Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 oktober 2000
gepubliceerd op 22 november 2000

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 5, § 4, derde lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met het oog op de toekenning van een verhoogde Staatstoelage voor openbare centra voor maatschappelijk welzijn van sommige gemeenten

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000022797
pub.
22/11/2000
prom.
17/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/17/2000022797/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 5, § 4, derde lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met het oog op de toekenning van een verhoogde Staatstoelage voor openbare centra voor maatschappelijk welzijn van sommige gemeenten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, inzonderheid op artikel 18, § 4, eerste lid, gewijzigd en aangevuld door artikel 117 van de wet van 24 december 1999 en door artikel 204 van de wet van 12 augustus 2000;

Gelet op de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 5, § 4, derde lid, gewijzigd en aangevuld door artikel 124 van de wet van 24 december 1999 en door artikel 205 van de wet van 12 augustus 2000;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 28 augustus 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 7 september 2000;

Gelet op de dringende noodzaak, gerechtvaardigd door het feit dat de geplande maatregel bedoeld is als uitvoering van het akkoord van de Ministerraad van 22 maart 2000 betreffende de invoering van een bijkomende stimulans voor bepaalde openbare centra voor maatschappelijk welzijn die, met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bestaansminimumgerechtigden tewerkstellen en personen van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het bevolkingsregister, die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het bestaansminimum en gerechtigd zijn op financiële maatschappelijke hulp; dat die maatregel die bestemd is als stimulans voor de herinschakeling van de voormelde personen, in werking moet treden op 1 september 2000 als maatregel ter uitvoering van artikel 204 en 205 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere maatregelen; dat het er bijgevolg op aan komt de bij de nieuwe bepalingen betrokken OCMW's zo snel mogelijk in te lichten opdat ze de nodige maatregelen voor deze maatschappelijke herinschakeling zouden kunnen toepassen; blijkt dan ook dat dit besluit dringend moet worden aangenomen;

Gelet op het advies L. 30.648/1/V, van de Raad van State, gegeven op 12 september 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Een bedrag dat 25 % hoger is dan het bedrag van de toelage bepaald in artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op het bestaansminimum en in artikel 5, § 4, derde lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt toegekend aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die specifieke initiatieven gericht op sociale inschakeling nemen en die beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in artikel 2. Dat bedrag wordt berekend aan de hand van het aantal arbeidsovereenkomsten die met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, werden afgesloten op 1 januari van het voorlaatste jaar ten aanzien van het jaar tijdens welk een in artikel 2 bepaalde overeenkomst in werking treedt.

Het supplement van 25 % wordt voor de eerste maal vastgesteld op grond van het op 1 september 2000 geldend bedrag van de toelage voor de arbeidsovereenkomsten afgesloten met toepassing van artikel 60, § 7, van de voormelde wet; voor de volgende jaren wordt het bepaald op grond van het geldend bedrag op één januari van het jaar waarin de overeenkomst, bedoeld in artikel 2, van kracht wordt.

Voor de berekening van het aantal overeenkomsten afgesloten met toepassing van artikel 60, § 7, van voormelde wet, worden twee arbeidsovereenkomsten met een minstens halftijdse tewerkstelling en waarvoor een Staatstoelage wordt uitgekeerd, als een voltijdse arbeidsovereenkomst beschouwd.

Art. 2.Om aanspraak te kunnen maken op het in artikel 1 bepaald hoger toelagebedrag, moet het centrum voor maatschappelijk welzijn aan volgende voorwaarden voldoen : 1° met de Minister, tot wiens bevoegdheden de Maatschappelijke Integratie behoort, een overeenkomst sluiten waarin de te bereiken specifieke doelstellingen bepaald worden evenals het te ontwikkelen project voor sociale inschakeling;2° de eis naleven om maandelijks gegevens te verstrekken aan de hand van het door de Minister vastgesteld model dat bij de overeenkomst is gevoegd;3° de gemeenten moeten behoren tot deze opgenomen in de lijst die elk kalenderjaar met toepassing van artikel 3 wordt opgesteld.

Art. 3.Op grond van de gegevens die zijn vastgesteld op 1 januari van het voorlaatste jaar ten aanzien van het jaar van de inwerkingtreding van een overeenkomst, en voor het eerst voor de laatste vier maanden van het jaar 2000 op grond van de op 1 januari 1999 vastgestelde gegevens, stelt de Minister tot wiens bevoegdheden de Maatschappelijke Integratie hoort, de lijst op van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die voldoen aan minstens twee van volgende vier criteria : 1° behoren tot één van de 17 Belgische stadsgewesten; 2° de gemeente die door het centrum wordt bediend moet minstens 40.000 inwoners hebben; 3° het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn moet de tot 60 % of 65 % verhoogde toelage genieten, bepaald in artikel 18, § 2, van de voormelde wet van 7 augustus 1974;4° het aantal van de door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn met toepassing van artikel 60, § 7, van de voormelde wet van 8 juli 1976 tewerkgestelde bestaansminimumgerechtigden moet het regionaal gemiddelde overschrijden. Het regionaal gemiddelde is de verhouding van het aantal bestaansminimumgerechtigden tewerkgesteld in artikel 60, § 7, van voornoemde wet, in een gewest tot het totaal aantal bestaansminimumgerechtigden in datzelfde gewest.

Onder gewest wordt verstaan, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.

Deze lijst wordt opgesteld tegen 30 september van elk jaar; zij geldt van 1 januari tot 31 december van het volgend jaar en wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd vóór 31 oktober van elk jaar.

De lijst die van toepassing is voor de laatste vier maanden van het jaar 2000 wordt bij dit besluit gevoegd.

Art. 4.75 % van het supplement van de toelage wordt aan het openbaar centrum voor maatschappelijk gestort op het ogenblik van de inwerkingtreding van de overeenkomst. Het saldo wordt na afloop van de overeenkomst gestort, na evaluatie door de Minister van de erin vastgestelde te bekomen resultaten.

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2000.

Art. 6.Onze Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 oktober 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie, J. VANDE LANOTTE

Lijst van de OCMW's rechthebbend op de verhoogde Staatstoelage voor specifieke initiatieven gericht op sociale inschakeling.

Deze lijst is van toepassing vier maanden van het jaar 2000.

Antwerpen Mechelen Anderlecht Brussel Etterbeek Vorst Elsene Sint-Jans-Molenbeek Sint-Gillis Sint-Joost-ten-Node Schaarbeek Ukkel Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Aalst Dendermonde Gent Sint-Niklaas Charleroi Mons Mouscron La Louvière Tournai Liège Seraing Verviers Genk Hasselt Namur

^