Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 augustus 2000
gepubliceerd op 30 augustus 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 november 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
2000016219
pub.
30/08/2000
prom.
12/08/2000
ELI
eli/besluit/2000/08/12/2000016219/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 AUGUSTUS 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 november 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bestemming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, inzonderheid op artikel 6, § 3, derde en vierde lid, vervangen bij de wet van 15 juli 1985 en gewijzigd bij de wet van 10 februari 1998, en op artikel 9, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 november 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 mei 1994, 26 oktober 1995, 12 oktober 1998 en 30 november 1998;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Middenstand;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 november 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 2.Aan de verkiezing van de leden van de Nationale Raad wordt deelgenomen door alle personen die op het tableau van de beoefenaars zijn ingeschreven en die niet geschorst zijn.

Voor de verkiezing behoren de beoefenaars ingeschreven op het tableau van de Nederlandstalige uitvoerende kamer tot de Nederlandse taalgroep, en de beoefenaars ingeschreven op het tableau van de Franstalige uitvoerende kamer tot de Franse taalgroep. »

Art. 2.Artikel 3, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « De Nederlandstalige leden worden verkozen uit en door de Nederlandse taalgroep, en de Franstalige leden worden verkozen uit en door de Franse taalgroep. »

Art. 3.In artikel 7, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 1995, wordt het woord « vier » vervangen door het woord « zes ».

Art. 4.In artikel 14 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Om ontvankelijk te zijn moeten de kandidaturen, ondersteund door meer dan vijf kiezers behorend tot dezelfde taalgroep als de kandidaat, bij de voorzitter toekomen ten minste één maand vóór de voor de verkiezingen vastgestelde datum.» 2° Aan het tweede lid wordt de zin « Wanneer de kandidatuur wordt ingediend door een gevolmachtigde, dient deze laatste in het bezit te zijn van een gelegaliseerde volmacht van de kandidaat » toegevoegd.

Art. 5.Artikel 18, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9mei 1994, wordt vervangen als volgt : « Ten minste vijftien dagen vóór de verkiezing zendt de voorzitter aan iedere kiezer een stembriefje bij brief. Het vermeldt het voorwerp van de verkiezing, de naam van de kandidaten en hun aantal. Deze worden op het stembriefje gerangschikt volgens de alfabetische volgorde. »

Art. 6.Artikel 33, derde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « De stemming is geheim; op straffe van nietigheid mag op de stembrief slechts voor één kandidaat worden gekozen per te begeven mandaat. De kandidaat met de meeste stemmen wordt verkozen voor het te begeven mandaat. Bij staking van stemmen, wordt een tweede stemronde georganiseerd waaraan enkel deze kandidaten deelnemen die het grootste aantal stemmen behaalden tijdens de vorige stemronde.

Bij staking van stemmen in de tweede stemronde wordt voorrang verleend in de volgende orde : 1° aan de oudste kandidaat in jaren die de leeftijd van zestig jaar niet heeft bereikt;2° aan de jongste in jaren van de kandidaten die de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt ».

Art. 7.In artikel 38 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 1995, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « Wanneer de Raad vergadert op aanvraag van een derde van de leden of op verzoek van de regeringscommissaris, moet de voorzitter de Raad samenroepen, uiterlijk binnen de dertig dagen vanaf de aanvraag ».

Art. 8.Artikel 39, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 oktober 1995, wordt vervangen als volgt : « De Nationale Raad beraadslaagt slechts op geldige wijze onder het voorzitterschap van de voorzitter of de ondervoorzitter. Er moeten minstens zes leden van elke taalgroep aanwezig zijn, hierbij inbegrepen de voorzitter of de ondervoorzitter. De regeringscommissaris moet rechtsgeldig opgeroepen zijn ».

Art. 9.Artikel 44, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 november 1998, wordt vervangen als volgt : « De Uitvoerende Kamers beraadslagen slechts op geldige wijze indien de voorzitter of zijn plaatsvervanger en twee werkende of plaatsvervangende leden aanwezig zijn. De rechtskundige bijzitter wordt uitgenodigd. »

Art. 10.In artikel 48 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « van de aanvraag » vervangen door de woorden « van een volledig aanvraagdossier »;2° er wordt een vijfde lid toegevoegd : « De Kamer kan de persoonlijke verschijning bevelen ».

Art. 11.Artikel 49, eertste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « De voorzitter van de Uitvoerende Kamer ingelicht over een tekortkoming of bij wie een klacht in tuchtzaken of een geschil inzake erelonen aanhangig is gemaakt, kan een werkend of plaatsvervangend lid van de Kamer aanwijzen om de zaak te onderzoeken.

Dat lid brengt verslag uit aan de voorzitter. »

Art. 12.In artikel 51 van hetzelfde besluit wordt het woord « acht » vervangen door het woord « vijftien ».

Art. 13.In artikel 55, § 1 van hetzelde besluit wordt de eerste zin geschrapt.

Art. 14.In artikel 61 van hetzelfde besluit wordt de tweede volzin opgeheven.

Art. 15.In hetzelfde besluit wordt een artikel 61bis toegevoegd, luidend als volgt : « Art. 61bis § 1. Alle minder zware tuchtstraffen dan de schorsing worden na het verstrijken van een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de definitieve beslissing waarbij een tuchtstraf wordt uigesproken, uitgewist, op voorwaarde dat het lid in die tussentijd geen schorsing noch enigerlei nieuwe sanctie opgelopen heeft. § 2. Ieder lid van het beroepsinstituut dat één of meer tuchtstraffen heeft opgelopen, welke niet zijn uitgewist bij toepassing van § 1, mag de Kamer van beroep een aanvraag tot eerherstel indienen.

Deze aanvraag is slechts ontvankelijk op voorwaarde dat : 1° een termijn van vijf jaar is verstreken sedert de datum van de definitieve beslissing waarbij de laatste tuchtstraf is uitgesproken;2° betrokkene strafrechtelijk eerherstel heeft gekregen indien hij een tuchtstraf heeft opgelopen voor een feit dat tot een strafrechtelijk veroordeling aanleiding heeft gegeven;3° een termijn van twee jaar is verstreken sedert de beslissing van de Kamer van beroep is uitgesproken, ingeval deze een vorige aanvraag heeft afgewezen. § 3. De toepassing van het bepaalde in § 1 alsook de beslissing tot verlening van eerherstel, stelt voor de toekomst alle gevolgen buiten werking van de sancties waarop deze bepaling of deze beslissing toepassing vindt. § 4. Met uitzondering van artikel 53, tweede lid, zijn de artikelen 52 tot 61 van dit besluit, zoals toegepast in tuchtzaken, van toepassing bij de behandeling van een aanvraag tot eerherstel zoals voorzien in § 2. » Art.16. In artikel 64, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 oktober 1995, worden de woorden « en ondertekenen ze » de woorden « samen met de voorzitter » toegevoegd.

Art. 17.Wat de bestaande beroepsinstituten betreft die geïnstalleerd zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, treedt artikel 3 van dit besluit in werking vanaf de eerstvolgende verkiezingen, bedoeld in artikel 12 van het voornoemd koninklijk besluit van 27 november 1985.

Art. 18.Onze Minister van Landbouw en Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Nice, 12 augustus 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

^