Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 augustus 1998
gepubliceerd op 05 september 1998

Koninklijk besluit tot vaststelling van het maximum van de leervergoeding dat van toepassing is op de leerlingen wier leerovereenkomst geregeld wordt door de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012679
pub.
05/09/1998
prom.
19/08/1998
ELI
eli/besluit/1998/08/19/1998012679/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het maximum van de leervergoeding dat van toepassing is op de leerlingen wier leerovereenkomst geregeld wordt door de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, inzonderheid artikel 25, § 2, tweede en derde lid, en § 3, 2°, vervangen bij de wet van 6 mei 1998;

Gelet op het advies nr. 1243 van de Nationale Arbeidsraad van 17 juli 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de paritaire leercomités onverwijld in kennis gesteld dienen te worden van de bepalingen betreffende de leervergoeding die voor de leerlingen wier leerovereenkomst geregeld wordt door de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst dienen toegepast te worden, teneinde die leercomités in staat te stellen de nodige schikkingen te treffen, zodanig dat deze regelgeving van toepassing kan zijn vanaf het begin van het volgend schooljaar;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst;2° de leerling : elke leerling wiens leerovereenkomst geregeld wordt door de wet;3° het leerreglement : het in artikel 47 van de wet bedoeld leerreglement, door Ons vastgesteld op voorstel van het bevoegd paritair leercomité. HOOFDSTUK II. - Het op de leerling toepasselijk maximum van de maandelijkse leervergoeding

Art. 2.Het in artikel 25, § 2, tweede en derde lid, van de wet bedoeld percentage varieert naargelang de leeftijd van de leerling.

Art. 3.Rekening houdend met de bepalingen van artikel 2, wordt het in artikel 25, § 2, tweede en derde lid, van de wet bedoeld percentage vastgesteld als volgt : a) 64 % wanneer de leerling 15 jaar is; 70 % wanneer de leerling 16 jaar is; 76 % wanneer de leerling 17 jaar is; 82 % wanneer de leerling 18 jaar is; 88 % wanneer de leerling 19 jaar is; 94 % wanneer de leerling 20 jaar is; 100 % wanneer de leerling 21 jaar of ouder is; b) de onder a) vermelde percentages dienen toegepast te worden op 50 % van het nationaal gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen, zoals bepaald voor de werknemers van 21 jaar bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad;c) wanneer de leerling in de loop van een bepaalde maand gedurende bepaalde periodes de aanvullende theoretische opleiding of de algemene vorming niet moet volgen en hij gedurende deze periodes op de tijdstippen waarop hij normalerwijze aanwezig moet zijn in de instelling waar die opleiding en vorming verstrekt worden, in de onderneming aanwezig is, dienen de onder a) vermelde percentages, in afwijking op het onder b) bepaalde, toegepast te worden op het gedeelte van het onder b) bedoeld nationaal gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen dat overeenstemt met de aanwezigheid van de leerling in de loop van die maand in de onderneming.

Art. 4.In afwijking op de bepalingen van artikel 3, b) en c), dienen de in artikel 3, a), bedoelde percentages toegepast te worden op een derde van het in artikel 3, b), bedoeld nationaal gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen indien de leerling beantwoordt aan de volgende criteria : 1° niet met succes het derde jaar van het secundair onderwijs beëindigd hebben, 2° gedurende de laatste drie jaren die het sluiten van zijn leerovereenkomst voorafgaan niet reeds voor een totale duur van zes maanden verbonden geweest zijn door een van de volgende types overeenkomsten : - een leerovereenkomst die geregeld wordt door de wet, of - een leerovereenkomst die werd gesloten onder de voorwaarden bepaald in de reglementen betreffende de voortdurende vorming in de Middenstand, of - een stageovereenkomst in de zin van het koninklijk besluit nr.230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, of - een arbeidsovereenkomst, met uitzondering van de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten.

De bepalingen van het eerste lid zijn slechts van toepassing gedurende een periode die, te rekenen vanaf de datum waarop de leerling zijn leertijd aanvangt, ten hoogste 12 maanden omvat en nader bepaald wordt in het leerreglement.

In het leerreglement kan evenwel bepaald worden dat de in het tweede lid bedoelde periode wordt ingekort en dat op de in het eerste lid bedoelde leerling het maximum van de maandelijkse leervergoeding, zoals bepaald in artikel 3, b) en c), en onverminderd de bepalingen van artikel 6, van toepassing wordt van zodra hij een gunstige beoordeling krijgt bij een door het bevoegd paritair leercomité te organiseren evaluatie. In dit geval wordt in het leerreglement tevens bepaald na hoeveel maanden leertijd deze evaluatie dient plaats te vinden. HOOFDSTUK III. - De wijze waarop het bedrag van de maandelijkse leervergoeding wordt afgerond

Art. 5.Het bedrag van de maandelijkse leervergoeding, vastgesteld overeenkomstig artikel 25, § 2, van de wet, wordt afgerond naar het bovenliggende tiental. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 6.De bepalingen van de artikelen 2 en 3 zijn niet van toepassing in de ambtsgebieden van de paritaire comités en subcomités die voor de inwerkingtreding van dit besluit een paritair leercomité hebben opgericht overeenkomstig artikel 49 van de wet, en dit gedurende een periode die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van dit besluit en waarvan het einde samenvalt met het einde van het tweede schooljaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

De bepalingen van de artikelen 2 en 3 zijn niet van toepassing op de leerlingen die in toepassing van de wet een leerovereenkomst hebben gesloten in de ambtsgebieden van de in het eerste lid bedoelde paritaire comités en subcomités vóór het einde van de in het eerste lid bedoelde periode, noch op de hen verschuldigde vergoeding, en dit tot het einde van hun leerovereenkomst.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1998.

Art. 8.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, afwezig : De Vice-Eerste Minister, Minister van Landsverdediging en Minister belast met Energie, J.-P. PONCELET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 19 juli 1983, Belgisch Staatsblad van 31 augustus 1983; Wet van 6 mei 1998, Belgisch Staatsblad van 29 mei 1998.

^