gepubliceerd op 28 juni 2006
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 90 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987
14 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 90 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineeerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 90, § 1, vierde lid, vervangen bij de wet van 14 januari 2002 en gewijzigd door de wet van 27 december 2005;
Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Financiering, van 11 mei 2006;
Gelet op het advies 40.427/3 van de Raad van State gegeven op 31 mei 2006, met toepassing van art. 84, § 1, eerte lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Ten aanzien van de hiernavolgende categorieën van patiënten mogen er geen supplementen worden aangerekend als gevolg van het verblijf in een tweepatiëntenkamer, met inbegrip van de daghospitalisatie : 1° de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, §§ 1 en 19, 1°, 2°, 3° en 6°, van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, alsmede de gerechtigden, bedoeld in artikel 32, eerste lid, 13° en 15°, van voornoemde wet, die de verhoogde tegemoetkoming genieten, voorzover ze niet opgenomen zijn in het 2° van dit artikel;2° de rechthebbenden aan wie één van de in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen voor gehandicapten bedoelde tegemoetkomingen wordt toegekend, met uitzondering van de rechthebbenden op een integratietegemoetkoming, behorend tot de categorieën 3 en 4, bedoeld in artikel 6, § 4, eerste lid, 3° en 4°, van hogervermelde wet van 27 februari 1987, waarvoor daadwerkelijk de aftrek, bedoeld in artikel 8, § 1, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende en de integratietegemoetkoming, werd toegepast;3° de rechthebenden op de verhoogde tegemoetkoming, bedoeld in het artikel 32, § 1, 1° tot 5° en 7°, van het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen en de leden van de kloostergemeenschappen wordt verruimd, en de rechthebbenden, bedoeld in het artikel 32, § 1, 6°, van het vorenbedoelde koninklijk besluit van 29 december 1997, voorzover zij de verhoogde tegemoetkoming genieten, toegekend op grond van artikel 37, § 19, 1° tot 3°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en utkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;4° de rechthebbenden op de verhoogde kinderbijslag overeenkomstig artikel 47, § 1, van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of overeenkomstig artikel 20 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regering van de gezinsbijslagen ten voordele van de zelfstandigen en van de personen die te hunnen laste zijn;5° de rechthebbenden bedoeld in het artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 juni 1998 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor het incontinentiemateriaal, bedoeld in artikel 34, 14°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoörineerd op 14 juli 1994;6° de rechthebbenden opgenomen in een Sp-dienst palliatieve zorg, alsmede de rechthebbenden bedoeld in het artikel 7octies van het koninklijk besluit van 23 maart 1982 tot vaststelling van het persoonlijk aandeel van de rechthebbenden of van de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in het honorarium voor bepaalde verstrekkingen;7° de rechthebbenden bedoeld in artikel 37, § 16bis, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. Aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid dient te worden voldaan het jaar waarin de opname plaatsvindt of het jaar vóór de opname.
Art. 2.Dit belsuit treedt in werking op 1 juli 2006.
Art. 3.Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 juni 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE