Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 april 1997
gepubliceerd op 03 juli 1997

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1997022372
pub.
03/07/1997
prom.
13/04/1997
ELI
eli/besluit/1997/04/13/1997022372/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 APRIL 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 87, gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 november 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 211;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, uitgebracht op 22 januari 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat dit besluit een beslissing uitvoert die door de Regering genomen werd binnen het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, die uitwerking heeft met ingang van 15 november 1996 en die geldt voor de arbeidsongeschiktheden die ten vroegste op 16 oktober 1996 een aanvang hebben genomen, namelijk omwille van redenen van budgettaire orde; dat het derhalve noodzakelijk is het uitkeringspercentage zoals het betrokken tijdvak te bepalen;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 20 maart 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 211 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling: «

Art. 211.1. De hoegrootheid van de primaire ongeschiktheidsuitkering gedurende de eerste dertig dagen van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op 60 pct. van het gederfde loon bedoeld in artikel 87, eerste lid, van de gecoördineerde wet.

Vanaf de eenendertigste dag van de ongeschiktheid blijft die hoegrootheid bepaald op 60 pct. van hetzelfde loon voor de werknemers met persoon ten laste, bedoeld in artikel 225, evenals voor de werknemers zonder persoon ten laste aan wie een hogere uitkering kan worden toegekend wegens verlies van enig inkomen overeenkomstig artikel 226. Die hoegrootheid wordt vanaf de eenendertigste dag van de ongeschiktheid verminderd tot 55 pct. van hetzelfde loon voor de gerechtigden zonder persoon ten laste die niet voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 226.

Het tijdvak van dertig dagen bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12bis van 26 februari 1979 betreffende de toekenning van een gewaarborgd maandloon aan de arbeiders in geval van arbeidsongeschiktheid en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 13bis van 26 februari 1979 betreffende de toekenning van een gewaarborgd maandloon aan bepaalde bedienden in geval van arbeidsongeschiktheid.

Het bewijs van de hoedanigheid van werknemer met persoon ten laste of van werknemer zonder persoon ten laste, aan wie een hogere uitkering kan worden toegekend wegens verlies van enig inkomen, wordt geleverd overeenkomstig de bepalingen van artikel 225, 4 of van artikel 226, derde lid. Dit bewijs moet zich in het dossier van de gerechtigde bevinden bij de betaling van de uitkeringen aan de hoegrootheid van 60 pct. vanaf de eenendertigste dag van de arbeidsongeschiktheid. 2. Voor de in artikel 86, 1, 1°, c), van de gecoördineerde wet bedoelde gerechtigde, evenals voor de gerechtigde die voormelde hoedanigheid behoudt krachtens artikel 131 van dezelfde wet, mag de primaire ongeschiktheidsuitkering gedurende de eerste zes maanden arbeidsongeschiktheid, niet méér bedragen dan de werkloosheidsuitkering waarop zij aanspraak zouden hebben indien zij zich niet in staat van arbeidsongeschiktheid bevonden.Vorenvermelde gerechtigden blijven verder behoren tot de categorie van werklozen die overeenkomstig het bepaalde in artikel 110, 1, 2 of 3, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, is vastgesteld bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, tenzij er zich in de loop van voornoemd tijdvak een wijziging voordoet ten gevolge van hetzij een overlijden of een geboorte, hetzij het huwelijk, de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed van de gerechtigde.

Voor het bepalen van de in het eerste lid genoemde periode van zes maanden wordt rekening gehouden met de duur van de periode van moederschapsbescherming onmiddellijk vóór de periode van arbeidsongeschiktheid.

De maatregel ter beperking van het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering tot het bedrag van de in het eerste lid bedoelde werkloosheidsuitkering is evenwel niet van toepassing op de tijdelijke werkloze. Voor de toepassing van deze bepaling worden met tijdelijke werklozen gelijkgesteld, de werknemers bedoeld in artikel 28, 3, van vorengenoemd koninklijk besluit van 25 november 1991 en de werknemers die halftijds werken in het kader van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen. ».

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 november 1996 en geldt voor de arbeidsongeschiktheden, die ten vroegste op 16 oktober 1996 aanvangen.

Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 april 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^