gepubliceerd op 12 maart 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat
19 FEBRUARI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 oktober 2002;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting van 16 januari 2003;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 10 december 2002;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de hoogdringendheid;
Overwegende dat de inwerkingstelling van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, voor de Veiligheid van de Staat een omvangrijk aantal opdrachten meebrengt, die een voldoende aantal personeelsleden noodzakelijk maakt om ze op een doeltreffende wijze te volbrengen; dat het huidig personeelsbestand van de buitendiensten ontoereikend is en niet meer toelaat aan het bestuur van de Veiligheid van de Staat om op een bevredigende wijze te functioneren en de opdrachten te volbrengen die hem zijn toegewezen; dat dit tekort aan personeel zonder uitstel de aanwerving noodzakelijk maakt van personeel van de buitendiensten; dat het daarom dringend is de procedure van aanwerving te versnellen en de huidige bepalingen die de aanwerving van personeel van de buitendiensten regelen aan te passen aan de beginselen en de selectiemodaliteiten die ingesteld werden in het kader van de modernisering van de federale openbare dienst;
Overwegende dat een van de opdrachten van de School voor Criminologie en Criminalistiek, in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 9 november 1992 houdende herstructurering van de School voor Criminologie en Criminalistiek wegens de integratie ervan in het Nationaal Instituut voor Criminalistiek, het organiseren van de cursussen van de middelbare graad, eerste en tweede gedeelte, alsmede de cursussen van de hogere graad, eerste en tweede gedeelte, bestemd voor de leden van de Gerechtelijke Politie en de leden van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat was;
Overwegende dat de leden van de gerechtelijke politie sinds 1 januari 2001 zijn geïntegreerd in de Federale Politie zoals ingesteld bij de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus;
Overwegende dat de voornoemde School het geheel van haar opleidingsprogramma's heeft gereorganiseerd teneinde te voldoen aan de opleidingsvereisten van de geïntegreerde politie, op zo'n manier dat de programma's voor de middelbare graad en voor de hogere graad nooit meer zullen worden georganiseerd;
Overwegende dat juist het volgen en het slagen voor het opleidingsprogramma van de middelbare graad en van de hogere graad een van de voorwaarden vormen voor de benoeming van de inspecteurs en commissarissen-stagiairs van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat, bedoeld in artikel 34, tweede lid, 1°, en in artikel 35, tweede lid, 1°, van het voornoemde koninklijk besluit van 22 augustus 1998;
Overwegende dat dientengevolge de reglementaire teksten dringend moeten worden aangepast, teneinde de loopbaan van het personeel van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat en het goed functioneren van de dienst niet te belemmeren;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. In de titel en de tekst van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat worden de woorden « personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat » vervangen door de woorden « personeel van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat ». § 2. In hetzelfde besluit, worden de woorden « de werving », het vergelijkend wervingsexamen » en « het vergelijkend examen » vervangen door de woorden « de selectie », « de vergelijkende selectie » en « de selectie van toegang tot het hogere niveau ».
Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.In afwijking van het statuut van het rijkspersoneel zijn op de personeelsleden van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat niet van toepassing de artikelen 12, 13, 15, 16, 17, 17bis, 20, 20bis, § 1, 24, 26, 27, 28ter, § 1, derde lid, 2°, en § 4, 28quater tot 39, 56 tot 63, 70bis tot 71, 72, §§ 4 en 5, 73 tot 75, 77, 78, 80, 81bis, 82 tot 95 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel alsmede de besluiten vastgesteld ter uitvoering van die artikelen. »
Art. 3.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 16.De gegadigden voor de werving in de betrekkingen van inspecteur en van commissaris van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat moeten aan de volgende vereisten voldoen : 1° Belg zijn;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° zich gedragen naar de vereisten van het ambt;4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;5° op de dag dat de inschrijvingstermijn voor de vergelijkende selectie verstrijkt : - voor de gegadigden voor de functie van inspecteur, ten minste 21 jaar oud zijn; - voor de gegadigden voor de functie van commissaris, ten minste 25 jaar oud zijn; 6° houder zijn van een diploma of een, studiegetuigschrift dat voorkomt in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel en dat in aanmerking komt voor de toelating tot de Rijksbesturen onder rubriek « Niveau 1 » voor de graad van commissaris, onder rubriek « Niveau B » voor de graad van inspecteur;7° geslaagd zijn in de vergelijkende selectie voor inspecteur of commissaris van de buitendiensten naargelang het geval;8° door de Minister van Justitie na advies van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat als gegadigde aanvaard zijn en houder zijn van een veiligheidsmachtiging overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen;9° houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs geldig voor het besturen van voertuigen van categorie B en houder zijn, na een medisch onderzoek afgelegd voor een geneesheer van de Sociaal-Medische Rijksdienst, van een bewijs voor groep 2 in toepassing van artikel 43, eerste lid, 4°, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;10° doen blijken van de vereiste medische geschiktheid voor de uit te oefenen functie, welke door de Minister van Justitie wordt vastgesteld.»
Art. 4.§ 1. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 17.§ 1. Telkens de behoeften van de dienst het vereisen worden, op vraag van de Administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, vergelijkende selecties van inspecteur en commissaris van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat georganiseerd door de afgevaardigd bestuurder van SELOR-Selectiebureau van de Federale Overheid, op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel.
De vergelijkende selecties voor inspecteur en commissaris worden zodanig georganiseerd dat ze leiden tot een rangschikking van geslaagden. § 2. De afgevaardigd bestuurder van SELOR-Selectiebureau van de Federale Overheid stelt de datum vast waarop de gegadigden moeten voldoen aan de vereisten inzake diploma's of studiegetuigschriften. § 3. De afgevaardigd bestuurder van SELOR-Selectiebureau van de Federale overheid verifieert de algemene en bijzondere toelaatbaarheidsvereisten bedoeld in de artikelen 16, 1° tot 6°, en 17, §§ 1 en 2, voor de graad waarnaar de betrokkene mededingt. § 4. Zodra de afgevaardigd bestuurder van SELOR- Selectiebureau van de Federale Overheid in de loop van een vergelijkende selectie vaststelt dat een gegadigde niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan een van de algemene of bijzondere toelaatbaarheidsvereisten die gelden voor de graad waarnaar de betrokkene meedingt, sluit hij deze van de vergelijkende selectie uit en geeft hem kennis van zijn beslissing en van de redenen ervan. § 5. Na afloop van de vergelijkende selectie van inspecteur of van commissaris van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat, naargelang het geval, stelt de afgevaardigd bestuurder van SELOR-Selectiebureau van de Federale Overheid de lijst op van de geslaagden waartoe de vergelijkende selectie aanleiding heeft gegeven en verzendt deze aan de Administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat met de persoonsgegevens betreffende de geslaagden, bedoeld in artikel 16, 1° tot 6°. »
Art. 5.§ 1. In artikel 24 van hetzelfde besluit worden de woorden « van artikel 16, 8° tot 10° » toegevoegd na het woord « toelaatbaarheidsvereisten ». § 2. In artikel 28 van hetzelfde besluit vervallen de woorden « met uitzondering van het bij de School voor Criminologie en Criminalistiek te volgen gedeelte ».
Art. 6.§ 1. De artikelen 18, 19, 20 tot 23, 30 eerste lid, 34, tweede lid, 1°, en 35, tweede lid, 1°, van het hetzelfde besluit worden opgeheven. § 2. Het ministerieel besluit van 10 december 1998 tot regeling van het vergelijkend examen voor de werving in de graad van inspecteur bij de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat wordt opgeheven. § 3. Het ministerieel besluit van 10 december 1998 tot regeling van het vergelijkend examen voor de werving van de graad van commissaris hij de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat wordt opgeheven.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van artikel 6, § 1, dat voor wat betreft het artikel 35 tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2000.
Art. 8.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 februari 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN