gepubliceerd op 24 april 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector
16 APRIL 1998. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid inzonderheid op artikel, 35, § 5, tweede en derde lid, vervangen door de wet van 26 juli 1996 en gewijzigd door de wet van 6 december 1996 en de wet van 13 februari 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, gewijzigd door het koninklijk besluit van 5 mei 1997 en het koninklijk besluit van 6 juli 1997;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 maart 1998;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 1 april 1998;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 7 april 1998;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de Regering onlangs beslist heeft op korte termijn de mogelijkheden tot werkgelegenheidscreatie in de non profit sector te versterken, dat de onderhandelingen in de publieke sector en de paritaire comité's van de private sector onmiddellijk dienen aangevat, en dat de betrokken werkgevers onverwijld van de nieuwe uitvoeringsmodaliteiten dienen in kennis te worden gesteld;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 april 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de toepassing van dit besluit, wordt onder non-profit sector verstaan, de sector bestaande uit werkgevers die : 1° hun voornaamste activiteit uitoefenen in één of meerdere activiteiten die betrekking hebben op gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening of cultuur in : ziekenhuizen, preventoria en sanatoria, erkende rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, de centra voor geestelijke gezondheidszorg, de centra voor maatschappelijk werk, de centra voor tele-onthaal, de diensten voor eerstelijnsgezondheidszorg, de interbedrijfs-geneeskundige diensten, de centra voor medisch schooltoezicht, de diensten voor bloedtransfusie en bloedverwerking, de diensten voor E.H.B.O., de gezondheidscentra, de diensten en instellingen die preventieve gezondheidszorgen verlenen, psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven voor beschutte woningen, de centra die een overeenkomst gesloten hebben met het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering voor functionele revalidatie, erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp, beschermde werkplaatsen, sociale werkplaatsen, « entreprises d'insertion », leerwerkbedrijven, onthaaltehuizen, de erkende diensten voor bewaking en onthaal van kinderen, diensten voor hulp aan jongeren, medico-pedagogisch-instituten en de erkende centra, diensten en structuren die de socio-professionele integratie van gehandicapte personen onthalen, huisvesten, begeleiden en verzekeren, de culturele centra, de bibilotheken, mediatheken en ludotheken, de sportverenigingen en sportcentra, de niet-commerciële radio en/of televisieverenigingen, de instellingen voor maatschappelijk opbouwwerk, de organisaties voor sociaal-cultureel vormingswerk, de organisaties inzake ontwikkelingswerk voor volwassenen, de jeugdverenigingen, de jeugdcentra, de verenigingen en instellingen voor beroepsopleiding, -vervolmaking en -herscholing, de niet commerciële toeristische organisaties, de organisaties voor ontwikkelingssamenwerking, de niet-partijpolitiek gebonden instellingen of verenigingen ter bevordering van een gedachtengoed en die : 2° a) hetzij georganiseerd zijn : - als vereniging zonder winstoogmerk, - als vennootschap met een sociaal oogmerk waar-van de statuten bepalen dat de vennoten geen vermogensvoordeel nastreven;b) hetzij een universitair ziekenhuis of een erkend rusthuis zijn, aangewezen door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid en de Minister van Sociale Zaken;c) hetzij : - aangesloten zijn bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten in toepassing van artikel 32 van de Samengevoegde Wetten betreffende de Kinderbijslag voor werknemers, - of onder de publieke sector ressoteren en aangesloten zijn bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid.»
Art. 2.§ 1. In artikel 2 eerste lid van hetzelfde besluit gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 mei 1997 en 6 juli 1997 worden de woorden « artikel 1, 1° » en de woorden « artikel 1, 2° » telkens vervangen door de woorden « artikel 1". § 2. Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 mei 1997 en 6 juli 1997, wordt aangevuld met de volgende leden : « In de oprichting van een sectoraal fonds kan voorzien worden in de collectieve arbeidsovereenkomst, het raamakkoord of het gemengd privé/openbaar protocolakkoord, zoals bedoeld in artikel 3, § 1 of in het akkoord bedoeld in artikel 3, § 8. Het bedrag van de forfaitaire vermindering bedoeld in het eerste lid wordt dan door de Rijksdienst voor sociale zekerheid of door de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten gestort aan dat sectoraal fonds, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Volksgezondheid en dit voor de sectoren waarvoor hij bevoegd is.
De banen toegewezen en gefinancierd op 30 juni 1998 ingevolge de bijkomende inspanning voor de tewerkstelling, bedoeld in artikel 3, § 2, d) en § 3, 1°, b) en § 4, d), blijven behouden. ».
Art. 3.In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de § 5, eerste lid, worden de woorden « , ten belope van 3 250 F per kwartaal van het bedrag bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 tot bepaling van het kwartaalbedrag van de forfaitaire bijdragevermindering in de non-profit sector, » ingevoegd tussen de woorden « bedoeld in artikel 3, § 2, d) en § 3, 1°, b) en § 4, d) » en de woorden « een functie bekleden van logistiek assistent »;2° de § 5 wordt aangevuld met de volgende lid : « In de sectoren die onder federale bevoegdheid vallen en met ingang van 1 juli 1998, moet de functie van de werknemers aangeworven ten gevolge van de voormelde bijkomende inspanning voor tewerkstelling : - de werkdruk verlagen, in het bijzonder voor het personeel dat rechstreeks bij de verzorging en de dienstverlening betrokken is, - de intensiteit en de kwaliteit van de zorg en de dienstverlening verbeteren en het comfort van de patienten of cliënten optimaliseren. »; 3° de § 8, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 mei 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 8.Voor de periode vanaf 1 januari 1997 tot 30 juni 1998, kunnen de sectoren een collectieve arbeidsovereenkomst, een raamakkoord of een gemengd privé/ openbaar protocolakkoord sluiten tot uiterlijk 1 april 1997 voor de privé-sector en de ziekenhuizen van de openbare sector, en 1 juni 1997 voor de andere werkgevers en werknemers van de openbare sector.
Voor de periode vanaf 1 juli 1998 tot 30 juni 1999, kunnen de sectoren een collectieve arbeidsovereenkomst, een raamakkoord of een gemengd privé/ openbaar protocolakkoord sluiten tot uiterlijk 1 juni 1998.
Deze datum kan door Ons worden gewijzigd.
Voor de periode die aanvangt op 1 juli 1999 kunnen de sectoren een collectieve arbeidsovereenkomst, een raamakkoord of een gemengd privé/openbaar protocolakkoord sluiten tot uiterlijk 1 juni 1999. Deze datum kan door Ons worden gewijzigd. ».
Art. 4.In artikel 4 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, wordt het laatste lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 6 juli 1997, aangevuld met de woorden « ongeacht de duur van de schorsing »;2° § 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 mei 1997 wordt aangevuld met de volgende streepjes : « - de werknemer aangeworven in het kader van Hoofdstuk II van Titel III van de programmawet van 30 december 1988; - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's; - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen. »; 3° In § 5 worden de woorden « artikel 1, 2° » vervangen door de woorden « artikel 1, die behoren tot de publieke sector ».
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1998, met uitzondering van de artikelen 2, 3, 3° en 4 die uitwerking hebben met ingang op 1 april 1997.
Artikel 1 heeft uitwerking met ingang op 1 april 1997 wat betreft de universitaire ziekenhuizen bedoeld bij 2°, b).
Art. 6.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 16 april 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 29 juni 1981, Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981. Wet van 26 juli 1996, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996.
Wet van 6 december 1996, Belgisch Staatsblad van 24 december 1996.
Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.
Koninklijk besluit van 5 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997.
Koninklijk besluit van 5 mei 1997, Belgisch Staatsblad van 23 mei 1997.
Koninklijk besluit van 6 juli 1997, Belgisch Staatsblad van 12 juli 1997.