gepubliceerd op 19 januari 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven
14 JANUARI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Volgens artikel 28, lid 6, van de Zesde BTW-richtlijn mag tot 31 december 2003 bij wijze van experiment een verlaagd BTW-tarief worden toegepast op arbeidsintensieve diensten. In dit artikel is verder bepaald dat de lidstaten die een dergelijk verlaagd tarief toepassen, vóór 1 oktober 2002 een evaluatierapport dienen op te stellen waarin zij verslag doen van hun bevindingen wat de schepping van werkgelegenheid en de efficiëntie betreft.
Op basis van de evaluatierapporten die zijn opgesteld door de lid-Staten die een verlaagd tarief toepassen, heeft de Commissie het Europees Parlement en de Raad een globaal evaluatierapport van het experiment voorgelegd (1).
Op 23 juli 2003 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn goedgekeurd waarmee wordt gestreefd naar een volledige herziening van de verlaagde BTW-tarieven (2) met het oog op de vereenvoudiging en rationalisering daarvan. Dit voorstel houdt rekening met de conclusies van het evaluatierapport en past in het kader van de mededeling van de Commissie over de strategie ter verbetering van de werking van het BTW-stelsel in het kader van de interne markt (3).
Aangezien de Raad nog niet in staat was tot een unaniem besluit te komen om dit voorstel voor een richtlijn aan te nemen, verdient het aanbeveling, teneinde rechtsonzekerheid vanaf 1 januari 2004 te voorkomen en de Raad de tijd te geven die nodig is om te beslissen over het globale voorstel betreffende de verlaagde BTW-tarieven, dat zowel artikel 28, lid 6, eerste alinea, van Richtlijn 77/388/EG als artikel 1, eerste alinea, van Beschikking 2000/185/EG worden gewijzigd, in die zin dat de geldigheidsduur van de machtiging met twee jaar wordt verlengd uiterlijk tot en met 31 december 2005. Deze verlenging geeft de negen lidstaten die momenteel een verlaagd BTW-tarief toepassen op arbeidsintensieve diensten, de gelegenheid dit tarief twee jaar langer onder dezelfde voorwaarden te handhaven, zonder de reikwijdte van het experiment te wijzigen of te verruimen.
De Commissie heeft dan ook op 16 december 2003 een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG ter verlenging van de termijn tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten en een voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlenging van de geldigheidsduur van beschikking 2000/185/EG waarbij de lidstaten worden gemachtigd om overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van richtlijn 77/388/EEG een verlaagd BTW-tarief op bepaalde arbeidsintensieve diensten toe te passen (COM(2003) 825 definitief) ingediend (4);
Het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven anticipeert derhalve op deze bepalingen van de gemeenschap.
De artikelen 1 en 2 van dit besluit verlengen de periode met twee jaar tot uiterlijk 31 december 2005 waarin de regeling met betrekking tot de arbeidsintensieve diensten kan worden toegepast.
De budgettaire impact van de verlenging van de regeling met betrekking tot de arbeidsintensieve diensten kan geschat worden op 13,5 MIO euro per jaar.
Genomen in uitvoering van artikel 37, § 1, van het Wetboek van de BTW, heeft bijgevoegd besluit het overleg in de Ministerraad van 19 december 2003 vereist.
Het advies van de Raad van State van 30 december 2003, werd gegeven binnen de termijn bepaald door artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op dit Hoog Rechtscollege.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota (1) COM(2003) 309 def.van 02.06.2003 (2) COM(2003) 397 def.van 23.07.2003 (3) COM(2000) 348 def.van 07.06.2000 (4) COM(2003) 825 def.van 16.12.2003
14 JANUARI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (1)ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, goedgekeurd bij de wet van 2 december 1957, inzonderheid op artikel 93;
Gelet op de Zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde : uniforme grondslag;
Gelet op de richtlijn 1999/85/EG van de Raad van 22 oktober 1999 tot wijziging van de richtlijn 77/388/EEG wat de mogelijkheid betreft om bij wijze van experiment op arbeidsintensieve diensten, die het voorwerp uitmaken van ten hoogste twee van de vijf categorieën opgesomd in bijlage K van deze richtlijn, tot 31 december 2002 een verlaagd BTW-tarief toe te passen. In uitzonderlijke gevallen, wordt een lidstaat toegestaan de verlaagde tarieven toe te passen op diensten in drie van die categorieën;
Gelet op de beschikking 2000/185/EG van de Raad van 28 februari 2000 waarbij België wordt gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten, namelijk op de renovatie en herstel van particuliere woningen ouder dan vijf jaar, met uitzondering van materialen die een beduidend deel vertegenwoordigen van de waarde van de verstrekte diensten, als ook op de herstelling van fietsen, schoeisel, lederwaren, kleding en huishoudlinnen;
Gelet op de richtlijn 2002/93/EG van de Raad van 3 december 2002 tot wijziging van de richtlijn 77/388/EEG ter verlenging van de termijn tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op arbeidsintensieve diensten;
Gelet op de beschikking 2002/954/EG van de Raad van 3 december 2002 tot verlenging van de geldigheidsduur van beschikking 2000/185/EG waarbij de lidstaten worden gemachtigd om overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van richtlijn 77/388/EEG een verlaagd BTW-tarief op bepaalde arbeidsintensieve diensten toe te passen;
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 37, vervangen bij de wet van 28 december 1992;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, inzonderheid op artikel 1bis, opgeheven bij het koninklijk besluit van 30 december 1999, weer ingevoerd door het koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2002 en op artikel 1ter, vervangen door het koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2002;
Gelet op de verklaring van de Raad van 25 november 2003 betreffende de verlaagde BTW-tarieven, is de Raad met eenparigheid van stemmen van oordeel dat het voor de lidstaten ten zeerste wenselijk is om twee jaar langer de bepalingen van de bijlage K met betrekking tot de arbeidsintensieve diensten te kunnen blijven toepassen;
Gelet op het feit dat de Commissie op 16 december 2003 een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG ter verlenging van de termijn tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten en een voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlenging van de geldigheidsduur van beschikking 2000/185/EG waarbij de lidstaten worden gemachtigd om overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van richtlijn 77/388/EEG een verlaagd BTW-tarief op bepaalde arbeidsintensieve diensten toe te passen (COM(2003) 825 definitief) heeft ingediend;
Wetende dat de toekomstige richtlijn ertoe zal strekken de maatregelen met betrekking tot de toepassing van de verlaagde tarieven op betrokken arbeidsintensieve diensten zal verlengen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 december 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 18 december 2003;
Gelet op de hoogdringendheid en met het oog op een grotere juridische zekerheid dient de nationale wetgeving te worden aangepast zonder de richtlijn ad hoc af te wachten;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de bepalingen van dit besluit op 1 januari 2004 van kracht dienen te zijn;
Gelet op het advies 36.329/2 van de Raad van State, gegeven op 30 december 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1bis, § 1, van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, opgeheven bij het koninklijk besluit van 30 december 1999, weer ingevoerd door het koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2002, worden de woorden « tot en met 31 december 2003 » vervangen door de woorden « tot en met 31 december 2005 ».
Art. 2.In artikel 1ter van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2002, worden de woorden « tot en met 31 december 2003 » vervangen door de woorden « tot en met 31 december 2005 ».
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.
Art. 4.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 januari 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969; Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1ste editie;
Wet van 20 januari 1998, Belgisch Staatsblad van 5 februari 1998;
Koninklijk besluit van 20 juli 1970, Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970;
Koninklijk besluit van 1 december 1995, Belgisch Staatsblad van 16 december 1995;
Koninklijk besluit van 18 januari 2000, Belgisch Staatsblad van 29 januari 2000;
Koninklijk besluit van 19 december 2002, Belgisch Staatsblad van 28 december 2002, ed. 2;
Wet van 4 juli 1989, Belgisch Staatsblad van 25 juli 1989;
Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996.
Programmawet van 5 augustus 2003, Belgisch Staatsblad van 7 augustus 2003, ed. 2.