gepubliceerd op 20 december 2002
Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel overgaan naar het Agentschap voor Buitenlandse Handel en naar de Gewesten
18 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel overgaan naar het Agentschap voor Buitenlandse Handel en naar de Gewesten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de afschaffing of herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, gecoördineerd op 13 maart 1991, inzonderheid op artikel 26quater , ingevoegd bij de wet van 2 augustus 2002;
Gelet op het protocol nr. 424 van 22 juli 2002 van het Comité voor de nationale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 juni 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 28 juni 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 28 juni 2002;
Gelet op het advies van de Vlaamse regering, gegeven op 21 juni 2002;
Gelet op het advies van de Waalse Regering, gegeven op 13 juni 2002;
Gelet op het advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, gegeven op 18 juni 2002;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de artikelen 75, § 1ter , en 77, § 2, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten een overgangsperiode voorzien die verstrijkt eind 2002; dat de federale overheid bijgevolg niet meer gemachtigd is om uitgaven voor rekening van de Gewesten te doen vanaf die datum; dat de begrotingstoelage aan de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel verdeeld wordt door de bijzondere financieringswet tussen de federale overheid en de Gewesten; dat de werking van het Agentschap voor Buitenlandse Handel zo snel mogelijk moet verzekerd worden om de uitoefening toe te laten van de exclusieve bevoegdheden die aan dit Agentschap zijn toegewezen;
Gelet op het advies 34.503/4 van de Raad van State, gegeven op 9 december 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Eerste Minister, Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° de Dienst: de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel;2° het Agentschap: het Agentschap voor Buitenlandse Handel, opgericht door het samenwerkingsakkoord van 24 mei 2002 tussen de federale overheid en de Gewesten met betrekking tot de oprichting van een Agentschap voor Buitenlandse Handel;3° personeelsleden : a) de personeelsleden aangeworven bij arbeidsovereenkomst en benoemd door de Koning op voordracht van de Raad van Bestuur van de Dienst;b) de personeelsleden aangeworven bij arbeidsovereenkomst door de Raad van Bestuur van de Dienst;c) de personeelsleden aangeworven bij vervangingsovereenkomst. § 2. Voor de toepassing van dit besluit, wordt het personeelslid bedoeld in § 1, 3°, c) , geacht de graad te bekleden die overeenstemt met de betrekking waarvoor het personeelslid werd aangeworven of, indien de overeenkomst zich niet uitspreekt over deze betrekking, de graad waaraan de weddenschaal verbonden is waarin zijn bezoldiging wordt vastgesteld.
Art. 2.Onverminderd het koninklijk besluit van 18 december 2002 tot vaststelling van de wijze waarop de personeelsleden van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel overgaan naar de Federale Overheidsdienst Buitenlandse zaken, Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking, worden de personeelsleden van de Dienst overgedragen naar het Agentschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De personeelsleden worden per dienstorder, opgesteld in uitvoering van dit besluit en van het koninklijk besluit van 18 december 2002 tot vaststelling van de wijze waarop de personeelsleden van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel overgaan naar de Federale Overheidsdienst Buitenlandse zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ingelicht over de lijst van de betrekkingen per instelling. Binnen dertig dagen laten zij schriftelijk weten welke volgorde zij verkiezen wat de instellingen betreft.
Zij richten hun aanvraag rechtstreeks tot de directeur-generaal van de Dienst die de ontvangst ervan bericht; zij doen een afschrift toekomen aan hun hiërarchische chef. De directeur-generaal zendt de aanvraag door naar de met de controle op de Dienst belaste minister.
De aanvragers die de vereiste kwalificatie bezitten worden per graad en per taalrol gerangschikt. Zij worden overgedragen naar een betrekking die overeenstemt met hun graad, in de onderstaande volgorde : 1° het personeelslid van de dienst dat in voorkomend geval, in de dienstorder bedoeld wordt;2° binnen eenzelfde dienst, of bij gebrek aan kandidaten van de bedoelde dienst, het personeelslid met de grootste graadanciënniteit;3° bij gelijke graadanciënniteit, het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;4° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste in leeftijd. Wanneer de dienstorder, bedoeld in het tweede lid, een betrekking slechts hetzij per niveau, hetzij per groep van graden van eenzelfde niveau vaststelt, worden de personeelsleden vooraf als volgt gerangschikt: het personeelslid dat het hoogst in graad is. Bij gelijke graden worden de personeelsleden gerangschikt zoals aangeduid in voorgaand lid.
Het criterium van de graadanciënniteit wordt niet toegepast voor het personeelslid bedoeld in artikel 1, § 1, 3°, c) .
De dienstanciënniteit van het personeelslid bedoeld in artikel 1, § 1, 3°, c) , omvat de tijd gedurende welke hij in enige hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking deel heeft uitgemaakt van de Dienst als titularis van een ambt met volledige prestaties.
Indien er, nadat voldaan werd aan de aanvragen, nog in vacatures moet worden voorzien, wordt het vereiste aantal personeelsleden ambtshalve overgedragen, in de omgekeerde volgorde als die welke bepaald is in het vierde en vijfde lid.
Art. 3.De personeelsleden worden overgedragen bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en genomen op de gezamenlijke voordracht van de Eerste Minister en de toezichthoudende minister, na advies van de betrokken Regering wat de Gewesten betreft.
De personeelsleden worden overgedragen volgens hun taalrol.
Art. 4.§ 1. De in artikel 3 bedoelde overdrachten worden niet beschouwd als een benoeming.
De overgedragen personeelsleden behouden hun hoedanigheid, hun graad, hun administratieve en geldelijke anciënniteit. Onverminderd de bepalingen van het derde lid van deze paragraaf, behouden zij ook de toelagen, de vergoedingen of premies en andere voordelen, waarvan zij bij de Dienst het genot hadden, overeenkomstig de reglementering krachtens welke deze verleend werden.
Zij behouden de voordelen die verbonden zijn aan hun functie slechts in zoverre de voorwaarden voor de toekenning ervan behouden zijn. § 2. Voor de personeelsleden die bij de Dienst belast zijn met de uitoefening van een hogere functie, wordt voor hun overdracht alleen rekening gehouden met hun graad. Indien zij vanaf de datum van de overdracht zonder onderbreking opnieuw worden belast met uitoefening van dezelfde hogere functie als die welke zij bij de Dienst uitoefenden, worden zij voor de toepassing van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen, geacht de hogere functie verder uit te oefenen. § 3. De personeelsleden die onderworpen zijn aan de beoordeling, behouden na hun overdracht de laatste beoordeling welke hun toegekend is.
Deze beoordeling blijft geldig tot de toekenning van een nieuwe beoordeling of evaluatie.
Indien een personeelslid op de datum van zijn overdracht krachtens dit besluit een beroep tegen zijn beoordeling heeft ingesteld, dan wordt dit beroep door de raad van beroep afgehandeld voordat de overdracht van het personeel zoals bepaald bij dit besluit, plaatsvindt.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6.Onze Eerste Minister, Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 december 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK