gepubliceerd op 19 februari 1998
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1bis, vierde lid, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
13 FEBRUARI 1998. Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1bis, vierde lid, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1bis, vierde lid, ingevoegd bij de wet van 13 februari 1998;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 28 januari 1998;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat onverwijld de nodige maatregelen moeten worden genomen zowel voor de werkgevers als voor de werknemers die werkzaam zijn in het kader van de doorstromingsprogramma's en de herinschakeling van langdurige werklozen opdat ze kunnen genieten van de voordelen die verbonden zijn aan deze programma's die reeds in werking zijn getreden;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : - het koninklijk besluit van 9 juni 1997 : het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's; - het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 : het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen.
Art. 2.De werknemer, die wordt tewerkgesteld binnen het kader van een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld wordt in artikel 5, § 1, 3° van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 of in artikel 8, § 1, 2° van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, kan, met inachtneming van een opzeggingstermijn van zeven dagen die de dag na de kennisgeving ingaat, een einde maken aan de arbeidsovereenkomst, wanneer hij wordt aangenomen bij wijze van een andere arbeidsovereenkomst of wordt benoemd in een administratie.
Art. 3.De werkgever die een werknemer tewerkstelt binnen het kader van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 is gehouden hem een vergoeding uit te keren, verschuldigd krachtens de in de onderneming van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten.
De werkgever is evenwel niet gehouden een vergoeding uit te keren die hoger is dan 120 % van het gemiddeld minimum maandinkomen, zoals bedoeld : - ofwel in de collectieve arbeidsovereenkomst Nr. 43 van 2 mei 1988, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, houdende wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten Nr. 21 van 15 mei 1975 en Nr. 23 van 25 juli 1975 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 juli 1988; - ofwel in de collectieve arbeidsovereenkomst Nr. 50 van 29 oktober 1991 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen voor werknemers onder de 21 jaar, gesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 december 1991.
Art. 4.De werkgever die een werknemer tewerkstelt binnen het kader van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 geniet voor deze een vrijstelling van de werkgeversbijdragen, zoals vastgesteld bij artikel 38, §§ 3 en 3bis van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling.
Art. 6.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 februari 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale zaken, Mevr. M. DE GALAN Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld