gepubliceerd op 14 februari 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2003-2004
12 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2003-2004 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2003-2004.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 2003 Nationaal akkoord 2003-2004 (Overeenkomst geregistreerd op 11 september 2003 onder het nummer 67452/CO/111) HOOFDSTUK I. - Inleiding A. Toepassingsgebied.
Art. 2.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren, die onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzondering van die welke tot de sector van de ondernemingen der metaalverwerking behoren. § 2. Onder "arbeiders" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
B. Voorwerp.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2003-2004 van 17 januari 2003.
C. Algemeen verbindend verklaring.
Art. 4.Ondertekenende partijen vragen dat onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst zo vlug mogelijk bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard. HOOFDSTUK II. - Carenzdag A. Betaling van de derde carenzdag
Art. 5.Vanaf 1 januari 2004 betaalt de werkgever drie carenzdagen per jaar voor de periodes van arbeidsongeschiktheid van ten minste vijf kalenderdagen.
Art. 6.§ 1. De collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1991, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 mei 1994 (Belgisch Staatsblad van 8 september 1994) wordt als volgt aangepast : Artikel 2 van de bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door volgende bepaling : « De werkgever betaalt drie carenzdagen per jaar voor de periodes van arbeidsongeschiktheid van ten minste vijf kalenderdagen. » § 2. Deze wijzigingsbepaling gaat in vanaf 1 januari 2004 en geldt voor onbepaalde duur. § 3. De tekst van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1991 zal gecoördineerd worden. HOOFDSTUK III. - Loonvoorwaarden A. Loonsverhoging.
Art. 7.§ 1. Op 1 oktober 2003 worden alle minimum en maximum basisuurlonen, alsmede alle minimum en maximum effectieve uurlonen verhoogd met 1 pct. § 2. Op 1 oktober 2004 worden alle minimum en maximum basisuurlonen, alsmede alle minimum en maximum effectieve uurlonen verhoogd met 1,2 pct., weliswaar te verhogen of te verminderen met het verschil tussen de som van de reële indexeringen en de verwachtte inflatie van 3,1 pct. tijdens 2003 en 2004. HOOFDSTUK IV. - Statuut van de werknemer A. Sectoraal model loopbaanplanning.
Art. 8.Verlenging van de ondernemingsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen § 1. Artikel 6, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 inzake het sectoraal model loopbaanplanning, wordt gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2005. § 2. Het nieuwe artikel 6 luidt als volgt : « Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen gesloten op ondernemingsvlak die geregistreerd en neergelegd zijn bij de Administratie van Collectieve Arbeidsbetrekkingen Federale Overheidsdienst van Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg, met uitzondering van de collectieve arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur die betrekking hebben op tijdelijke herstructureringoperaties, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot 30 juni 2005, tenzij partijen op ondernemingsvlak of op het vlak van het nationaal paritair comité, en/of op het vlak van de Gewestelijke Paritaire Sectie, beslist hebben ze niet te verlengen. » B. Sectoraal stelsel ter aanvulling van de wettelijke pensioenregeling.
Art. 9.§ 1. De collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999, betreffende het sectoraal stelsel ter aanvulling van de wettelijke pensioenregeling, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 november 1999, geregistreerd onder het nummer 53747/CO/111, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 2000 (Belgisch Staatsblad van 23 december 2000), wordt als volgt aangevuld : § 2. In artikel 4 wordt een tweede alinea toegevoegd : « Dit forfaitair bedrag van 148,74 EUR wordt eveneens toegekend aan alle arbeiders voor wie wegens ziekte of tijdelijke werkloosheid geen bijdrage ter financiering van het aanvullend pensioenstelsel, gestort werd voor het tweede kwartaal van 2000 op voorwaarde dat er voor deze arbeiders minstens één bijdrage werd gestort in het derde of het vierde kwartaal van 2000 of in het eerste kwartaal van 2001. » HOOFDSTUK V. - Tewerkstelling en arbeidsherverdeling A. Verlenging van de brugpensioenakkoorden.
Art. 10.Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen gesloten op ondernemingsvlak worden verlengd in het kader van het sectoraal model loopbaanplanning zoals bepaald in artikel 7 van dit akkoord.
Art. 11.Het brugpensioen voor arbeidsters, voorzien in artikel 19sexies van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 2005.
Art. 12.De collectieve arbeidsovereenkomst van 4 februari 1991 inzake brugpensioen na ontslag vanaf 57 jaar wordt binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot 30 juni 2005, doch beperkt tot de sociale gevallen die als dusdanig erkend worden door de werkgever.
Art. 13.Het brugpensioen voor arbeiders voorzien in artikel 23 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 18 juni 2001, met betrekking tot het brugpensioen op 58 jaar, voor zover de arbeider in toepassing van de brugpensioenreglementering 25 jaar beroepsverleden kan rechtvaardigen, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 2005.
Art. 14.De regeling zoals voorzien in artikel 24 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 18 juni 2001, met betrekking tot de verlaging van de brugpensioenleeftijd tot 56 jaar, voor zover de arbeider in toepassing van de brugpensioenreglementering 33 jaar beroepsverleden kan rechtvaardigen en 20 jaar gewerkt heeft in een nachtregeling zoals bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46, wordt verlengd onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden tot en met 31 december 2004.
Art. 15.De regeling zoals voorzien in artikel 25 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 18 juni 2001, met betrekking tot het halftijds brugpensioen zoals voorzien bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, wordt verlengd onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden tot en met 31 december 2004.
Art. 16.§ 1. De tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid van 76,85 EUR per maand in de last van het brugpensioen wordt, onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten behouden voor alle brugpensioenen die ingaan tussen 1 juli 2003 en 30 juni 2005. § 2. De bijkomende hoofdelijke bijdragen voor de bruggepensioneerden, die in het kader van de bestaande en verlengde overeenkomsten tussen 1 juli 2003 en 30 juni 2005 in brugpensioen worden gesteld, worden onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten eveneens ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid.
B. Overgang van een deeltijdse loopbaanonderbreking of van een vermindering van de arbeidsprestaties naar een voltijds brugpensioen.
Art. 17.Ingeval van overgang van een deeltijdse loopbaanonderbreking of van een vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van een werkman verbonden met een arbeidsovereenkomst voor voltijdse prestaties naar een voltijds brugpensioen wordt, voor zover de Rijksdienst voor Arbeidsvoor ziening de werkloosheidsuitkering berekent op een loon voor voltijdse prestaties, de aanvullende vergoeding berekend alsof de werkman zijn prestaties niet had verminderd in het kader van de loopbaanonderbreking of in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis.
C. Arbeidsorganisatie.
Art. 18.Partijen vragen het koninklijk besluit "Kleine Flexibiliteit" van 12 juni 2001 te verlengen tot 31 december 2004.
Art. 19.Het artikel 6, § 3 van het nationaal akkoord 1995-1996 van 16 september 1995, dat voorziet in de mogelijkheid de inhaalrust ten beloop van maximaal het wettelijk bepaald aantal overuren niet toe te kennen, onder voorwaarde dat er op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, wordt verlengd tot 31 december 2004.
Art. 20.Het sectoraal model jaartijd, zoals ingesteld door het nationaal akkoord 1997-1998 van 15 mei 1997, en gewijzigd door het nationaal akkoord 1999-2000 van 17 mei 1999 en verder verlengd door het nationaal akkoord 2001-2002 van 18 juni 2001 wordt verlengd tot 31 december 2004, rekening houdende met de volgende wijzigingen (aanpassing data) : - punt 2, 1e alinea : « Procedure op ondernemingsvlak : indien de onderneming bovenstaand sectoraal model van jaartijd wenst toe te passen wordt het arbeidsreglement aangepast conform de bepalingen van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1965). Deze aanpassing geldt tot uiterlijk 31 december 2004. Als dit sectoraal model niet verlengd wordt op sector- of op ondernemingsvlak, dan worden vanaf 1 januari 2005 automatisch de aangepaste bepalingen inzake jaartijd uit het arbeidsreglement geschrapt. » - punt 4 : « Evaluatie : op het einde van het jaar 2003 en het jaar 2004 wordt op nationaal vlak het verloop van de besprekingen ter uitvoering van de bepalingen van dit punt geëvalueerd. » HOOFDSTUK VI. - Werkzekerheid A. Verlenging werkzekerheidclausule.
Art. 21.De bepalingen inzake de werkzekerheidclausule zoals opgenomen in hoofdstuk II, artikel 2.1. van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1999 houdende het nationaal akkoord 1999-2000 worden verlengd tot en met 31 december 2004. Deze bepalingen omvatten : § 1. Principe.
Voor de duur van dit akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot meervoudig ontslag vooraleer andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen - met inbegrip van tijdelijke werkloosheid - uitgeput zijn en vooraleer de mogelijkheid tot beroepsopleiding voor de getroffen arbeiders werd onderzocht. § 2. Procedure.
Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of andere equivalente maatregelen sociaal-economisch onhoudbaar worden, zal de volgende sectorale overlegprocedure worden nageleefd : 1. Wanneer de werkgever voornemens is over te gaan tot ontslag van meerdere arbeiders, dat als meervoudig ontslag kan worden beschouwd, licht hij voorafgaandelijk de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale delegatie in; Ingeval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat, licht hij voorafgaandelijk, schriftelijk en tegelijkertijd zowel de betrokken arbeiders individueel in alsook de voorzitter van het nationaal paritair comité. 2. Binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de arbeidersvertegenwoordigers dienen partijen op ondernemingsvlak de besprekingen te starten over de maatregelen die terzake kunnen worden genomen. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de acht kalenderdagen na het vaststellen van een niet-akkoord op ondernemingsvlak, beroep gedaan op het verzoeningsbureau op initiatief van de meest gerede partij. 3. In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat in de onderneming, kan, binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de arbeiders en aan de voorzitter van het paritair comité, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van de vakbondsorganisaties die de arbeiders vertegenwoordigen. § 3. Sanctie.
Bij niet-naleving van de procedure bepaald in § 2, dient de in gebreke zijnde werkgever, naast de normale opzeggingstermijn, aan de betrokken arbeider een bijkomende opzeggingsvergoeding te betalen die gelijk is aan het loon verschuldigd voor de genoemde opzeggingstermijn.
In geval van betwisting wordt beroep gedaan op het verzoeningsbureau van het nationaal paritair comité op vraag van de meest gerede partij.
De afwezigheid van een werkgever op de in deze procedure voorziene bijeenkomst van het verzoeningsbureau wordt beschouwd als een niet-naleving van de bovenstaande procedure. De werkgever kan zich hiervoor laten vertegenwoordigen door een bevoegde afgevaardigde behorende tot zijn onderneming.
De sanctie is eveneens van toepassing op de werkgever die een unaniem advies van het verzoeningsbureau niet toepast. § 4. Definitie.
In dit punt wordt onder "meervoudig ontslag" verstaan : elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende redenen, dat in de loop van een periode van zestig kalenderdagen een aantal arbeiders treft dat tenminste 10 pct. bedraagt van het gemiddeld arbeidersbestand van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van drie arbeiders voor ondernemingen van minder dan dertig arbeiders. Ook ontslagen ingevolge een faling of sluiting vallen onder toepassing van deze definitie. § 5. Toepassing werkzekerheidclausule in geval van faling en/of sluiting.
De bepalingen zoals omschreven in bovenstaande paragrafen inzake het principe, de procedure, de sanctie en de definitie, zijn in ieder geval ook van toepassing in het geval van faling en/of sluiting van onderneming.
B. Opzeggingstermijnen.
Art. 22.§ 1. In toepassing van artikel 61 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) komen partijen overeen een koninklijk besluit aan te vragen dat ertoe strekt de opzeggingstermijnen, zoals deze bepaald worden in het koninklijk besluit van 5 september 2001 "tot vaststelling van de opzegtermijnen in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die onder het Nationaal Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren", voor de arbeiders met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die ressorteren onder het toepassingsgebied van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, als volgt te wijzigen : 1° Algemeen regime (gewijzigd) Indien de arbeider minstens één jaar en minder dan vijf jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is, wordt de opzeg gegeven door de werkgever, met zeven dagen verlengd.2° Opzegtermijnen in geval van brugpensioen (ongewijzigd) In geval van opzeg met het oog op brugpensioen gelden de opzegtermijnen zoals bepaald in artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten.3° Opzegtermijnen in geval van herstructurering (ongewijzigd) In geval van herstructurering blijven de opzegtermijnen voorzien in artikel 4 van het koninklijk besluit van 5 september 2001 "tot vaststelling van de opzegtermijnen in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die onder het Nationaal Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren" behouden, op voorwaarde dat deze opzegtermijnen bevestigd worden in een op ondernemingsvlak gesloten collectieve arbeidsovereenkomst, die neergelegd en geregistreerd is. Onder "herstructurering" wordt verstaan elke vorm van meervoudig ontslag : elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende redenen, dat in de loop van een periode van zestig kalenderdagen een aantal arbeiders treft dat ten minste 10 pct. bedraagt van het gemiddeld arbeidersbestand van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van drie arbeiders voor ondernemingen van minder dan dertig arbeiders. Ook de ontslagen ingevolge een faling of sluiting vallen onder toepassing van deze definitie. § 2. Deze nieuwe bepalingen zullen in werking treden op de datum van het verschijnen van een koninklijk besluit ter zake in het Belgisch Staatsblad. § 3. Partijen komen overeen dat de opzegtermijnen voor de arbeiders met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die ressorteren onder het toepassingsgebied van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vanaf 10 juni 2003 tot de datum van verschijning van het nieuw koninklijk besluit waarvan sprake in § 2 als volgt worden vastgesteld : 1° Algemeen regime : 1.1. indien de arbeider minder dan 1 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 28 dagen indien de opzeg door de werkgever gegeven wordt en 14 dagen wanneer de opzeg door de arbeider gegeven wordt; 1.2. indien de arbeider minstens 1 jaar en minder dan 5 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 35 dagen indien de opzeg door de werkgever wordt gegeven en 14 dagen wanneer de opzeg door de arbeider wordt gegeven; 1.3. indien de arbeider tussen 5 jaar en minder dan 10 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 42 dagen indien de opzeg door de werkgever wordt gegeven en 14 dagen wanneer de opzeg door de arbeider wordt gegeven; 1.4. indien de arbeider tussen 10 jaar en minder dan 15 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 84 dagen indien de opzeg door de werkgever wordt gegeven en 28 dagen wanneer de opzeg door de arbeider wordt gegeven; 1.5. indien de arbeider tussen 15 jaar en minder dan 20 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 112 dagen indien de opzeg door de werkgever wordt gegeven en 28 dagen wanneer de opzeg door de arbeider wordt gegeven; 1.6. indien de arbeider tussen 20 jaar en minder dan 25 jaar ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 154 dagen indien de opzeg door de werkgever wordt gegeven en 42 dagen wanneer de opzeg door de arbeider wordt gegeven; 1.7. indien de arbeider 25 jaar en meer ononderbroken bij dezelfde werkgever in dienst is : 196 dagen indien de opzeg door de werkgever wordt gegeven en 42 dagen wanneer de opzeg door de arbeider wordt gegeven. 2° Opzegtermijnen in geval van brugpensioen : In geval van opzeg met het oog op brugpensioen blijven de opzegtermijnen van het artikel 3 van het koninklijk besluit van 5 september 2001 "tot vaststelling van de opzegtermijnen in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die onder het Nationaal Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren" behouden.3° Opzegtermijnen in geval van herstructurering : In geval van herstructurering blijven de opzegtermijnen voorzien in artikel 4 van het koninklijk besluit van 5 september 2001 "tot vaststelling van de opzegtermijnen in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, die onder het Nationaal Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren" behouden, op voorwaarde dat deze opzegtermijnen bevestigd worden in een op ondernemingsvlak gesloten collectieve arbeidsovereenkomst, die neergelegd en geregistreerd is. Onder "herstructurering" wordt verstaan elke vorm van meervoudig ontslag : elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende redenen, dat in de loop van een periode van zestig kalenderdagen een aantal arbeiders treft dat ten minste 10 pct. bedraagt van het gemiddeld arbeidersbestand van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van drie arbeiders voor ondernemingen van minder dan dertig arbeiders. Ook de ontslagen ingevolge een faling of sluiting vallen onder toepassing van deze definitie. 4° Deze regeling heeft geen invloed op de opzeggingen, betekend vóór 10 juni 2003. HOOFDSTUK VII. - Opleiding A. Bijkomende opleidingsinspanning : collectief opleidingsvolume van twee dagen per jaar en per tewerkgesteld voltijds equivalent.
Art. 23.§ 1. De werkgevers engageren zich tot het realiseren van een collectief opleidingsvolume van twee dagen per jaar en per tewerkgesteld voltijds equivalent, waarvan de besteding dient besproken te worden op ondernemingsvlak, in de ondernemingsraad, bij ontstentenis met de syndicale delegatie en waarvan een opleidingsplan wordt opgesteld, dat jaarlijks ter informatie aan de V.Z.W. Montage wordt overgemaakt. § 2. Onder "beroepsopleiding" wordt verstaan : vorming die de kwalificatie van de arbeider bevordert en beantwoordt aan de noden van de onderneming, inclusief on-the-job-training. Deze beroepsopleiding dient tijdens de werkuren te gebeuren. Daarbij wordt aanbevolen dat de vorming zo maximaal mogelijk op alle categorieën van arbeiders zou slaan. § 3. De op ondernemingsvlak reeds bestaande inspanningen inzake beroepsopleiding voor arbeiders kunnen in aanmerking genomen worden voor de berekening van het bovengenoemde collectief opleidingsvolume van twee dagen per jaar en per tewerkgesteld voltijds equivalent. § 4. Dit engagement zal jaarlijks op ondernemingsvlak geëvalueerd worden door de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, door de syndicale delegatie. Tegelijkertijd zullen eveneens de vooruitzichten inzake beroepsopleiding besproken worden. Deze evaluatie en bespreking gebeurt ter gelegenheid van de jaarlijkse inlichtingen, zoals voorzien in collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden. § 5. In de loop van het tweede kwartaal van het jaar 2004 zal een nationaal gecoördineerde enquête georganiseerd worden bij alle ondernemingen, inclusief deze zonder syndicale delegatie, om de realisatie van het engagement te meten. Ondernemingen die niet antwoorden op deze enquête kunnen geen beroep doen op de financiële tussenkomsten van de paritaire opleidingsinstanties van de sector.
B. Bijdrage risicogroepen.
Art. 24.De bijdrage risicogroepen wordt voor de duurtijd van onderhavig akkoord bepaald op 0,10 pct.
C. Lijst ondernemingen die bijdragen storten aan de V.Z.W. Montage.
Art. 25.§ 1. Jaarlijks in de loop van de maand maart wordt in overleg met Agoria en het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid" de lijst van ondernemingen die beschouwd worden als "bedrijven die onder het toepassingsgebied van de paritaire sectie vallen" geactualiseerd. § 2. In de loop van de maand april daaropvolgend wordt de bedoelde lijst bekrachtigd in het nationaal paritair comité. § 3. Na deze bekrachtiging wordt de lijst overgemaakt aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de metaalverwerkende nijverheid" in functie van de doorstorting van de bijdragen voor risicogroepen aan de V.Z.W. Montage. HOOFDSTUK VIII. - Statuut van de vakbondsafvaardiging A. Procedure tot oprichting van de vakbondsafvaardiging.
Art. 26.Aan de gecoördineerde collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1995, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juli 1999, inzake het statuut van de vakbondsafvaardiging wordt een artikel 11bis toegevoegd met betrekking tot de procedure tot aanstelling van een vakbondsafvaardiging in een bedrijf tussen 10 en 40 arbeiders.
Dit artikel luidt als volgt : «
Art. 11bis.§ 1. Voorwerp In toepassing van artikel 11, a), 2e alinea, wordt bedoeld met een "gewoonlijke en gemiddelde tewerkstelling tussen 10 en 40 werklieden" : het gemiddeld aantal arbeiders op dezelfde manier berekend als voor de verkiezing van de ondernemingsraad of het comité voor preventie en bescherming op het werk, te weten het aantal arbeiders dat gedurende de vier trimesters voor het trimester van de aanvraag ingeschreven was in het personeelsregister van de onderneming. § 2. Aanvraag.
De aanvraag tot oprichting van een vakbondsafvaardiging gebeurt door één of meerdere representatieve vakbondsorganisatie(s) die zitting hebben in het nationaal paritair comité, door middel van aangetekend schrijven aan de onderneming en met afschrift aan de voorzitter van het nationaal paritair comité en de werkgevers- en werknemersorganisaties zetelend in het nationaal paritair comité.
Binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag meldt de onderneming, schriftelijk aan de vakbondsorganisatie of de vakbondsorganisaties die de aanvraag ingediend hebben en met een afschrift aan de voorzitter dat zij : - of akkoord gaat met de instelling van een vakbondsafvaardiging; - of niet akkoord gaat met de instelling van een vakbondsafvaardiging op basis van het feit dat betwist wordt dat een meerderheid van de arbeiders wel degelijk een vakbondsafvaardiging vraagt. § 3. Betwisting.
Ingeval van betwisting, zal de voorzitter binnen de dertig dagen na de kennisname hiervan vaststellen of er onder de arbeiders in de onderneming een meerderheid voor aanduiding van een vakbondsafvaardiging aanwezig is.
De voorzitter doet deze vaststelling op basis van een geheime stemming op de wijze die hij als passend beoordeelt en binnen de hem toegemeten bevoegdheden.
Dezelfde procedure zal gevolgd worden indien de werkgever de aanvraag binnen de gestelde termijn onbeantwoord laat. § 4. Afhandeling.
De voorzitter meldt aan de betrokken onderneming, alsook aan werkgevers- en werknemersorganisaties zetelend in het nationaal paritaire comité, dat op basis van zijn vaststelling, een vakbondsafvaardiging al dan niet dient aangeduid te worden.
Vóór deze melding aan de onderneming wordt tijdens de procedure op geen enkel moment de naam bekend gemaakt van de vakbondsafgevaardigde(n). » HOOFDSTUK IX. - Eindejaarspremie
Art. 27.§ 1. Aan artikel 3, punt 3.1., derde gedachtestreepje van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1999 inzake de eindejaarspremie, geregistreerd onder het nummer 51050/CO/111.03, algemeen verbindend verklaard door koninklijk besluit van 10 augustus 2001 (Belgisch Staatsblad van 12 december 2001), wordt de volgende paragraaf toegevoegd : « ? het normaal loon voor de uren gepresteerd in het kader van de overbruggingstijd voorzien in het koninklijk besluit van 11 januari 2001. » § 2.De tekst van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1999 inzake de eindejaarspremie, zal gecoördineerd worden. HOOFDSTUK X. - Ancienniteitsverlof
Art. 28.§ 1. Aan artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1993, geregistreerd onder het nummer 28493/CO/111.03, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 mei 1994 (Belgisch Staatsblad van 16 september 1994), inzake bijkomende verlof, wordt een tweede alinea toegevoegd : « De werklieden die ten minste twintig jaar anciënniteit tellen in de onderneming hebben jaarlijks recht op één dag bijkomende vakantie. De werkgever betaalt deze bijkomende vakantiedag op basis van de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen. » § 2. De tekst van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1993 inzake bijkomende verlof, zal gecoördineerd worden. HOOFDSTUK XI. - Diversen A. Verlenging van bestaande bepalingen van bepaalde duur.
Art. 29.Volgende bepalingen van bepaalde duur opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2001 betreffende het fonds voor bestaanszekerheid worden verlengd tot 31 december 2004 : - artikel 14, § 2, 15e alinea : bijdrage van 0,13 pct. van bepaalde duur ter financiering van de vervroegde tegemoetkoming in de last van het brugpensioen vanaf 57 jaar voor de werklieden waarvan het brugpensioen ingaat tijdens de periode van 1 januari 1987 tot 30 juni 2005; - artikel 14, § 2, 17e-19e alinea : éénmalige forfaitaire bijdrage verschuldigd door de werkgever; - artikel 14, § 2, 22e alinea : tijdelijke bijdrage van 0,05 pct. ter financiering van de tegemoetkoming in de door werkgevers verschuldigde capitatieve bijdrage aan de Rijksdienst voor pensioenen en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, voor de werknemers waarvan het brugpensioen ingaat tijdens de periode van 1 januari 1991 tot 30 juni 2005; - artikel 14, § 3, 1e alinea : bijdrage van 0,60 pct. voor de bijzondere jaarlijkse compensatietoeslag; - artikel 14, § 3, 3e alinea : bijkomende bijdrage van 0,10 pct. voor de bijzondere jaarlijkse compensatietoeslag; - artikel 19bis, 2e alinea, 2e streepje : het in aanmerking nemen van de startbaanovereenkomst van minstens 3 maanden voor de toekenning van de volledige werkloosheid; - artikel 19bis, § 5 : de verhoogde vergoeding van 76,85 EUR/maand, voorzien in artikel 20bis, § 1, 3e alinea van dezelfde overeenkomst, voor arbeiders vanaf 57 jaar, die zonder op brugpensioen gesteld te worden volledig werkloos worden; - artikel 19bis, § 6 : de verhoogde vergoeding van 76,85 EUR/maand voorzien in artikel 20bis, § 1, 3e alinea van dezelfde overeenkomst, voor arbeiders vanaf 50 jaar die tussen 1 januari 1997 en 31 december 2004 ontslagen worden zonder op brugpensioen gesteld te zijn; - artikel 22, §§ 1 en 2 : de aanvullende vergoeding voor oudere zieken, zoals bepaald in artikel 20bis §§ 1 en 2 van dezelfde overeenkomst, in voltijdse en deeltijdse betrekking. HOOFDSTUK XII. - Sociale vrede
Art. 30.De sociale vrede zal verzekerd zijn in de sector tijdens de duurtijd van onderhavige overeenkomst.
Bijgevolg zal op provinciaal, gewestelijk of op ondernemingsvlak geen enkele eis van algemene of collectieve aard gesteld of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen voorzien in deze overeenkomst uit te breiden.
Onderhavige overeenkomst werd gesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen. Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de eerbiediging door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen.
Partijen herbevestigen de conventionele bepalingen geldig in de sector wat de procedures betreft en meer bepaald artikel 2 van de verzoeningsprocedure zoals vastgelegd in het paritair comité op 13 januari 1965.
Partijen herbevestigen eveneens voor de duur van onderhavig akkoord de bijkomende spoedprocedure die door het nationaal akkoord 1989-1990 ingevoerd werd. HOOFDSTUK XIII. - Duur
Art. 31.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, gaande van 1 januari 2003 tot 31 december 2004, behoudens waar anders vermeld en met uitzondering van de bepalingen vermeld in volgende artikelen : hoofdstuk II, hoofdstuk III, artikel 8, artikel 16, artikel 21, artikel 22, artikel 24, artikel 25, artikel 26 en artikel 27 die gesloten worden voor onbepaalde duur. De bepalingen van onbepaalde duur kunnen worden opgezegd mits aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité en waarvoor een opzegtermijn van zes maanden geldt.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 december 2005.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Paritair comité Metaal-, machine en elektrische bouw NATIONAAL AKKOORD 2003-2004 Bijlage SALDOMECHANISME LOONSVERHOGING 1 oktober 2004 De saldoberekening in functie van de loonsverhoging van 1 oktober 2004, zoals voorzien in artikel 6, § 2 van dit akkoord is gerelateerd aan de objectieve sociaal -economische toestand, zijnde enerzijds de moeilijke economische situatie en anderzijds de onzekerheid omtrent het inflatiepeil tijdens de periode van dit akkoord. Het principe van dergelijke saldoberekening zal niet automatisch toegepast worden in de toekomstige akkoorden in het Paritair Comité voor de metaal, machine- en elektrische bouw.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 december 2005.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN