieve diensten voor onbepaalde tijd te verlengen. Deze verlenging geeft de lidstaten die momenteel een verlaagd BTW-tarief toepassen op arbeidsintensieve diensten, de gelegenheid dit tarief onder dezelfde voorwaarden te handhaven, zonder de reikwijdte van het experiment te wijzigen of te verruimen.
Onderhavig ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven houdt rekening met bovenbedoeld akkoord.
De artikelen 1 en 2 van dit ontwerp verlengen de periode voor onbepaalde tijd waarin de regeling met betrekking tot de arbeidsintensieve diensten kan worden toegepast.
De budgettaire impact van de verlenging van de regeling met betrekking tot de arbeidsintensieve diensten kan geschat worden op 11, 4 miljoen EUR per jaar.
Genomen in uitvoering van artikel 37, § 1, van het Wetboek van de BTW, heeft bijgevoegd besluit het overleg in de Ministerraad van 9 december 2005 vereist.
Het advies van de Raad van State van 10 januari 2006, werd gegeven binnen de termijn bepaald door artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op dit Hoog Rechtscollege. Er werd met dit advies rekening gehouden.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota's (1) COM(2003) 397 def.van 23.07.2003
19 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 37, vervangen bij de wet van 28 december 1992;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, inzonderheid op artikel 1bis, opgeheven bij het koninklijk besluit van 30 december 1999, hersteld bij het koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 december 2002 en 14 januari 2004 op artikel 1ter, vervangen door het koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 december 2002 en 14 januari 2004;
Overwegende dat de richtlijn 1999/85/EG van de Raad van 22 oktober 1999 tot wijziging van de richtlijn 77/388/EEG de mogelijkheid biedt om bij wijze van experiment tot 31 december 2002 een verlaagd BTW-tarief toe te passen op arbeidsintensieve diensten, die het voorwerp uitmaken van ten hoogste twee van de vijf categorieën opgesomd in bijlage K van deze richtlijn. In uitzonderlijke gevallen, wordt een lidstaat toegestaan de verlaagde tarieven toe te passen op diensten in drie van die categorieën;
Overwegende dat de beschikking 2000/185/EG van de Raad van 28 februari 2000 België machtigt een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten nl. op de renovatie en herstelling van particuliere woningen die ten minste vijf jaar in gebruik genomen zijn, met uitzondering van materialen die een beduidend deel vertegenwoordigen van de waarde van de verstrekte diensten, als ook op de herstelling van fietsen, schoeisel, lederwaren, kleding en huishoudlinnen;
Overwegende dat de richtlijn 2002/93/EG van de Raad van 3 december 2002 tot wijziging van de richtlijn 77/388/EEG de termijn verlengt tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op arbeidsintensieve diensten;
Overwegende dat de beschikking 2002/954/EG van de Raad van 3 december 2002 tot verlenging van de geldigheidsduur van beschikking 2000/185/EG de lidstaten overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van richtlijn 77/388/EEG machtigt een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten;
Overwegende dat de richtlijn 2004/15/EG van de Raad van 10 februari 2004 tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG de termijn verlengt tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten;
Overwegende dat de beschikking 2004/161/EG van de Raad van 10 februari 2004 tot verlenging van de geldigheidsduur van beschikking 2000/185/EG de lidstaten overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van richtlijn 77/388/EEG machtigt een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten;
Overwegende dat de rectificatie van beschikking 2004/161/EG van de Raad van 10 februari 2004 tot verlenging van de geldigheidsduur van beschikking 2000/185/EG de lidstaten overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van richtlijn 77/388/EEG machtigt een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten;
Overwegende dat er een informeel politiek akkoord is bereikt op de Ecofin Raad van 6 december 2005 teneinde de bepalingen van de bijlage K met betrekking tot de arbeidsintensieve diensten voor onbepaalde tijd te kunnen blijven toepassen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 december 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 9 december 2005;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat met het oog op een grotere juridische zekerheid, de nationale wetgeving dient te worden aangepast zonder de richtlijn ad hoc af te wachten en deze bepalingen op 1 januari 2006 dienen van kracht te zijn;
Gelet op het advies 39.691/2 van de Raad van State, gegeven op 10 januari 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1bis, van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, opgeheven bij het koninklijk besluit van 30 december 1999, hersteld bij het koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 19 december 2002 en 14 januari 2004, vervallen de woorden « tot en met 31 december 2005 ».
Art. 2.In artikel 1ter van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 19 december 2002 en 14 januari 2004, vervallen de woorden « tot en met 31 december 2005 ».
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006.
Art. 4.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel op 19 januari 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969. Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1ste editie.
Koninklijk besluit van 20 juli 1970, Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970.
Koninklijk besluit van 30 december 1999, Belgisch Staatsblad van 31 december 1999, ed. 3.
Koninklijk besluit van 18 januari 2000, Belgisch Staatsblad van 29 januari 2000.
Koninklijk besluit van 19 december 2002, Belgisch Staatsblad van 28 december 2002, ed. 2.
Koninklijk besluit van 14 januari 2004, Belgisch Staatsblad van 19 januari 2004, ed. 2.
Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.
Wet van 2 april 2003, Belgisch Staatsblad van 14 mei 2003, ed. 2.