Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 december 2003
gepubliceerd op 24 december 2003

Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden van de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2003009879
pub.
24/12/2003
prom.
18/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/18/2003009879/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden van de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 23 van de Grondwet;

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 508/13, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998 betreffende de juridische bijstand, op artikel 676, gewijzigd bij dezelfde wet;

Gelet op artikel 9 van voornoemde wet van 23 november 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juli 2001 tot vaststelling van de voorwaarden van de kosteloosheid van de juridische eerstelijnsbijstand en van de gedeeltelijke of volledige kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot vaststelling van de vaste bijdrage verschuldigd door de aanvrager aan wie juridische eerstelijnsbijstand is verleend, overeenkomstig artikel 508/5, §2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 november 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 19 november 2003;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen de termijn van een maand;

Gelet op advies 36.158/2 van de Raad van State, gegeven op 8 december 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Volledige of Gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand

Artikel 1.§ 1. Genieten de volledige kosteloosheid, de hierna vermelde personen, respectievelijk op voorlegging van de volgende bewijsstukken : 1° de alleenstaande persoon die bewijst, door een document te beoordelen door het bureau voor juridische bijstand of, voor de rechtsbijstand, al naargelang het geval, door het bureau voor rechtsbijstand of door de rechter, dat zijn maandelijks netto-inkomen lager is dan 750 EUR;2° de alleenstaande persoon met iemand ten laste of de samenwonende met zijn echtgenoot of met iedere andere persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, indien hij bewijst aan de hand van om het even welke document, te beoordelen door het bureau voor juridische bijstand of, voor de rechtsbijstand, al naargelang het geval, door het bureau voor rechtsbijstand of door de rechter, dat het gemiddeld maandelijks netto-inkomen van het gezin lager is dan 965 EUR;3° degene die bedragen geniet uitgekeerd als leefloon of als maatschappelijke bijstand, op voorlegging van de geldige beslissing van het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;4° degene die bedragen geniet uitgekeerd als gewaarborgd inkomen voor bejaarden, op voorlegging van het jaarlijks attest van de Rijksdienst voor Pensioenen;5° degene die een vervangingsinkomen voor gehandicapten zonder integratievergoeding geniet, op voorlegging van de beslissing van de minister tot wiens bevoegdheid de sociale zekerheid behoort of van de door hem afgevaardigde ambtenaar;6° de persoon die een kind ten laste heeft dat gewaarborgde kinderbijslag geniet, op voorlegging van het attest van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers;7° de huurder van een sociale woning die in het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een huur betaalt die overeenkomt met de helft van de basishuurprijs of die in het Waals Gewest een minimumhuur betaalt, op voorlegging van de laatste huurberekeningsfiche;8° de minderjarige, op voorlegging van zijn identiteitskaart of van enig ander document waaruit zijn staat blijkt;9° de vreemdeling, voor wat betreft de indiening van het verzoek tot machtiging van verblijf, of van een administratief of rechterlijk beroep tegen een beslissing die genomen werd met toepassing van de wetten betreffende de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, op voorlegging van bewijsstukken;10° de asielaanvrager, of de persoon die verklaart of vraagt om als vluchteling te worden erkend of die een aanvraag indient van het statuut van ontheemde, op voorlegging van bewijsstukken. Voor de vaststelling van de in 2° bedoelde inkomsten, wordt rekening gehouden met een aftrek van 10 % van het leefloon per persoon ten laste.

Voor de vaststelling van de in 1° en 2° bedoelde inkomsten, wordt eveneens rekening gehouden met de lasten die voortvloeien uit een buitengewone schuldenlast alsook met elk ander bestaansmiddel, doch met uitsluiting van de kinderbijslag.

Onder de samenwoning bedoeld in het 2° wordt verstaan het feit dat twee of meerdere personen samen onder hetzelfde dak wonen en hoofdzakelijk huishoudelijke aangelegenheden regelen.

De persoon bedoeld in 2° die de juridische bijstand of rechtsbijstand vraagt teneinde zijn belangen te verdedigen valt onder toepassing van 1° voor zover die belangen strijdig zijn met deze van zijn echtgenoot of met deze van de persoon met wie hij samenwoont. § 2. De gedetineerde, de beklaagde bedoeld in de wet betreffende de onmiddellijke verschijning of de geesteszieke die het voorwerp heeft uitgemaakt van een maatregel voorzien in de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, wordt, behoudens tegenbewijs, beschouwd als een persoon wiens inkomsten onvoldoende zijn.

Art. 2.Kan gedeeltelijke kosteloosheid genieten : 1° de alleenstaande persoon die bewijst, door een document te beoordelen door het bureau voor juridische bijstand of voor de rechtsbijstand, al naargelang het geval, door het bureau voor rechtsbijstand of door de rechter, dat zijn maandelijks netto-inkomen tussen 750 EUR en 965 EUR ligt;2° de alleenstaande persoon met iemand ten laste of de samenwonende met zijn echtgenoot of met iedere andere persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, indien hij bewijst aan de hand van om het even welk document te beoordelen door het bureau voor juridische bijstand of, voor de rechtsbijstand, al naargelang het geval, door het bureau voor rechtsbijstand of door de rechter, dat het gemiddeld maandelijks netto-inkomen van het gezin tussen 965 EUR en 1177 EUR ligt. Voor de vaststelling van de inkomsten bedoeld in 2°, wordt rekening gehouden met een aftrek van 10 % van het leefloon per persoon ten laste.

Voor de vaststelling van de in 1° en 2° bedoelde inkomsten, wordt eveneens rekening gehouden met de lasten die voortvloeien uit een buitengewone schuldenlast alsook met elk ander bestaansmiddel, met uitsluiting van de kinderbijslag.

Onder de samenwoning bedoeld in het 2° wordt verstaan het feit dat twee of meerdere personen samen onder hetzelfde dak wonen en hoofzakelijk huishoudelijke aangelegenheden regelen.

De persoon bedoeld in 2°die de juridische bijstand of rechtsbijstand vraagt teneinde zijn belangen te verdedigen valt onder toepassing van 1° voor zover die belangen strijdig zijn met deze van zijn echtgenoot of met deze van de persoon met wie hij samenwoont. HOOFDSTUK II. - De koppeling aan de index

Art. 3.Elk jaar worden de in artikel 1, 1° en 2° en in artikel 2, 1° en 2°, bepaalde bedragen aangepast, rekening houdend met de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen dat daartoe berekend en benoemd wordt van de maand november van elk jaar, zoals voorzien in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand november 2003.

Elke verhoging of verlaging van het indexcijfer brengt een verhoging of verlaging van de bedragen met zich mee, overeenkomstig de volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het resultaat wordt afgerond tot de hogere euro.

De nieuwe bedragen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Zij worden van kracht vanaf 1 januari van het jaar volgend op hun aanpassing. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 4.Het koninklijk besluit van 10 juli 2001 tot vaststelling van de voorwaarden van de kosteloosheid van de juridische eerstelijnsbijstand en van de gedeeltelijke of volledige kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 april 2002, wordt opgeheven.

Art. 5.Het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot vaststelling van de vaste bijdrage verschuldigd door de aanvrager aan wie juridische eerstelijnsbijstand is verleend, overeenkomstig artikel 508/5, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt opgeheven.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

Art. 7.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

^