gepubliceerd op 30 maart 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 oktober 2000 tot uitvoering van artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 5, § 4, derde lid van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van sommige steden en gemeenten
4 MAART 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 oktober 2000 tot uitvoering van artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 5, § 4, derde lid van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van sommige steden en gemeenten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminium, inzonderheid op artikel 18, § 4, eerste lid, gewijzigd en aangevuld bij artikel 117 van de wet van 24 december 1999 en bij artikel 204 van de wet van 12 augustus 2000;
Gelet op de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 5, § 4, lid 3, gewijzigd en aangevuld door artikel 124 van de wet van 24 december 1999 en door artikel 205 van de wet van 12 augustus 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 oktober 2000 tot uitvoering van artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 5, § 4, derde lid van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van sommige steden en gemeenten; inzonderheid op artikels 1 en 3, vierde en vijfde lid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 februari 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 februari 2002;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het bedrag van de verhoogde toelage die de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt toegekend krachtens artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 oktober 2000 tot uitvoering van artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 5, § 4, derde lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van sommige steden en gemeenten wordt berekend op basis van het aantal overeenkomsten gesloten bij toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn op 1 januari van het voorlaatste jaar ten opzichte van het jaar waarin een overeenkomst bedoeld in artikel 2 in werking treedt; dat deze berekeningwijze voor het recht op de verhoogde toelage ongunstig zou kunnen zijn voor de centra die een toename van de tewerkstelling tijdens het jaar 2001 bij toepassing van artikel 60, § 7 in het kader van het Lenteprogramma, hebben gerealiseerd; dat deze dynamische inspanning die de centra tijdens het jaar 2001 hebben geleverd nu reeds en voor de toekomst moet worden ondersteund ten opzichte van de bereikte resultaten wat betreft de uitwerking van specifieke initiatieven voor maatschappelijke inschakeling; dat het criterium op basis waarvan de toelage wordt berekend bijgevolg moet worden vervangen door dat van het vorig jaar om deze inschakelingsdynamiek ingevolge een vermindering van hun toelagen niet in het gedrang te brengen; dat als overgangsmaatregel het voordeel van de toelage berekend op basis van het voorlaatste jaar evenwel moet worden behouden voor de toelagen van het kalenderjaar 2002 wanneer dit voordeel gunstiger is voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; dat de overeenkomsten betreffende het jaar 2002 overigens onverwijld moeten worden gesloten; dat dit besluit dringend moet worden genomen, Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 oktober 2000 tot uitvoering van artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 5, § 4, derde lid van de wet van 2 april 1965 betreffende het tenlaste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van sommige steden en gemeenten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 1, eerste lid, worden de woorden « op 1 januari van het voorlaatste jaar » vervangen door de woorden « op 1 junuari van het vorige jaar ».2° In artikel 1, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « In afwijking van het eerste lid, wordt de wijze van de berekening van het bedrag van de toelage vastgesteld op basis van het voorlaatste jaar tot 31 december 2002 behouden voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wat betreft de overeenkomsten die in 2002 worden gesloten indien het resultaat van deze berekeningswijze voor hen gunstiger is.»
Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden het vierde en vijfde lid vervangen als volgt : « Deze lijst wordt ieder jaar in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De voor de overeenkomsten van het jaar 2002 toepasselijke lijst is bij dit besluit gevoegd. »
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Art. 4.Onze Minister van Maatschappelijk Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 maart 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie, J. VANDE LANOTTE
Lijst van de O.C.M.W.'s rechthebbend op de Staatstoelage voor de specifieke initiatieven gericht op sociale inschakeling.
Deze lijst is van toepassing voor het jaar 2002 Aalst Anderlecht Antwerpen Brugge Brussel Charleroi Dendermonde Elsene Etterbeek Genk Gent Hasselt Hoei Kortrijk La Louvière Leuven Luik Mechelen Bergen Moeskroen Namen Oostende Roeselare Schaarbeek Seraing Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Niklaas Doornik Ukkel Verviers Vorst