gepubliceerd op 20 mei 2011
Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 20 mei 1994 betreffende de beziging van militairen buiten de krijgsmacht
12 MEI 2011. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 20 mei 1994 betreffende de beziging van militairen buiten de krijgsmacht
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de beziging van militairen buiten de krijgsmacht, artikel 3, § 1, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 23 april 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/04/2010 pub. 07/05/2010 numac 2010007153 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel sluiten en artikel 26, eerste lid, 5°, vervangen bij de wet van 23 april 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/04/2010 pub. 07/05/2010 numac 2010007153 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel sluiten;
Gelet op de wet van 23 april 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/04/2010 pub. 07/05/2010 numac 2010007153 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel sluiten tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel, artikel 32, tweede lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de informatie-, verzoek- en selectieprocedure van militairen voor hun beziging buiten de krijgsmacht;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 oktober 1995 met betrekking tot de geldelijke rechten van de militairen gebezigd buiten de krijgsmacht;
Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. N-306 van het Onderhandelingscomité van het militair personeel, gesloten op 29 juni 2010;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juli 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 22 september 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 4 januari 2011;
Gelet op het advies 49.287/4 van de Raad van State, gegeven op 21 maart 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landsverdediging en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De militair van het actief kader bedoeld in artikel 1 van de wet van 20 mei 1994 betreffende de beziging van militairen buiten de krijgsmacht behoort tot de doelgroep bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van voormelde wet op voorwaarde dat hij: 1° zich kandidaat stelt voor een bezigingsbetrekking;2° op 31 december van het jaar waarin hij zijn kandidatuur indient, de leeftijd van vijfenveertig jaar heeft bereikt;3° zich, op 31 december van het jaar waarin hij zijn kandidatuur indient, op meer dan één jaar van de normale datum van oppensioenstelling bevindt;4° niet reeds is geselecteerd door een openbare werkgever of door een partnerwerkgever van de privésector;5° op de datum waarop zijn beziging ingaat, niet reeds gebezigd is in de zin van voormelde wet van 20 mei 1994;6° zich, op de datum waarop zijn beziging ingaat, niet bevindt in een rendementsperiode in toepassing van de wet van 16 maart 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/2000 pub. 06/04/2000 numac 2000007081 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende het ontslag van bepaalde militairen en de verbreking van de dienstneming of wederdienstneming van bepaalde kandidaat-militairen, de vaststelling van de rendementsperiode en het terugvorderen door de Staat van een deel van de door de Staat gedragen kosten voor de vorming en van een gedeelte van de tijdens de vorming genoten wedden sluiten betreffende het ontslag van bepaalde militairen en de verbreking van de dienstneming of wederdienstneming van bepaalde kandidaat-militairen, de vaststelling van de rendementsperiode en het terugvorderen door de Staat van een deel van de door de Staat gedragen kosten voor de vorming en van een gedeelte van de tijdens de vorming genoten wedden;7° op de datum waarop zijn beziging ingaat, niet geaffecteerd is in een internationaal of intergeallieerd organisme;8° geen prestaties verricht in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap;9° op de datum waarop zijn beziging ingaat, geen functie uitoefent waarvoor een specifiek en zeldzaam competentieprofiel is vereist: a) verpleegkundige;b) medisch laboratorium technoloog of gelijkgesteld;c) kinesitherapeut;d) piloot;e) lid van het medisch technisch korps;f) luchtverkeersleider;g) informaticus;h) preventieadviseur. De militair bedoeld in het eerste lid, 7° en 9°, kan evenwel aan de directeur-generaal human resources de toelating vragen om deel uit te maken van de doelgroep. Elke weigering kan het voorwerp uitmaken van een beroep bij de Minister van Landsverdediging.
Voor de toepassing van het eerste lid, is de normale datum van oppensioenstelling, de datum van oppensioenstelling op leeftijdsgrens op basis van de wetgeving en de reglementering die van toepassing zijn op datum waarop de beziging uitwerking heeft.
Als een procedure is opgestart voor het verschijnen voor de militaire commissie voor geschiktheid en reform, kan de kandidatuur van belanghebbende voor een bezigingsbetrekking ten vroegste worden aanvaard op, naargelang het geval: 1° de datum waarop geen beroep meer mogelijk is tegen de beslissing van de militaire commissie voor geschiktheid en reform die de militair medisch geschikt verklaart;2° de datum van de beslissing van de militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform die de militair medisch geschikt verklaart. De kandidatuur van een militair die tijdelijk of definitief medisch ongeschikt is of die medisch geschikt is verklaard voor halftijdse arbeid, wordt geweigerd.
Art. 2.De kandidatuur bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van voormelde wet van 20 mei 1994 moet met een aangetekende zending ingediend worden bij de directeur-generaal human resources of de overheid die hij aanwijst, tegen ontvangstbewijs. De datum van het ontvangstbewijs geldt als bewijs.
De kandidatuur bedoeld in het eerste lid moet ten laatste op de datum vastgesteld door de Minister van Landsverdediging of de overheid die hij aanwijst, ingediend worden.
Art. 3.De toelagen bedoeld in artikel 26, eerste lid, 5°, van voormelde wet van 20 mei 1994 zijn, in voorkomend geval: 1° de toelage voor geselecteerde bedoeld in artikel 30 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier;2° de staffunctietoelage bedoeld in artikel 31 van hetzelfde besluit;3° de commandotoelage bedoeld in artikel 31 van hetzelfde besluit;4° de vormingstoelage bedoeld in artikel 32 van hetzelfde besluit;5° de meesterschapstoelage bedoeld in artikel 34 van hetzelfde besluit.
Art. 4.Opgeheven worden: 1° het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de informatie-, verzoek- en selectieprocedure van militairen voor hun beziging buiten de krijgsmacht, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 juli 1995, 4 oktober 1995 en 13 januari 2003;2° het koninklijk besluit van 12 oktober 1995 met betrekking tot de geldelijke rechten van de militairen gebezigd buiten de krijgsmacht.
Art. 5.De hoofdstukken 5 en 7 van de wet van 23 april 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/04/2010 pub. 07/05/2010 numac 2010007153 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel sluiten tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel treden in werking op de tiende dag na de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 6.De Minister bevoegd voor Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 mei 2011.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM