Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 juli 1997
gepubliceerd op 31 juli 1997

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1997014171
pub.
31/07/1997
prom.
16/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/16/1997014171/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JULI 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985 en 20 juli 1991;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1976, 23 juni 1978, 8 juni 1979, 14 december 1979, 15 april 1980, 25 november 1980, 11 mei 1982, 8 april 1983, 21 december 1983, 1 juni 1984, 18 oktober 1984, 25 maart 1987, 28 juli 1987, 17 september 1988, 22 mei 1989, 20 juli 1990, 28 januari 1991, 1 februari 1991, 18 maart 1991, 18 september 1991, 14 maart 1996, 29 mei 1996 en 11 maart 1997;

Overwegende dat de Gewestregeringen zijn betrokken bij het ontwerpen van dit besluit;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 25 april 1997 over de adviesaanvraag binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 juni 1997 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van de Staatssecretaris voor Veiligheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1976, 23 juni 1978, 21 december 1983, 25 maart 1987, 20 juli 1990 en 18 september 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° Het artikel 2.2. b) wordt vervangen door de volgende bepaling: « b) voorlopige markeringen die bestaan uit: hetzij oranje doorlopende of onderbroken strepen; hetzij doorlopende of onderbroken strepen gevormd door oranje spijkers. »; 2° De artikelen 2.8. tot 2.13. worden genummerd 2.9. tot 2.14. en het artikel 2.15. wordt 2.16. genummerd; 3° Een artikel 2.8., luidend als volgt, wordt ingevoegd: « 2.8. « Bijzondere overrijdbare bedding », het deel van de openbare weg dat aan het verkeer van voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer is voorbehouden door middel van de wegmarkeringen bedoeld in de artikelen 72.6. en 77.8. en waarvan het begin is aangeduid door het verkeersbord F 18.

De bijzondere overrijdbare bedding maakt geen deel uit van de rijbaan. »; 4° In artikel 2.14., dat artikel 2.15. wordt, wordt de volgende bepaling tussen het eerste en het tweede lid ingevoegd: « Bevestiging van een elektrische hulpmotor die slechts kan werken als de pedalen worden gebruikt, waarvan het vermogen niet hoger mag zijn dan 0,3 kW, brengt evenwel geen wijziging in de classificatie van het voertuig. »; 5° Artikel 2.16. dat artikel 2.17. wordt, wordt vervangen door de volgende bepalingen: « 2.17. "Bromfiets": 1) ofwel een "bromfiets klasse A", dit wil zeggen elk twee- of driewielig voertuig uitgerust met een motor met inwendige verbranding waarvan de cilinderinhoud ten hoogste 50 cm3 bedraagt, of met een elektrische motor en dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 25 km per uur;2) ofwel een "bromfiets klasse B", dit wil zeggen: elk twee- of driewielig voertuig uitgerust met een motor met inwendige verbranding en waarvan de cilinderinhoud ten hoogste 50 cm3 bedraagt, of met een elektrische motor en dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 45 km per uur, met uitsluiting van de bromfietsen klasse A; elk vierwielig voertuig uitgerust met een motor waarvan de cilinderinhoud ten hoogste 50 cm3 bedraagt voor de motoren met elektrische ontsteking of, voor andere typen van motoren, met een netto-maximumvermogen van ten hoogste 4 kW en dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 45 km per uur;

De maximale lege massa van de driewielige bromfietsen is beperkt tot 270 kg; deze van de vierwielige bromfietsen tot 350 kg; voor de elektrische voertuigen geldt die massa evenwel zonder de batterijen.

De driewielige bromfiets met twee wielen die op dezelfde as zijn gemonteerd en waarvan de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 0,46 m, wordt beschouwd als bromfiets met twee wielen.

De niet-bereden tweewielige bromfiets wordt niet als voertuig beschouwd.

Bevestiging van een aanhangwagen aan een bromfiets brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig.

De voertuigen bestuurd door minder-validen, uitgerust met een motor die niet toelaat zich sneller dan stapvoets voort te bewegen, worden niet als bromfiets beschouwd. »; 6° Artikel 2.17., dat artikel 2.18. wordt, wordt vervangen door de volgende bepaling: « 2.18. "Motorfiets", elk tweewielig motorvoertuig met of zonder zijspanwagen en dat niet beantwoordt aan de bepaling van de bromfiets.

Bevestiging van een aanhangwagen aan een motorfiets brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig. »; 7° In artikel 2.18., dat artikel 2.21. wordt, worden de woorden "en van de motorfiets" vervangen door de woorden "van de motorfiets, van de drie- en van de vierwieler met motor"; 8° Een artikel 2.19. en een artikel 2.20., luidend als volgt, worden ingevoegd: « 2.19. "Driewieler met motor", elk driewielig motorvoertuig dat niet beantwoordt aan de bepaling van de bromfiets en waarvan de maximale ledige massa niet meer dan 1000 kg bedraagt.

Bevestiging van een aanhangwagen aan een driewieler met motor brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig.

Behoudens bijzondere bepalingen, moeten de bestuurders van driewielers met motor dezelfde regels naleven als de bestuurders van auto's. ». "2.20. "Vierwieler met motor", elk vierwielig motorvoertuig, andere dan die welke als bromfietsen worden beschouwd, met een lege massa van ten hoogste 400 kg of 550 kg voor voertuigen gebruikt voor het goederenvervoer en met een netto-maximumvermogen van de motor van ten hoogste 15 kW. Voor de elektrische voertuigen geldt die massa zonder de batterijen.

Bevestiging van een aanhangwagen aan een vierwieler met motor brengt geen wijziging in de classificatie van dit voertuig.

Behoudens bijzondere bepalingen, moeten de bestuurders van die vierwielers met motor dezelfde regels naleven als de bestuurders van auto's. ». 9° De artikelen 2.19. tot 2.26. worden genummerd 2.22. tot 2.29. en de artikelen 2.27. tot 2.29. worden genummerd 2.31. tot 2.33.; 10° Een artikel 2.30., luidend als volgt, wordt ingevoegd : « 2.30. "Ledige massa", de eigen massa van het voertuig zonder brandstof, en met de aanvullende uitrusting voor zijn normaal gebruik, alsook met de reglementaire uitrusting, met uitzondering van bijkomende benodigdheden. ».

Art. 2.In artikel 11.3.4° van hetzelfde besluit wordt het getal « 40 » vervangen door het getal « 45 ».

Art. 3.Artikel 21.1. van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 juni 1978, wordt vervangen door de volgende bepaling: « 21.1. De toegang tot de autosnelwegen is verboden: aan de voetgangers, aan de bestuurders van rijwielen, van bromfietsen en van dieren; aan de bestuurders van voertuigen of slepen die op een horizontale weg de snelheid van 70 km per uur niet kunnen bereiken; aan de bestuurders van voertuigen die overeenkomstig de bepalingen van artikel 49.5. met een noodkoppeling of met een hulpkoppeling een ander voertuig slepen; aan de bestuurders van drie- en vierwielers met motor zonder carrosserie.

De tot het verkeer op de autosnelwegen toegelaten voertuigen mogen die wegen slechts oprijden of verlaten op de plaatsen die daarvoor speciaal ingericht zijn. ».

Art. 4.In artikel 22.1. van hetzelfde besluit worden de woorden "alsook de drie- en vierwielers met motor, zonder carrosserie", ingevoegd na het woord "kermisvoertuigen".

Art. 5.In artikel 30bis van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 1983, wordt het woord "tweewielige" vóór het woord "motorfietsen" geschrapt.

Art. 6.Artikel 36 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 1976, wordt vervangen door de volgende bepaling: « De bestuurders en passagiers van drie- en vierwielers met motor en van bromfietsen klasse B, zonder carrosserie, alsook van motorfietsen, moeten een valhelm dragen.

De valhelm, gedragen door bestuurders en passagiers die in België wonen, moet, voor de maten van de helmen waarvoor de homologatie is vereist, een homologatieteken dragen waaruit de gelijkvormigheid met de door Ons vastgestelde normen blijkt. ».

Art. 7.In artikel 46 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 september 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° Artikel 46.1.2°, wordt vervangen door de volgende bepaling: « 2° bromfiets met drie of vier wielen, drie- en vierwieler met of zonder motor of hun aanhangwagen: de breedte van de lading mag ten hoogste 0,30 meter meer bedragen dan de breedte van het niet beladen voertuig, met een volstrekt maximum van 2,50 meter. »; 2° In de artikelen 46.1.5° en 6°, worden de woorden "tweewielige" geschrapt; 3° In artikel 46.2.2. worden de woorden "met of" ingevoegd tussen de woorden "vierwielers" en "zonder motor".

Art. 8.In artikel 47bis, ingevoegd in hetzelfde besluit bij koninklijk besluit van 18 september 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° In artikel 47bis 1.wordt het woord "soepele" geschrapt; 2° Artikel 47bis 3., eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling: « Art. 47bis 3. De reflecterende stroken vermeld onder 47bis 1. moeten een oppervlakte hebben van minimum 0,120 m2 met een breedte van minimum 0,25 m.

Zij moeten voorzien zijn van diagonale afwisselend rode en witte strepen van ten minste 0,10 m breedte. ».

