gepubliceerd op 14 juli 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel
13 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 23, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969 en 10 april 1995, op artikel 26, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 13 november 1990, 27 oktober 1992, 14 september 1994 en 2 juni 1998, op artikel 27bis, ingevoegd door het koninklijk besluit van 27 oktober 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995 en 2 juni 1998, op artikel 33, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 15 maart 1993, 14 september 1994, 10 april 1995 en 6 februari 1997, op artikel 61, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 14 september 1994 en 10 april 1995, op artikel 67, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 27 oktober 1992, 15 maart 1993 en 14 september 1994 en op artikel 80, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 september 1994;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 februari 1998;
Gelet op het protocol nr. 311 van 1 december 1998 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Overwegende dat in niveau 1 de bevorderingen in de rangen 10 en 13 die afhankelijk zijn van de vacature van een betrekking dienen toegewezen te worden aan de ambtenaar met de gunstigste evaluatie;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de Regering zonder uitstel wil zorgen voor de doorzichtigheid van de bevorderingsprocedures en dat ze, met het oog op de rechtszekerheid, die procedures in overeenstemming wil brengen met de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, en met name met het artikel 1, 3° en hoofdstuk III;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 23, eerste lid, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969 en 10 april 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Bevordering door verhoging in graad tot de graden in rang 13, alsook bevorderingen door verhoging in weddeschaal in rang 13 die afhankelijk gesteld zijn van de vacature van een betrekking, worden verleend na met redenen omkleed advies van de directieraad. »
Art. 2.Artikel 25 van hetzelfde besluit, opnieuw opgenomen bij het koninklijk besluit van 10 april 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juni 1996 en 6 februari 1997, wordt opgeheven.
Art. 3.In artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 13 november 1990, 27 oktober 1992, 14 september 1994 en 2 juni 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) in § 1 wordt het eerste lid vervangen door de volgende bepaling : « Voor iedere benoeming door verandering van graad en alsook voor iedere bevordering door verhoging in graad of door verhoging in weddeschaal die afhankelijk gesteld is van de vacature van een betrekking wordt een voorstel gedaan. » 2°) de §§ 2 en 3 worden geschrapt; 3°) § 4 wordt § 2.
Art. 4.ln hetzelfde besluit, wordt een artikel 26bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 26bis.§ 1. In niveau 1 wordt voor alle betrekkingen waar de ambtenaren zich kandidaat moeten stellen het voorstel van rangschikking dat is opgemaakt voor elke vacante bevorderingsbetrekking, schriftelijk betekend aan alle kandidaten die hun kandidatuur geldig hebben ingediend.
Deze betekening behelst tenminste de volgende elementen : 1°) de rangschikking van de kandidaten; 2°) het aangeven aan de ambtenaar die zich benadeeld acht van de mogelijkheid binnen de tien werkdagen na de betekening een klacht bij de met de voorstellen belaste overheid in te dienen.
De ambtenaar mag vragen door deze overheid gehoord te worden; 3°) het aangeven voor de ambtenaar die de betekening ontvangen heeft, van de in het eerste lid vermelde mogelijkheid om de notulen van de vergadering van de met de voorstellen belaste overheid - te raadplegen.
Deze aanvraag wordt schriftelijk gericht aan de secretaris-generaal of, bij gebrek daaraan, de terzake door de minister aangewezen ambtenaar.
De raadpleging gebeurt met naleving van het vertrouwelijk karakter van de feiten die op andere ambtenaren zouden betrekking hebben. § 2. De ambtenaar dient zijn klacht in bij een ter post aangetekend schrijven. Indien hij vraagt gehoord te worden, verschijnt hij persoonlijk, hij mag zich noch laten bijstaan, noch doen vertegenwoordigen.
Indien, alhoewel regelmatig opgeroepen, de ambtenaar zonder geldige verontschuldiging niet verschijnt, wordt de procedure uit zijn hoofde als afgesloten beschouwd.
De met de voorstellen belaste overheid spreekt zich uit op grond van de schriftelijke klacht zelfs indien de ambtenaar zich op een geldige verontschuldiging kan beroepen, zodra de klacht een tweede maal op de agenda van een zitting is geplaatst. § 3. Indien, ingevolge het onderzoek van de klacht, de met de voorstellen belaste overheid de oorspronkelijke rangschikking niet verandert, wordt deze beslissing enkel aan de kandidaat die de klacht heeft ingediend, bekendgemaakt.
Indien ze integendeel een nieuwe rangschikking opmaakt, wordt deze volgens de in § 1 bedoelde procedure, betekend aan alle kandidaten die geldig hun kandidatuur hadden ingediend.
Indien een ambtenaar zich opnieuw benadeeld acht, kan hij een schriftelijke klacht volgens de in § 2 bedoelde procedure indienen.
Hij mag niet vragen gehoord te worden.
Aan het einde van een nieuwe beraadslaging maakt de overheid dat met het opmaken van de voorstellen belast is, de definitieve rangschikking bekend aan alle kandidaten die hun kandidatuur geldig ingediend hebben en geeft het die door aan de minister. § 4. Dit artikel is niet toepasselijk op de bevordering tot een graad van rang 17. »
Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 26ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 26ter.§ 1. In de niveaus 2+, 2, 3 en 4, wordt het voorstel van rangschikking dat is opgemaakt voor alle vacante betrekkingen waarin zowel door bevordering als door verandering van graad wordt voorzien, schriftelijk medegedeeld aan alle kandidaten die de voorwaarden om de te begeven betrekking te bekleden, vervullen.
Deze betekening behelst tenminste de volgende elementen : 1°) de rangschikking van de kandidaten; 2°) het aangeven voor de ambtenaar die uit de rangschikking wenst weggehaald te worden of die zich benadeeld acht van de mogelijkheid om binnen de tien werkdagen na de bekendmaking, een schriftelijke klacht bij de met de voorstellen belaste overheid in te dienen. Deze aanvraag dient te gebeuren bij een ter post aangetekend schrijven; 3°) het aangeven voor elke ambtenaar die de in het eerste lid vermelde betekening gekregen heeft om aan de met de voorstellen belaste overheid te vragen de notulen te mogen raadplegen. Deze aanvraag wordt schriftelijk gedaan.
De raadpleging gebeurt met naleving van het vertrouwelijk karakter van de feiten die op andere ambtenaren betrekking zouden hebben. § 2. De ambtenaar wordt over het resultaat van het onderzoek van zijn klacht ingelicht door een betekening van de overheid die ermee belast is de voorstellen te doen, en die tegelijk de rangschikking doorstuurt naar de tot benoemen bevoegde overheid. § 3. Dit artikel is toepasselijk op de bevordering door verhoging in weddeschaal in rang 10 die afhankelijk gesteld is van de vacature van een betrekking. »
Art. 6.In artikel 27bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 27 oktober 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, worden de woorden « in rang 13 » vervangen door de woorden « in rang 13 die afhankelijk gesteld is van de vacature van een betrekking ».
Art. 7.In artikel 33 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1995, 10 april 1995 en 6 februari 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. In niveau 1 wordt, met uitzondering van de graden van ambtenaren-generaal, de bevordering door verhoging in graad en de bevordering door verhoging in weddeschaal die afhankelijk gesteld is van de vacature van een betrekking maar waarvoor geen examen is voorgeschreven, bij voorrang verleend aan de kandidaat met de gunstigste evaluatie. » ; 2°) § 2, waarvan de huidige tekst een § 4 zal worden, wordt vervangen door de volgende paragrafen : « § 2. Onverminderd § 1 worden de bevorderingen door verhoging in weddeschaal in rang 10 die afhankelijk gesteld zijn van de vacature van een betrekking, verleend in deze volgorde : a) aan de ambtenaar met de gunstigste evaluatie;b) onder ambtenaren die dezelfde evaluatie hebben gekregen, aan de ambtenaar die het best gerangschikt is volgens de bepalingen die gelden inzake de rangschikking. § 3. Onverminderd § 1 moet voor elke bevordering door verhoging in graad tot een graad van rang 13 of voor de bevorderingen door verhoging in weddeschaal in dezelfde rang die afhankelijk gesteld zijn van de vacature van een betrekking, de aard van de functies van de te begeven betrekking in het vacaturebericht omschreven worden. »
Art. 8.Artikel 61, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Eenzelfde mededeling zal moeten gedaan worden in niveau 1 voor de bevorderingen door verhoging in weddeschaal die afhankelijk gesteld zijn van de vacature van een betrekking. »
Art. 9.Artikel 67 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 27 oktober 1992, 15 maart 1993 en 14 september 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 67.§ 1. Benoeming bij verandering van graad tot een graad van niveau 1 wordt door Ons gedaan na een met redenen omkleed advies van de directieraad. Voorrang wordt gegeven aan degene van de gegadigden bedoeld in artikel 26, § 1, tweede lid, die eenparig door de directieraad is voorgedragen. Indien de minister meent niet te kunnen instemmen met het eenparige voorstel van de directieraad en indien hij een andere van de vijf kandidaten voordraagt, wordt zijn voorstel speciaal met redenen omkleed. Artikel 26bis is op deze benoemingsprocedure van toepassing. § 2. De benoeming bij verandering van graad tot een graad van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 geschiedt bij de in artikel 33, § 4, vastgestelde volgorde. Artikel 26ter is op deze benoemingsprocedure toepasselijk. »
Art. 10.Artikel 80 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 80.Elk ministerie of dienst van een ministerie maakt jaarlijks een nominatieve lijst bekend van zijn vastbenoemde ambtenaren met vermelding van hun graad, hun leeftijd evenals de weddeschaal die zij hebben. In elke weddeschaal worden de ambtenaren gerangschikt volgens de bepalingen die de rangschikking van de rijksambtenaren beheren.
Voor de ambtenaren van niveau 1 bevat de lijst eveneens de vermelding van de wetenschappelijke titels. » HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 11.De procedures inzake bevordering of verandering van graad die zijn ingezet op de datum waarop dit besluit van kracht wordt, verlopen verder volgens de bepalingen welke vóór die datum toepasselijk zijn.
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt is.
Art. 13.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT