Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 december 1998
gepubliceerd op 12 januari 1999

Koninklijk besluit betreffende de bevordering van gerechtelijke agenten bij de parketten tot de graad van gerechtelijk commissaris of van laboratoriumcommissaris

bron
ministerie van justitie
numac
1998010085
pub.
12/01/1999
prom.
17/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/17/1998010085/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit betreffende de bevordering van gerechtelijke agenten bij de parketten tot de graad van gerechtelijk commissaris of van laboratoriumcommissaris


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 april 1919 tot instelling van rechterlijke officieren en agenten bij de parketten, gewijzigd bij de wetten van 21 augustus 1948, 27 maart 1969, 2 december 1982 en 18 juli 1991, bij het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 en bij de wet van 5 augustus 1992;

Gelet op het advies van de raad van overleg van de gerechtelijke politie bij de parketten, gegeven op 24 juni 1998;

Gelet op het protocol nr. 176 van 9 juli 1998 van Sectorcomité III - Justitie;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten een nieuwe loopbaan hebben sedert 1 januari 1998;

Overwegende dat aan de behoefte aan personeel in de basisgraden van de categorie van de gerechtelijke officieren adequaat moet kunnen voldaan worden;

Overwegende dat zowel de werving in de basisgraden uit de categorie van de gerechtelijke officieren als de interne promotie van gerechtelijke agenten tot die graden belangrijke middelen zijn om dat doel effectief te realiseren; dat deze middelen daarom in functie van de nagestreefde doelen moeten kunnen aangewend worden;

Overwegende dat bijgevolg zowel in het kader van de werving als van de interne promotie een gepaste selectie moet kunnen plaatsvinden; dat daarom het gebruik van één enkele selectieprocedure die resulteert in één gezamelijke reserve, zoals dat in de oude loopbaan het geval was, geen adequate handelwijze is;

Overwegende dat de herstructurering van de gerechtelijke politie door de invoering van een tijdelijke regeling van verlof voorafgaand aan de pensionering tot doel heeft deze politiedienst te moderniseren door de kaders te verjongen; dat ingevolge de toepassing van deze verlofregeling betrekkingen van de basisgraden uit de categorie van de gerechtelijke officieren vrijkomen; dat, wanneer rekening wordt gehouden met het personeelsbestand en met het resultaat van de toepassing van artikel 5 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot invoering van een tijdelijke regeling van verlof voorafgaand aan de pensionering voor bepaalde gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten, deze betrekkingen hoofdzakelijk door interne promotie moeten worden opgevuld;

Overwegende dat de bestaande wervingsreserves van gerechtelijke officieren niet volstaan om de vanaf januari 1999 vrijkomende betrekkingen van de basisgraden uit de categorie van de gerechtelijke officieren op te vullen;

Overwegende dat het bijgevolg absoluut noodzakelijk is zonder uitstel nieuwe reserves aan te leggen om betrekkingen van de basisgraden uit de categorie van de gerechtelijke officieren bij middel van interne promotie te kunnen opvullen;

Overwegende dat het daarom dringend noodzakelijk is de nieuwe basisregels met betrekking tot de bevordering van gerechtelijke agenten tot de graad van gerechtelijk commissaris of laboratoriumcommissaris vast te leggen;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De Minister van Justitie bepaalt de vacante betrekkingen van gerechtelijk commissaris en van laboratoriumcommissaris die door de bevordering van gerechtelijke agenten worden opgevuld.

Art. 2.Om bevorderd te kunnen worden tot de graad van gerechtelijk commissaris of laboratoriumcommissaris moeten de gerechtelijke agenten voldoen aan de volgende vereisten : 1° geslaagd zijn voor een selectieproef betreffende de bekwaamheid vereist voor de uitoefening van de functie;2° geslaagd zijn voor een selectieproef van het type "assessment center";3° gedurende ten minste vier jaar het ambt van gerechtelijk agent hebben uitgeoefend.

Art. 3.De Minister van Justitie bepaalt waaruit de in artikel 2, 1° en 2° bedoelde selectieproeven bestaan evenals de nadere regels in verband met de organisatie ervan, met inbegrip van de deelnemingsvoorwaarden en de samenstelling en werking van de examencommissies.

Art. 4.De geslaagden voor de in artikel 2, 1° bedoelde selectieproef worden hiervan vrijgesteld bij een latere deelneming aan de selectieproeven voor de bevordering tot dezelfde graad.

Art. 5.De gegadigden die geslaagd zijn voor de in artikel 2, 1° en 2° bedoelde selectieproeven behouden het voordeel van hun uitslag zolang zij in dienst blijven.

De bevorderingen tot de graad waarvoor zij aan de proeven hebben deelgenomen worden verricht naar de orde waarin zij op de in artikel 2, 2° bedoelde selectieproef zijn gerangschikt. Bij gelijkheid van punten worden ze volgens leeftijd gerangschikt.

Indien verscheidene gegadigden geslaagd zijn voor de in artikel 2, 2° bedoelde selectieproef van verschillende examenperiodes, wordt de voorkeur gegeven aan diegene wiens naam voorkomt op het oudste proces-verbaal.

Art. 6.De gerechtelijke agenten die bevorderd worden tot de graad van gerechtelijk commissaris of laboratoriumcommissaris moeten binnen een periode van drie jaar die volgt op de datum van de bevordering de cursussen volgen en deelnemen aan de examens van het eerste deel van de hogere graad van de School voor Criminologie en Criminalistiek.

Het personeelslid dat houder is van het diploma van het eerste deel van de hogere graad of van het diploma van de hogere graad van de School voor Criminologie en Criminalistiek, wordt vrijgesteld van de in het vorige lid gestelde vereiste.

Art. 7.Het opschrift van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werving van gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten wordt vervangen door het volgende opschrift : « Koninklijk besluit betreffende de gerechtelijke politie bij de parketten. »

Art. 8.De hoofdstukken I, II en IV van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werving van gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, worden opgeheven.

Deze hoofdstukken blijven evenwel van toepassing op de geslaagden uit de wervingsreserves van gerechtelijke officieren en agenten die werden aangelegd vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 10.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 december 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^