Art. 9.In artikel 49.5. van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° In het eerste lid worden de woorden « slechts gebruikt worden in geval van overmacht » vervangen door de woorden « slechts gebruikt worden door de bestuurders van auto's, alleen in geval van overmacht »;2° Bij het tweede streepje van het eerste lid worden de woorden "of een vierwieler met motor" ingevoegd tussen de woorden "een auto" en "die zich" en wordt in de Nederlandse tekst, het woord "kan" vervangen door het woord "kunnen" en het woord "biedt" door het woord "bieden".

Art. 10.Een artikel 62ter, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd: "

Artikel 62ter.- Bijzondere verkeerslichten voor het regelen van het verkeer van voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer De verkeerslichten in de vorm van balken, cirkels en driehoeken, in het wit op een zwarte achtergrond, dienen om het verkeer te regelen van voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer.

Zij hebben de volgende betekenis: 1° een horizontale balk heeft dezelfde betekenis als het rood licht bepaald in artikel 61.1.1°; 2° een cirkel heeft dezelfde betekenis als het vast oranjegeel licht bepaald in artikel 61.1.2°; 3° een omgekeerde driehoek heeft dezelfde betekenis als het groen licht bepaald in artikel 61.1.3°; 4° een vertikale balk geeft de toelating om alleen rechtdoor te rijden;5° een 45° schuin naar links of naar rechts gerichte balk geeft de toelating om alleen in de richtingen die door de balk worden aangeduid, voort te rijden.».

Art. 11.In artikel 71.2. van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 juni 1978, 8 april 1983, 17 september 1988, 20 juli 1990 en 1 februari 1991, wordt het volgende verkeersbord ingevoegd: Aanwijzing van een bijzondere overrijdbare bedding, voorbehouden aan het verkeer van voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer. ».. {/PICK;p1;;;block;;;;no;1;31584n;238860n;12} {/GRAPH;14171_1;;;center;center}. {/PICK;p2;;;block;;;;no;1;135360n;239136n;12} {/GRAPH;14171_1;;;center;center}

Art. 12.Artikel 72 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende bepaling: « 72.6. Een of meerdere brede witte doorlopende strepen of de markering bedoeld in artikel 77.8. bakenen de bijzondere overrijdbare bedding af die voorbehouden is aan voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer.

Wanneer taxi's de bedding mogen volgen, moet het verkeersbord F18 aangevuld worden met het woord "TAXI". In dit geval moeten de bestuurders van taxis, in voorkomend geval, de verkeerslichten, bedoeld in artikel 62ter. opvolgen. Zij zullen bovendien in de toegelaten richtingen moeten voortrijden.

De prioritaire voertuigen mogen op deze bedding rijden wanneer hun dringende opdracht het rechtvaardigt.

De andere voertuigen mogen een bedding slechts dwarsen op een kruispunt of om een aanpalend eigendom te verlaten of te bereiken. Zij mogen er slechts gebruik van maken om omheen een hindernis op de rijbaan te rijden.

In dit geval moeten de bestuurders, in voorkomend geval, de verkeerslichten, bedoeld in artikel 62ter opvolgen. Zij zullen bovendien in de toegelaten richtingen moeten voortrijden.

De woorden « Bus, Tram » en, in voorkomend geval, « Taxi » mogen op de bijzondere overrijdbare bedding worden aangebracht.

Het verkeersbord F18 mag worden herhaald na ieder kruispunt. ».

Art. 13.Artikel 73.1. van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen: « 73.1. - Voorlopige markeringen om bij werken het verkeer te kanaliseren, worden gevormd door ofwel oranje doorlopende of onderbroken strepen, ofwel door oranje spijkers.

De oranje doorlopende en onderbroken strepen hebben dezelfde betekenis als de doorlopende en de onderbroken strepen bedoeld in de artikelen 72.2. en 72.3.

Wanneer spijkers gebruikt worden, kunnen de markeringen bestaan uit: 1° een doorlopende streep;2° een onderbroken streep.».

Art. 14.In artikel 77 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1987 en 20 juli 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° Artikel 77.4. wordt vervangen door de volgende bepaling: « Artikel 77.4. Verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken mogen op de grond worden aangebracht door witte evenwijdige schuine strepen.

De bestuurders mogen niet rijden, stilstaan of parkeren op deze markeringen. ». 2° Artikel 77 wordt aangevuld met de volgende bepaling: « 77.8. Een dambordmarkering die bestaat uit witte vierkanten, mag op de grond worden aangebracht.

Zij bakent de plaats af voorbehouden aan voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer op een bijzondere overrijdbare bedding of de plaats die eigen beddingen en bijzondere overrijdbare beddingen met elkaar verbinden.

Stilstaan en parkeren op deze markering is verboden. ».

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 1997.

Art. 16.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Staatssecretaris voor Veiligheid, J. PEETERS

^