Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 december 1999
gepubliceerd op 24 december 1999

Koninklijk besluit betreffende de toepassing van de regeling der plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen op de begunstigden van het bestaansminimum en op de personen van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het bevolkingsregister, die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het bestaansminimum en gerechtigd zijn op financiële maatschappelijke hulp

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999024120
pub.
24/12/1999
prom.
17/12/1999
ELI
eli/besluit/1999/12/17/1999024120/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit betreffende de toepassing van de regeling der plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen op de begunstigden van het bestaansminimum en op de personen van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het bevolkingsregister, die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het bestaansminimum en gerechtigd zijn op financiële maatschappelijke hulp


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op het artikel 8, ingevoegd door de wet van 30 maart 1994 en laatst gewijzigd door de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst, en op de artikelen 9 en 10, ingevoegd door de wet van 30 maart 1994;

Gelet op de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 79, 79bis en 79ter, laatst gewijzigd door de koninklijke besluiten van 13 juni 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 september 1999 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige teksten betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 14 december 1999;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 14 december 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de betaling van het loon, recentelijk ingesteld bij de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst moet kunnen geregeld worden door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ten aanzien van de PWA-werknemer die gerechtigd is op het bestaansminimum of de PWA-werknemer van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het bevolkingsregister, die omwille van zijn nationaliteit geen aanspraak kan maken op het bestaansminimum en gerechtigd is op financiële maatschappelijke hulp; dat naar analogie met de werklozen de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst van toepassing is op de bovenvermelde gerechtigden op het bestaansminimum of financiële maatschappelijke hulp wanneer zij werkzaamheden verrichten in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap; dat deze voormelde wet van 7 april 1999 in werking treedt op 1 januari 2000; dat er regelgevende maatregelen moeten getroffen worden om de OCMW's toe te laten het loon aan de betrokkenen uit te betalen; dat bij gebreke aan onderhavig besluit de bovenvermelde gerechtigden op het bestaansminimum of financiële maatschappelijke hulp nadeel berokkend zullen worden daar zij noch de PWA-arbeidsovereenkomst zullen kunnen afsluiten noch verdere prestaties binnen het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap zullen kunnen verrichten; dat het bijgevolg dringend noodzakelijk is onderhavig besluit te treffen om deze juridische leemte op te vullen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bestaansminimumgerechtigde en de persoon, ingeschreven in het bevolkingsregister, die recht heeft op sociale bijstand, doch die ingevolge zijn nationaliteit geen recht heeft op het bestaansminimum, hierna gerechtigde op financiële maatschappelijke hulp genoemd, die volledig werkloos is en die als werkzoekende is ingeschreven, mag zich vrijwillig laten inschrijven bij een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap.

Art. 2.De PWA-werknemer heeft recht op 250 BEF per niet-ontwaarde PWA-cheque voor de arbeidsprestaties verricht in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst binnen de grenzen bepaald door de Koning in uitvoering van artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

De PWA-werknemer kan voor de inactiviteitsuren aanspraak maken op een PWA-inkomensgarantie-uitkering die overeenstemt met het bestaansminimum of de financiële maatschappelijke hulp waarop hij in toepassing van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum of de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn recht heeft voor de beschouwde maand.

Art. 3.De PWA-werknemer bezorgt zijn PWA-cheques aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat op de datum van de afgifte bevoegd is om hem het bestaansminimum of de financiële maatschappelijke hulp uit te keren.

Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn betaalt binnen de vijftien dagen volgend op de datum van indiening van de PWA-cheques een bedrag van 250 BEF per PWA-cheque die de werknemer bij hem heeft ingediend.

De PWA-cheques waarvoor geen loon mag worden uitbetaald, moeten door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ongeldig worden gemaakt en aan de betrokkene worden terugbezorgd.

Art. 4.Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vordert een bedrag van 150 BEF per PWA-cheque die de PWA-werknemer bij hem heeft ingediend, te verhogen met het bedrag tot dekking van zijn administratiekosten, terug van de uitgever van de PWA-cheques. Het betekent hiertoe een aanvraag tot terugbetaling aan de voormelde uitgever waarbij de aan hem overhandigde PWA-cheques worden gevoegd.

Deze aanvraag wordt uiterlijk ingediend binnen de zes maanden volgend op de maand waarin de PWA-cheque voor de gebruiker zijn geldigheid verliest.

Het in het eerste lid bedoelde bedrag tot dekking van de administratiekosten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, stemt overeen met het bedrag dat in uitvoering van artikel 79, § 8, vierde lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, aan de uitbetalingsinstellingen wordt toegekend.

Art. 5.Het bedrag dat resteert nadat van de aanschafprijs van de PWA-cheques het bedrag van 150 BEF en het bedrag tot dekking van de administratiekosten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat het loon uitbetaalt, in mindering werd gebracht, wordt door de uitgever van de PWA-cheques : 1° naar rata van 40 %, te verminderen met de helft van het bedrag tot dekking van de administratiekosten van de uitgever van de PWA-cheques met inbegrip van de verzendingskosten, gestort aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening;2° naar rata van een bedrag gelijk aan datgene verkregen in toepassing van 1°, gestort aan het voormelde openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, als bijkomend inkomen te gebruiken voor de opdrachten toegewezen aan dit centrum;3° naar rata van 20 % gestort aan het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, bevoegd voor de gemeente waar de activiteit werd uitgeoefend.Het agentschap wendt deze middelen aan voor het dekken van zijn administratiekosten, voor de terugbetaling van de verplaatsingskosten van de PWA-werknemers en voor het financieren van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven, met inbegrip van de opleidingen.

Het agentschap moet, indien de verplaatsing ten minste 5 km bedraagt, met behulp van de middelen voorzien in het voorafgaand lid, tussenkomen in de verplaatsingskosten van de PWA-werknemers die hun verblijfplaats hebben in het ambtsgebied van het agentschap en die tewerkgesteld zijn in dit ambtsgebied, behalve indien het deze verplichting oplegt aan de gebruiker.

Art. 6.De PWA-werknemer die gerechtigd is op het bestaansminimum of financiële maatschappelijke hulp, wordt verzekerd tegen arbeidsongevallen.

De Rijksdienst voor arbeidsvoorziening sluit, bij een erkende verzekeringsmaatschappij met vaste premies of bij een erkende gemeenschappelijke verzekeringskas, een polis af die deze PWA-werknemer gelijkaardige voordelen waarborgt als deze die ten laste vallen van de verzekeraar door de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen.

De verzekeringsmaatschappij betaalt in geval van tijdelijke arbeidsongeschiktheid van de PWA-werknemer ten gevolge van een ongeval hem overkomen in het kader van PWA-werkzaamheden, in afwijking van de artikelen 22 tot 23bis en 34 tot 39 van de voormelde wet van 10 april 1971 : 1° aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat het bestaansminimum of de financiële maatschappelijke hulp uitkeert, per dag van ongeschiktheid, 1/365ste van het jaarbedrag van het bestaansminimum geldend voor de categorie waartoe de betrokkene de dag vóór het ongeval behoorde of naar analogie met het bestaansminimum toe zou behoord hebben in het geval van financiële maatschappelijke hulp, en gekoppeld aan het op de voormelde dag geldende indexcijfer.Geniet betrokkene bovendien werkloosheids- of wachtuitkeringen, dan wordt het bedrag dat de verzekeringsmaatschappij aan dit centrum betaalt evenwel verminderd met het bedrag dat zij wegens deze ongeschiktheid betaalt aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening in uitvoering van artikel 79, § 10, van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991; 2° aan de betrokkene, per dag van ongeschiktheid met uitsluiting van de zondag, een PWA-uitkeringstoeslag van 150 BEF die toegekend wordt ter aanvulling van het bestaansminimum of de financiële maatschappelijke hulp. In geval van blijvende arbeidsongeschiktheid of overlijden betaalt de verzekeringsmaatschappij aan de PWA-werknemer een bedrag dat, in afwijking van de artikelen 34 tot 39 van de voormelde wet van 10 april 1971, berekend wordt op een jaarlijks basisloon gelijk aan 13,85 maal het bedrag van het gemiddeld minimum maandinkomen gewaarborgd aan de werknemers die 21 jaar oud zijn en geen anciënniteit hebben in de onderneming die hen tewerkstelt, bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

De regeling inzake burgerlijke aansprakelijkheid voorzien in de artikelen 46, 47 en 48 van de voormelde wet van 10 april 1971 is toepasselijk op de in het eerste lid bedoelde ongevallen. Voor de toepassing van deze artikelen worden zowel de gebruiker als het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap als werkgever aangemerkt.

Art. 7.Het koninklijk besluit van 5 april 1995 betreffende de toepassing van de regeling der plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen op de begunstigden van het bestaansminimum wordt opgeheven.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000.

Art. 9.Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en Onze Minister van Werkgelegenheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 december 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Maatschappelijke Integratie, J. VANDE LANOTTE

^