gepubliceerd op 17 maart 2000
Koninklijk besluit tot regeling van de rechtstoestand van de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen federale ICT-manager
12 MAART 2000. - Koninklijk besluit tot regeling van de rechtstoestand van de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen federale ICT-manager (informatie- en communicatietechnologie)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 4, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de ministeries, inzonderheid op artikel 2, vervangen door het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 1998 en 13 juni 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 februari 1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de besturen en andere diensten van de ministeries en in sommige instellingen van openbaar nut, meer bepaald op artikel 1, eerste lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 10 februari 1995, 10 april 1995, 5 juli 1996, 27 juli 1997, 9 december 1998 en 13 juni 1999;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 14 februari 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 23 februari 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 23 februari 2000;
Gelet op het procotol nr. 348 van 23 februari 2000 van het Comité voor de federale, gemeenschaps- en gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat, in het raam van de modernisering van het openbaar ambt, het aangewezen is het gebruik van nieuwe communicatie- en informatiemiddelen te optimaliseren; ten einde deze doelstelling te verwezenlijken moet een strategie bepaald worden om een efficiënte ICT-omgeving te creëren;
Overwegende dat het aldus nodig is, zo vlug mogelijk, een beroep te doen op een manager met ervaring op dit gebied; dat het om een specifieke opdracht gaat zodat de rechtstoestand van deze manager op een adequate manier moet worden geregeld;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 1 februari 1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de besturen en andere diensten van de ministeries en in sommige instellingen van openbaar nut, wordt aangevuld met volgende rubriek : « 35° aan het personeelslid belast met het beheer van het veranderingsproces inzake informatie- en communicatietechnologie voor de federale overheidsadministratie. »
Art. 2.In afwijking van artikel 2, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de ministeries, geniet het personeelslid bedoeld in artikel 1, 1e lid, 35°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de besturen en andere diensten van de ministeries en in sommige instellingen van openbaar nut, een vaste wedde die door de Minister van Ambtenarenzaken, na akkoord van de Minister van Begroting, wordt vastgesteld bij het afsluiten van de arbeidsovereenkomst.
Art. 3.De bepalingen van het koninklijk besluit van 18 november 1991 tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten en de bepalingen van het koninklijk besluit van 6 september 1998 houdende de toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met informaticataken bij sommige overheidsdiensten, zijn niet van toepassing op het personeelslid bedoeld in artikel 1, eerste lid, 35°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de besturen en andere diensten van de ministeries en in sommige instellingen van openbaar nut.
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2000, met uitzondering van artikel 3 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 1999.
Art. 5.Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 maart 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE