Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 maart 2019
gepubliceerd op 19 maart 2019

Koninklijk besluit betreffende de nadere regels voor de rechtstreekse bevraging van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt ten behoeve van de Federale Overheidsdienst Justitie met het oogmerk bij te dragen tot de unieke identificatie van gedetineerden

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2019011166
pub.
19/03/2019
prom.
11/03/2019
ELI
eli/besluit/2019/03/11/2019011166/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 MAART 2019. - Koninklijk besluit betreffende de nadere regels voor de rechtstreekse bevraging van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt ten behoeve van de Federale Overheidsdienst Justitie met het oogmerk bij te dragen tot de unieke identificatie van gedetineerden


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de nadere regels te bepalen voor de rechtstreekse bevraging van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt ten behoeve van de Federale Overheidsdienst Justitie (verder: FOD Justitie) met het oogmerk bij te dragen tot de unieke identificatie van gedetineerden. 1. Algemene inleiding Deze rechtstreekse bevraging van de A.N.G. ten behoeve van de FOD Justitie beoogt de implementatie van een kwalitatief geautomatiseerd proces voor de identificatie van gedetineerden aan de hand van biometrische gegevens.

Het doel bestaat in de formele identificatie van elke door de penitentiaire administratie opgesloten persoon aan de hand van zijn vingerafdrukken, zodat het niet alleen mogelijk is om zich ervan te vergewissen dat de opgesloten natuurlijke persoon effectief overeenstemt met de opsluitingstitel, maar dus ook om de uniciteit van het detentiedossier van eenzelfde persoon te waarborgen, los van de identiteit die aan de opeenvolgende detenties is gekoppeld. Het concept `identificatie' wint immers aan belang ten opzichte van het concept `identiteit', dat steeds relatiever wordt.

Dat kwalitatief proces is dus belangrijk op het niveau van: * de identificatie van de gedetineerde; * de juistheid van de verwerkte gegevens voor een bepaalde gedetineerde; * de coherentie van het beheer van het detentietraject van eenzelfde gedetineerde in het kader van opeenvolgende detenties.

Het is van belang om meteen erop te wijzen dat dit proces overigens een verplichting vormt voor de FOD Justitie op grond van artikel 5.1, d), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. In § 1, punt d), van dat artikel is immers bepaald dat de persoonsgegevens aan de volgende vereisten moeten voldoen: "juist zijn en zo nodig worden geactualiseerd; alle redelijke maatregelen moeten worden genomen om de persoonsgegevens die, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, onjuist zijn, onverwijld te wissen of te rectificeren" Overeenkomstig dat artikel moeten, als principe, de identificatiegegevens van gedetineerden juist zijn en zo nodig worden geactualiseerd. Er wordt overigens bepaald dat alle redelijke maatregelen moeten worden genomen om de persoonsgegevens die, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, onjuist zijn, onverwijld te rectificeren.

Om fouten te voorkomen (aliassen aanzien als voornaamste identiteitsgegevens, een andere persoon opsluiten dan degene bedoeld in de detentietitel op basis van identiteitsfraude of een identiteitsfout, of een materiële fout begaan bij de registratie van de identiteit) vormt de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. ten behoeve van de FOD Justitie, concreet gezien, dan ook een redelijke en noodzakelijke maatregel om exacte gegevens met betrekking tot gedetineerden te verwerken.

Dit voorontwerp werd zowel voor advies voorgelegd aan de Gegevensbeschermingsautoriteit, voor het luik dat betrekking heeft op de FOD Justitie, als aan het Controleorgaan op de politionele informatie, voor het luik dat betrekking heeft op de politionele gegevens.

De Gegevenbeschermingsautoriteit antwoordde in een schrijven gericht aan de vertegenwoordiger van de Minister van Justitie dat zij niet bevoegd was om een advies uit te brengen en dat dit ontwerp onder de exclusieve bevoegdheid van het Controleorgaan valt. 2. Beschrijving van het proces Artikel 107, § 2, van de basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden bepaalt het volgende: "Met het oog op de identificatie van de gedetineerde tijdens de detentie, dient de gedetineerde zijn medewerking te verlenen aan het vastleggen van zijn vingerafdrukken, zijn beeltenis, en aan handelingen met het oog op de beschrijving van zijn uiterlijke lichamelijke kenmerken.".

De verwerking van vingerafdrukken is uiteraard een bepalend element in het kader van de biometrische identificatie van gedetineerden.

Artikel 44/10 van de wet op het politieambt laat de politie toe om de vingerafdrukken van bepaalde categorieën van personen in de A.N.G. te verwerken. De vingerafdrukken van eenieder die in een inrichting kan worden opgesloten, worden daarin dus geregistreerd.

Concreet betekent dit dat de betrokken penitentiaire inrichting bij elke opsluiting in het kader van een nieuwe detentie de vingerafdrukken van de gedetineerde afneemt met behulp van een "FIT-station", dat geregistreerd is bij het systeem AFIS (Automatic Fingerprint Identification System) van de geïntegreerde politie waarnaar zij worden verzonden. Na vergelijking door het systeem AFIS levert de A.N.G. een antwoord op dat de penitentiaire inrichting, wanneer de gedetineerde gekend is onder een van de verschillende identiteiten in de A.N.G., in staat stelt om over te gaan tot verificaties met het oog op zijn identificatie. 3. Rechtstreekse bevraging van de A.N.G. De vingerafdrukken worden met het oog op vergelijking automatisch overgezonden naar het AFIS systeem van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt.

Aangezien de vingerafdrukken deel uitmaken van de gegevens die in de A.N.G. worden verwerkt, en het proces in hoofde van de FOD Justitie vereist dat in ruil informatie-elementen vanwege de A.N.G. worden verkregen, gaat het juridisch gezien bijgevolg om een rechtstreekse bevraging van de A.N.G. ten behoeve van de FOD Justitie op grond van artikel 44/11/12, § 2, van de wet op het politieambt.

Deze bevraging wordt in de praktijk uitgevoerd door de penitentiaire administratie.

De digitale beelden van de vingerafdrukken vormen de basis van de rechtstreekse bevraging van de A.N.G., aangezien de andere elementen van de identiteit die los staan van de biometrie een mindere identificatiewaarde hebben.

Hoewel die digitale vingerafdrukken de basis van de bevraging vormen, worden ook de andere identificatiegegevens bijgevoegd met het oogmerk de A.N.G. voortdurend te verrijken en de overzending ervan op papierformaat te vervangen in het kader van omzendbrief 4/AZ/VI van de minister van Justitie van 14 februari 1979.

Elke afname van vingerafdrukken door de penitentiaire inrichtingen is overigens traceerbaar, aangezien zij automatisch gepaard gaat met de vaststelling van een tijdstip en voorzien wordt van een uniek administratief referentienummer dat gekoppeld is aan het toestel waarmee de dactyloscopische gegevens werden geregistreerd.

Doel van die vergelijkingen is de gedetineerden te kunnen identificeren aan de hand van een unieke dactyloscopische referentie, het zogeheten AFIS-nummer.

Dat AFIS-nummer is gekoppeld aan een vingerafdruk en is reeds een unieke referentie die in de strafrechtelijke keten (politiediensten, parket) aan de opsluiting voorafgaat.

De verwerking van dit gegeven door de penitentiaire administratie zal dus de traceerbaarheid bevorderen in de volledige strafrechtelijke keten, waaronder dus de fases van uitvoering van een vrijheidsbenemende straf of -maatregel, of van een veiligheidsmaatregel.

De raadpleging van de A.N.G. kan verschillende resultaten opleveren. a) Er is een `hit': De vingerafdrukken van de gedetineerde stemmen overeen met die van een persoon die in de A.N.G. is geregistreerd.

Deze `hit' gaat vergezeld van de gegevens die noodzakelijk zijn om meer informatie te bekomen vanwege de bevoegde overheid. Het betreft het nummer van de processen-verbaal in het kader waarvan de vingerafdrukken werden geregistreerd en de identiteitsgegevens die bij de vingerafdrukken horen.

Wanneer de in de A.N.G. geregistreerde identiteitsgegevens na vergelijking niet overeenstemmen met die van de detentietitel van de gedetineerde, moet de penitentiaire administratie immers een administratief onderzoek verrichten om de opgesloten persoon verder te identificeren. De penitentiaire administratie heeft bovenvermelde informatie nodig om het administratief onderzoek tot een goed einde te brengen. b) Er is geen `hit': Indien de vingerafdrukken niet overeenstemmen, wat betekent dat de vingerafdrukken van de gedetineerden uitzonderlijk nog niet bestaan in de A.N.G., stelt de penitentiaire administratie de federale politie daarvan in kennis opdat deze die vingerafdrukken zou kunnen koppelen aan een entiteit die reeds in de A.N.G. is geregistreerd.

Teneinde de risico's op transcriptiefouten tot een minimum te herleiden en een maximale kwaliteit te waarborgen, gebeurt de vergelijking tussen de dactyloscopische gegevens afkomstig van de FOD Justitie en de gegevens uit de A.N.G. via een geautomatiseerde verwerking in de zin van artikel 44/11/12, § 2, c), van de wet op het politieambt. Hetzelfde geldt voor de registratie van het AFIS-nummer in de gegevensbank voor het beheer van de gedetineerden.

Aangezien de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. gebeurt op basis van een geautomatiseerde verwerking, en dus niet handmatig, zijn er geen extra vereisten nodig betreffende de punten f) en g) van artikel 44/11/12, § 2, van de wet op het politieambt. De afname van vingerafdrukken van een gedetineerde persoon, die fysiek aanwezig is in een penitentiaire inrichting, bij zijn opsluiting, is immers de enige mogelijkheid om het proces van rechtstreekse bevraging in gang te zetten. De risico's op onregelmatige raadplegingen zijn dus quasi nihil en onwaarschijnlijk. Aangezien er geen rechtstreekse interactie plaatsvindt tussen de personeelsleden van de penitentiaire administratie en de A.N.G., die wordt bevraagd door middel van een toestel, volstaat de opleiding die de penitentiaire beambten hebben genoten in het kader van hun interne werkprocessen om vervolgens de rechtstreekse bevraging te genereren.

Het Controleorgaan op de politionele informatie stelt (advies COC-DPA-A 000011/2019 van 4 februari 2019, punt 11) terecht dat de punten f) en g) wel degelijk van toepassing zijn. Na analyse zijn de stellers van dit ontwerp van oordeel dat de huidige regels volstaan.

Immers, de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer stelde in haar advies nr. 54/2014 van 1 oktober 2014 bij het ontwerp van Koninklijk besluit inzake de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. door de Dienst Vreemdelingenzaken dat "Zoals zij reeds onderstreepte in haar adviezen nr. 01/2006 van 18 januari 2006 en nr. 39/2008 van 26 november 2008, dringt de Commissie aan op het gevoelige karakter van de gegevens die opgenomen zijn in de ANG. Zij herinnert eraan dat de personen die hierin zijn opgenomen verdacht worden van een inbreuk (gerechtelijke politie) of een gevaar vormen voor de openbare orde (bestuurlijke politie). Deze personen werden echter nog niet noodzakelijk veroordeeld en zullen dit eventueel ook nooit worden." Zij stelde verder: "De beoogde toegang tot de A.N.G. biedt de Dienst Vreemdelingenzaken de mogelijkheid toegang te hebben tot een zeer brede waaier gegevens die hij voorzichtig zou moeten behandelen gelet op de gevoeligheid van de geregistreerde gegevens maar ook de belangrijke gevolgen die hun raadpleging kan hebben (weigering of beperking van de toegang tot het grondgebied, uitzetting, uitdrijving, enz.)" In onderhavig proces van de rechtstreekse bevraging van de A.N.G., kan er geen sprake zijn van de verwerking van gevoelige gegevens in de zin van voormeld advies nr. 54/2014 enerzijds omdat er geen enkel antecent van gerechtelijke politie wordt overgezonden (er is inderdaad enkel sprake van het meezenden van de referentie van de processen-verbaal in het kader waarvan de vingerafdrukken van de gedetineerde voordien reeds werden afgenomen, van de in de A.N.G. geregistreerde identiteiten en van de unieke dactyloscopische referentie) en anderzijds omdat de verwerking zich situeert op het einde van de strafrechtsketen (de verwerking heeft betrekking op gedetineerden).

Zoals we reeds hebben toegelicht, is het niet mogelijk voor de penitentiaire inrichtingen om onrechtmatige raadplegingen te doen op basis van het systeem van de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. De gegevensverwerking die nodig is om een veiligheidsverificatie te verrichten ten aanzien van de personeelsleden van de penitentiaire inrichtingen zou dus niet opportuun en disproportioneel zijn.

Evenzo, een opleiding voor de personeelsleden van de penitentiaire administratie met betrekking tot de vanuit de ANG ontvangen gegevens heeft als ratio legis dat er sprake is van een verdere verwerking van `gevoelige' gegevens afkomstig uit de ANG door de bestemmeling van deze gegevens. Dit is in casu echter in het geheel niet het geval, aangezien het er enkel om te doen is dat de penitentiaire administratie de identificatiegegevens ontvangt, met uitsluiting van de gegevens aangaande feiten van bestuurlijke of gerechtelijke politie.

Tot slot moet worden verduidelijkt dat het resultaat van de rechtstreekse bevraging enkel toegankelijk is voor de personeelsleden van de centrale diensten van de penitentiaire administratie die door de directeur-generaal individueel zijn aangewezen (art. 5, § 3) en die technisch gezien niet in staat zijn om vingerafdrukken te nemen en om de A.N.G. dus zelf te bevragen. 4. Artikelsgewijze bespreking a) Artikel 1: begripsomschrijving Dit artikel omschrijft de begrippen die in dit ontwerp van koninklijk besluit worden gebruikt. b) Artikel 2: doel van de rechtstreekse bevraging Dit artikel omschrijft het doel van de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. ten behoeve van de FOD Justitie.

De rechtstreekse bevraging van de A.N.G. door de penitentiaire administratie moet de unieke identificatie van de gedetineerden maximaliseren via een vergelijking van de vingerafdrukken die de politie heeft genomen bij het begin van de strafrechtelijke keten met de vingerafdrukken die de penitentiaire inrichtingen aan het einde van de strafrechtelijke keten hebben genomen in het kader van de uitvoering van een vrijheidsbenemende maatregel, een veiligheidsmaatregel of een vrijheidsbenemende straf.

Aangezien de notie van de rechtstreekse bevraging geviseerd en gedefinieerd wordt in artikel 1 van huidig ontwerp en daarin rechtstreeks wordt verwezen naar artikel 44/11/4, § 3, van de wet op het politieambt, is het niet nodig om, zoals het Controleorgaan op de politionele informatie vraagt in punt 11 van zijn advies (DPA-A-000011/2019 van 4 februari 2019) in artikel 2 deze verwijzing naar artikel 44/11/4, § 3, van de wet op het politieambt te hernemen.

Die unieke identificatie stelt aldus de FOD Justitie in staat om de juistheid van de verwerkte identiteiten op een objectieve basis te waarborgen, evenals de uniciteit van het individuele detentiedossier waarin alle gegevens met betrekking tot eenzelfde gedetineerde moeten worden gecentraliseerd. Detentiedossiers kunnen dus ofwel worden samengevoegd (verschillende identiteitsgegevens maar hetzelfde AFIS-nummer) of gesplitst indien er maar één was (zelfde identiteitsgegevens maar verschillend AFIS-nummer).

Het is immers mogelijk dat eenzelfde gedetineerde in verschillende periodes werd opgesloten onder meerdere identiteiten of aliassen, of dat een persoon zich laat opsluiten in de plaats van iemand anders.

Dit proces zal het mogelijk maken om, in geval van een samenvoeging, de detentie te beheren op basis van exhaustieve informatie en, in geval van een splitsing, de juistheid van de verwerkte gegevens voor elk van de gedetineerden te waarborgen.

Het doel bepaalt meteen al de categorieën van persoonsgegevens en informatie die in dit proces zullen worden verwerkt. Aangezien het doel erin bestaat bij te dragen tot de unieke identificatie van gedetineerden, is het logisch dat enkel de gegevens met betrekking tot deze identificatie worden verwerkt.

In die optiek zijn gegevens zoals de banden met andere personen, plaatsen of voorwerpen, het strafrechtelijk verleden of verstoring van de openbare orde niet relevant en worden zij dus niet verwerkt in het kader van dit proces. c) Artikel 3: "need to know" en soorten vragen gesteld tijdens de rechtstreekse bevraging Dit artikel bepaalt, in de zin van artikel 44/11/12, § 2, a), van de wet op het politieambt, de "need to know" van de FOD Justitie en bijgevolg de precieze inhoud van de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. De rechtstreekse bevraging van de A.N.G. door de penitentiaire administratie heeft bijgevolg betrekking op de volgende elementen: 1. nagaan of er overeenstemming is tussen de vingerafdrukken die voor de gedetineerde zijn genomen en de vingerafdrukken die de A.N.G. bevat van de personen die bij de gerechtelijke politie zijn gekend en bedoeld in artikel 44/5, § 3, van de wet op het politieambt. De vergelijking wordt evenwel enkel gemaakt, zoals gevraagd door het Controleorgaan, met volgende categorieën van personen (Advies COC-DPA-A-000011/2019 van 4 februari 2019, punt 13) : - de verdachten van een strafbaar feit en de veroordeelde personen; - de daders en verdachten van een door de politie vastgestelde administratief gesanctioneerde inbreuk; - de personen die op verdachte wijze overleden zijn; - de vermiste personen; - de ontsnapte personen of de personen die gepoogd hebben te ontsnappen; 2. kennen van de gegevens die noodzakelijk zijn om meer informatie te bekomen vanwege de bevoegde overheid, te weten: a.de nummers van de processen-verbaal in het kader waarvan de persoon werd gedactyloscopeerd door de politie; b. de in de A.N.G. geregistreerde identiteiten bij die dactyloscopische afnames; c. het AFIS-nummer van de betrokken persoon. Het begrip `bevoegde overheid' verwijst zowel naar het parket waarbij de feiten initieel aanhangig werden gemaakt als naar de politiedienst die de vaststellingen heeft gedaan, waartoe de penitentiaire administratie zich kan richten wanneer de identificatie niet volstaat op basis van de vergelijking van de geassocieerde identiteitsgegevens met de dactyloscopische gegevens in de A.N.G. Zie casus in punt d), 2). d) Artikel 4: verwerking van de gegevens afkomstig uit de A.N.G. door de FOD Justitie Dit artikel omschrijft de verwerkingen die de penitentiaire administratie uitvoert op grond van het antwoord dat de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. heeft opgeleverd, teneinde een antwoord te bieden op de vraag van de penitentiaire administratie (is er al dan niet sprake van overeenstemming tussen de vingerafdrukken en de identiteiten die tijdens de bevraging zijn meegedeeld). Hoewel de bevraging van de A.N.G. geautomatiseerd is, verloopt de analyse van het antwoord afkomstig uit de A.N.G. via een menselijk werkproces. In antwoord op punt 8 van het advies van het Controleorgaan op de politionele informatie (COC-DPA-A-000011/2019 van 4 februari 2019) kan erop gewezen worden dat deze rechtstreekse bevraging van de A.N.G. ten behoeve van de FOD Justitie geen proces is dat "exclusief gestoeld is op geautomatiseerde besluitvorming" aangezien, zoals hoger reeds toegelicht, de analyse van het antwoord afkomstig van de A.N.G. gebeurt middels een menselijke interventie. De automatisering vormt in dit proces dus een hulpmiddel, dat ook zorgt voor de vereiste objectiviteit en objectivering in dit technische proces, maar er is ook daadwerkelijk sprake van een menselijke interventie. Dit vloeit overigens ook voort uit artikel 4, § 1, waarin gesteld wordt dat de gegevens worden bewaard gedurende de tijd die strikt noodzakelijk is voor het vaststellen van de overeenstemming tussen de identiteit waaronder de gedetineerde gekend is bij de penitentiaire administratie en de identiteit die in de A.N.G. is geregistreerd en uit § 2 van hetzelfde artikel waarin verduidelijkt wordt dat in geval van onvoldoende overeenstemming, er een administratief onderzoek wordt gevoerd.

Ditzelfde principe (menselijke interventie) is af te leiden uit artikel 5, § 3, van dit ontwerp.

Bovendien wordt hier geen individuele beslissing genomen zoals bedoeld in artikel 22 van de Verordening 2016-679. Enerzijds omdat deze vergelijking gebeurt voor alle gedetineerden, en anderzijds omdat deze vergelijking de individuele rechten van de gedetineerden niet aantast, maar integendeel louter de correcte uitvoering behelst van de wettelijke opdrachten van de penitentiaire inrichtingen (de correcte identificatie van gedetineerden) of van de politie. Dit is zeker het geval wanneer de politie de door de penitentiaire administratie genomen vingerafdrukken vergelijkt met de sporen achtergelaten op de plaats delict in het kader van de uitoefening van haar opdrachten bedoeld in artikel 15 van de wet op het politieambt.

Met andere woorden, de correcte uitvoering van een gerechtelijk optreden kan niet worden beschouwd als een aanslag op de persoonlijke rechten van gedetineerden en vereist niet telkens een persoonlijke kennisgeving.

Zoals reeds vermeld in de laatste paragraaf van punt 3, verduidelijken wij evenwel dat de registratie van het AFIS-nummer in de gegevensbank van de FOD Justitie eveneens automatisch verloopt teneinde transcriptiefouten uit te sluiten. Zoals besproken in de punten 3 a), b) zijn twee scenario's mogelijk.Artikel 4 omschrijft die scenario's en bepaalt voor elk daarvan de verwerking van de gegevens afkomstig uit de A.N.G. en de termijn waarin dit moet gebeuren. 1) De dactyloscopische gegevens van de bevraging stemmen overeen met dactyloscopische gegevens die zijn geregistreerd in de A.N.G., en de identificatie is positief op basis van de vergelijking met de identiteitsgegevens afkomstig uit de A.N.G. In dat geval registreert de penitentiaire administratie enkel het AFIS-nummer (het gaat, ter herinnering, om een objectieve zoeksleutel voor een persoon, los van zijn identiteit die werd vastgesteld of verklaard doorheen de volledige strafrechtelijke keten). De andere gegevens worden bewaard gedurende de tijd die strikt noodzakelijk is voor het vaststellen of er voldoende overeenstemming is, en maximaal gedurende 15 dagen. `Voldoende overeenstemming' duidt op de volkomen overeenstemming tussen de identiteiten, maar ook bepaalde geringe verschillen die, in het licht van alle beschikbare identificatie-elementen, de identificatie van de gedetineerde niet ter discussie stellen. Dat zal meer bepaald het geval zijn wanneer een materiële fout werd gemaakt in een of ander systeem (omwisseling van letters of cijfers bijvoorbeeld). 2) Wanneer de overeenstemming tussen de identiteiten die zijn gekend door de FOD Justitie en de politie niet voldoende is, worden de gegevens die zijn vervat in het antwoord van de A.N.G. verwerkt door de FOD Justitie gedurende de tijd die nodig is voor het administratief onderzoek. Na afloop daarvan en uiterlijk drie maanden na het uitvoeren van de rechtstreekse bevraging registreert de FOD Justitie enkel het AFIS-nummer. 3) Ten slotte, kan het voorkomen dat in uitzonderlijke gevallen de identificatie niet kan worden bevestigd op grond van de A.N.G., aangezien geen enkele overeenstemmende vingerafdruk werd gevonden. Het gaat om de gevallen waarin de vingerafdrukken van de personen niet konden worden genomen in het stadium van de politionele afhandeling, bijvoorbeeld wegens een tijdelijke technische storing van het FIT-station van de politiedienst op het tijdstip van de vrijheidsbeneming. Indien er op het tijdstip van de vergelijking geen enkel overeenstemmend dactyloscopisch gegeven bestaat in de A.N.G., stelt de penitentiaire administratie de federale politie daarvan in kennis opdat het AFIS-nummer dat naar aanleiding van de rechtstreekse bevraging werd gecreëerd, zou worden gekoppeld aan de overeenstemmende entiteit die reeds bestaat in de A.N.G.. De bestemmeling en de nadere regels van deze informatie zijn opgenomen in het protocol bedoeld in artikel 7.

In de beide gevallen wordt het AFIS nummer geregistreerd door de FOD Justitie. Dit laat immers toe om, bij latere opsluitingen van eenzelfde persoon, vanaf de ontvangst van het antwoord van de ANG automatisch het van de politie ontvangen AFIS-nummer te vergelijken met het AFIS-nummer dat reeds verwerkt wordt door de FOD Justitie en een link vast te stellen met een reeds bestaand detentiedossier. Ter herinnering, het gebruik van het AFIS-nummer bevordert de traceerbaarheid van een persoon doorheen de verschillende fases van de strafrechtsketen, dit los van de identiteiten waarvan ze gebruik maakt.

Hoewel dit gedeeltelijk geautomatiseerde verwerkingssysteem kan worden beschouwd als een nieuwe technologie voor biometrische gegevens, in de zin van artikel 35 van de AVG, houden de context van het gebruik ervan alsook de aard, de finaliteit en de omvang van de uitgevoerde verwerkingen geen diepgaande en invasieve verwerking van biometrische gegevens in: - het doel van die verwerking is in de eerste plaats van administratief aard (samenvoeging/splitsing van dossier) en houdt dus geen groot risico in voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen; - het gaat vervolgens om het verwerken van de gegevens van personen die reeds het voorwerp vormen van een beslissing genomen door een onafhankelijke rechter en van wie de vingerafdrukken bijgevolg reeds zijn verwerkt door zowel politie als de FOD Justitie; - zoals uitgelegd in punt 1, vormt het up-to-date houden van gegevens, waaronder dus de gegevens met betrekking tot de identiteit, een verplichting voor de verwerkingsverantwoordelijke.

Niettemin, zoals gevraagd door het Controleorgaan op de politionele informatie (advies COC-DPA-A-000011/2019 van 4 februari 2019, punt 9) zal er een gegevensbeschermingseffectbeoordeling worden uitgevoerd door de verwerkingsverantwoordelijken. e) Artikel 5: geautomatiseerd karakter van de bevraging, verplichting om logbestanden bij te houden, categorieën van personeelsleden van de penitentiaire administratie die de resultaten van de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. kunnen verwerken Het geautomatiseerde karakter van de bevraging is verplicht. Dit werd reeds uitvoerig besproken in fine onder punt 3.

Zoals bepaald in artikel 56 van de wet bescherming persoonsgegevens, moeten logbestanden worden bijgehouden voor alle verwerkingen met betrekking tot de A.N.G. Aangezien de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. een verwerking van gegevens inhoudt, moeten hiervan logbestanden worden bijgehouden.

De minimale inhoud van die logbestanden is vastgelegd in artikel 56 van de wet bescherming persoonsgegevens, dat bepaalt: " § 1. De logbestanden van tenminste de volgende verwerkingen worden bijgehouden in systemen voor geautomatiseerde verwerking: de verzameling, wijziging, raadpleging, bekendmaking, met inbegrip van de doorgiften, de combinatie en de wissing.

De logbestanden van de raadpleging en de bekendmaking maken het mogelijk om het volgende te achterhalen: 1° de redenen, de datum en het tijdstip van die verwerkingen;2° de categorieën van personen die persoonsgegevens hebben geraadpleegd, en indien mogelijk, de identiteit van de persoon die persoonsgegevens heeft geraadpleegd;3° de systemen die deze persoonsgegevens bekendgemaakt hebben;4° en de categorieën van de ontvangers van die persoonsgegevens en indien mogelijk, de identiteit van de ontvangers van die persoonsgegevens. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, andere soorten van verwerking bepalen waarvoor logbestanden moeten worden opgesteld. § 2. De logbestanden worden uitsluitend gebruikt om te controleren of de verwerking rechtmatig is, voor interne controles, ter waarborging van de integriteit en de beveiliging van de persoonsgegevens en voor doeleinden bedoeld in artikel 27. § 3. De verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker stellen de logbestanden desgevraagd ter beschikking van de bevoegde toezichthoudende autoriteit.".

De logbestanden worden bijgehouden door zowel de federale politie als de FOD Justitie, elk voor wat de eigen verwerkingen betreft.

Dit artikel bepaalt tot slot welke personeelsleden van de penitentiaire administratie de resultaten van de rechtstreekse bevraging mogen behandelen. Ter herinnering: de rechtstreekse bevraging als dusdanig is een proces, dat automatisch in gang wordt gezet door het nemen van vingerafdrukken in een inrichting, een proces dat volkomen transparant is voor de persoon die deze vingerafdrukken afneemt (reeds uitvoerig besproken in fine onder punt 3). Zoals reeds uitgelegd, zijn de risico's op onregelmatige raadplegingen dus quasi nihil en onwaarschijnlijk. Teneinde nog meer waarborgen te bieden ten aanzien van eventuele risico's, bepaalt § 3 dat de leden van de penitentiaire administratie die door de directeur-generaal bij naam zijn aangewezen, behoren tot de centrale diensten van de penitentiaire administratie. Dit sluit uit dat zij dactyloscopische operatoren in een gevangenis zouden zijn en dus de reeds hoogst onwaarschijnlijke hypothese dat zij een onrechtmatige rechtstreekse bevraging zouden kunnen aanvatten, waarbij zij vervolgens kennis zouden kunnen nemen van de resultaten.

Bovendien zijn het diezelfde personen die de administratieve onderzoeken zoals bedoeld in artikel 4, § 2, kunnen uitvoeren.

Gevolg gevend aan het punt 4.2. van het advies 65.060/1 van de Raad van State, werd er gepreciseerd in § 3 van artikel 5 dat deze personen bovendien gehouden zijn aan de vertrouwelijkheidsplicht met betrekking tot de gegevens waar ze toegang toe hebben.

In zijn advies nr. 58.082/2/V van 7 september 2015 betreffende een ontwerp van Koninklijk besluit betreffende de rechtstreekse bevraging van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt door de aangewezen personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken, had de Raad van State aangegeven dat "Aangezien het eerste lid voorziet in een vertrouwelijkheidsverbintenis vanwege de personeelsleden van de dienst Vreemdelingenzaken, [..] het de bedoeling [is] dat artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing is.

Het is dus onnodig, en het behoort overigens niet tot de bevoegdheid van de Koning, zulks te bevestigen." Dezelfde formulering als deze gebruikt in voornoemd Koninklijk besluit wordt hernomen in paragraaf 3. f) Artikel 6: veiligheidsmaatregelen, rol van de functionaris voor gegevensbescherming Artikel 6 betreft de nadere regels inzake veiligheid die dit proces van rechtstreekse bevraging flankeren. Hoewel het ontwerp van koninklijk besluit die regels verplicht maakt, zullen zij concreet worden beschreven in een protocolakkoord tussen de federale politie en de FOD Justitie, aangezien zij evolutief van aard zijn.

Daarnaast bepaalt dit artikel dat de functionaris voor gegevensbescherming van de FOD Justitie bij dit proces van rechtstreekse bevraging van de A.N.G. moet worden betrokken.

Hij moet ten eerste samenwerken met de functionaris voor gegevensbescherming van de A.N.G., inzonderheid om hem in kennis te stellen van de incidenten en veiligheidslekken die de integriteit, betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de A.N.G. in gevaar kunnen brengen, en ten tweede fungeren als officieel contactpunt voor de gegevensbeschermingsautoriteiten, te weten de Gegevensbeschermingsautoriteit voor de FOD Justitie en het Controleorgaan op de politionele informatie voor de politie.

Bovendien moet hij in zijn veiligheidsbeleid een onderdeel opnemen met betrekking tot de rechtstreekse bevraging van de gegevens van de A.N.G. in het kader van de doelstelling bedoeld in artikel 2. g) Artikel 7: protocolakkoord Het ontwerp van koninklijk besluit bepaalt dat een protocolakkoord tussen de FOD Justitie en de federale politie moet worden opgesteld. Hoewel - zoals onderstreept door de Gegevensbeschermingsautoriteit in punt 154 van haar advies nr. 33/2018 van 11 april 2018 betreffende het voorontwerp van wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens - een protocolakkoord niet volstaat als wettelijke grondslag, betreft het een instrument waarmee de concrete nadere regels van de rechtstreekse bevraging kunnen worden bepaald, en die een concrete werkbasis zullen vormen waarop het proces van rechtstreekse bevraging zal berusten.

Om ervoor te zorgen dat de regels en beginselen inzake gegevensbescherming enerzijds en inzake de optimale doorstroming ervan anderzijds in acht worden genomen, zal dit protocol ter advies worden voorgelegd aan het Controleorgaan op de politionele informatie.

Tot slot, in antwoord op de punten 20 en 21 van het advies van het Controleorgaan op de politionele informatie (Advies COC-DPA-A-000011/2019 van 4 februari 2019) kan erop gewezen worden dat dit ontwerp van koninklijk besluit zicht beperkt tot het regelen van de rechtstreekse bevraging van de ANG door de FOD Justitie met als doel bij te dragen tot de unieke identificatie van de gedetineerden.

Dit ontwerp heeft niet tot doel alle vormen van gegevensuitwisseling tussen de politie en de penitentiaire inrichtingen of andere bestemmelingen te regelen. Een dergelijke visie zou indruisen tegen het principe van de beperkte delegatie aan de Koning zoals voorzien door artikel 44/11/12, § 2, van de wet op het politieambt.

Volgend voorbeeld kan gegeven worden: wanneer de vingerafdrukken afkomstig van de penitentiaire inrichtingen worden vergeleken met sporen achtergelaten op de plaats van het misdrijf en er een overeenstemming is, kan de politie deze overeenstemming vanzelfsprekend melden aan de gerechtelijke overheden. Deze mededeling vindt dan zijn rechtsgrond met name in artikel 44/11/7 van de wet op het politieambt.

In dezelfde optiek: als de FOD Justitie of de politie het nodig acht het AFIS-nummer mee te delen aan gerechtelijke of administratieve overheden (bijvoorbeeld de Dienst Vreemdelingenzaken zal dat gebeuren op basis van bestaande rechtsgronden zoals bijvoorbeeld artikel 30bis, § 6, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

Aangezien de opmerking van het Controleorgaan zijn grondslag vindt in de verwijzing naar een verdere verwerking in het protocol bedoeld in artikel 7, schrappen de stellers van het ontwerp deze niet-essentiële verwijzing met het oog op coherentie.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, K. GEENS

11 MAART 2019. - Koninklijk besluit betreffende de nadere regels voor de rechtstreekse bevraging van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt ten behoeve van de Federale Overheidsdienst Justitie met het oogmerk bij te dragen tot de unieke identificatie van gedetineerden FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet op het politieambt van 5 augustus 1992, de artikelen 44/11/9 en 44/11/12, § 1, 2°, en § 2, ingevoegd bij de wet van 18 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/03/2014 pub. 24/11/2014 numac 2014000832 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering. - Duitse vertaling type wet prom. 18/03/2014 pub. 28/03/2014 numac 2014000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering sluiten en gewijzigd bij de wet van 21 april 2016;

Gelet op de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden type wet prom. 12/01/2005 pub. 04/08/2008 numac 2008000547 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, artikel 107, § 2;

Gelet op de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, artikel 71, § 1, derde lid, 3° ;

Gelet op de uitzondering voor het verrichten van de regelgevingsimpactanalyse, bedoeld in artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het advies nr. 000011/2019 van het Controleorgaan op de politionele informatie, gegeven op 4 februari 2019;

Gelet op de adviezen van de inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 8 en 16 november 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 3 december 2018;

Gelet op het advies nr. 65.060/1 van de Raad van State, gegeven op 16 januari 2019, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Justitie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder: 1° « de wet op het politieambt »: de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt;2° « de wet bescherming persoonsgegevens »: de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens; 3° « de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. »: het mechanisme bedoeld in artikel 44/11/4, § 3, van de wet op het politieambt; 4° « de A.N.G. »: de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt; 5° « de inrichting »: a) de gevangenis bedoeld in artikel 2, 15°, van de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden type wet prom. 12/01/2005 pub. 04/08/2008 numac 2008000547 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden;b) de door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij bedoeld in artikel 3, 4°, b), van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen type wet prom. 05/05/2014 pub. 23/03/2016 numac 2016000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de internering van personen. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten betreffende de internering;6° « de gedetineerde »: de persoon bedoeld in artikel 2, 4° van de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden type wet prom. 12/01/2005 pub. 04/08/2008 numac 2008000547 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden; 7° « de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert »: de directie bedoeld in artikel 44/11, § 1, van de wet op het politieambt; 8° « de penitentiaire administratie »: de administratie bedoeld in artikel 2, 11°, van de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden type wet prom. 12/01/2005 pub. 04/08/2008 numac 2008000547 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden;9° « de dactyloscopische gegevens »: het gedigitaliseerde beeld van de vingerafdrukken van een individu; 10° « de unieke dactyloscopische referentie »: het unieke nummer waarmee een in de A.N.G. geregistreerde persoon kan worden geïdentificeerd aan de hand van zijn vingerafdrukken; 11° « de logbestanden »: de bestanden bedoeld in artikel 56 van de wet bescherming persoonsgegevens.

Art. 2.Teneinde bij te dragen tot de unieke identificatie van gedetineerden wordt voor elke gedetineerde een rechtstreekse bevraging van de A.N.G. uitgevoerd op basis van de dactyloscopische gegevens die worden afgenomen bij elke nieuwe inschrijving van een gedetineerde op de rol van een inrichting.

De dactyloscopische gegevens van de gedetineerden gaan vergezeld van de volgende categorieën van persoonsgegevens: 1° de naam en voornaam van de gedetineerde;2° het geslacht van de gedetineerde;3° in voorkomend geval, de geboortedatum en nationaliteit;4° het unieke administratieve referentienummer dat gekoppeld is aan het toestel waarmee de dactyloscopische gegevens werden afgenomen.

Art. 3.De rechtstreekse bevraging van de A.N.G. heeft betrekking op: 1° het bestaan van een overeenstemming tussen de dactyloscopische gegevens die zijn afgenomen van de gedetineerden en deze van de personen bedoeld in artikel 44/5, § 3, 1° tot 5° van de wet op het politieambt die zijn geregistreerd in de A.N.G.; 2° de gegevens die noodzakelijk zijn om meer informatie te bekomen vanwege de bevoegde overheid: a.de referentie van de processen-verbaal in het kader waarvan de gedetineerde reeds werd gedactyloscopeerd; b. de in de A.N.G. geregistreerde identiteiten voor die dactyloscopische gegevens; c. de unieke dactyloscopische referentie.

Art. 4.§ 1. In geval van een overeenstemming tussen de dactyloscopische gegevens die zijn overgezonden door de penitentiaire administratie en de dactyloscopische gegevens die geregistreerd zijn in de A.N.G., en indien er voldoende overeenstemming bestaat tussen de identiteit waaronder de gedetineerde gekend is bij Federale Overheidsdienst Justitie en de identiteit die in de A.N.G. is geregistreerd, worden de gegevens afkomstig uit de rechtstreekse bevraging bewaard gedurende de tijd die strikt noodzakelijk is voor het vaststellen van die voldoende overeenstemming en maximaal gedurende 15 dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het antwoord, met uitzondering van de unieke dactyloscopische referentie, die wordt toegevoegd aan de identificatiegegevens verwerkt door de Federale Overheidsdienst Justitie in het kader van zijn opdrachten betreffende de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen en het beheer van de inrichtingen. § 2. In geval van een overeenstemming tussen de dactyloscopische gegevens die zijn overgezonden door de penitentiaire administratie en de dactyloscopische gegevens die geregistreerd zijn in de A.N.G., en indien er onvoldoende overeenstemming bestaat tussen de identiteit waaronder de gedetineerde gekend is bij de Federale Overheidsdienst Justitie en de identiteit die in de A.N.G. is geregistreerd, wordt een administratief onderzoek gevoerd om te bepalen of de gedetineerde reeds werd opgesloten onder de een of andere identiteit die geregistreerd is in de A.N.G. Na afloop van dat onderzoek en uiterlijk drie maanden na de rechtstreekse bevraging, wordt enkel de unieke dactyloscopische referentie toegevoegd aan de identificatiegegevens verwerkt door de Federale Overheidsdienst Justitie in het kader van zijn opdrachten betreffende de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen en het beheer van de inrichtingen. § 3. Wanneer de door de penitentiaire administratie overgezonden dactyloscopische gegevens niet bestaan in de A.N.G., bevat het antwoord van de A.N.G. de unieke dactyloscopische referentie die door de A.N.G. is toegekend ingevolge deze rechtstreekse bevraging.

Deze wordt toegevoegd aan de identificatiegegevens verwerkt door de Federale Overheidsdienst Justitie in het kader van zijn opdrachten betreffende de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen en het beheer van de inrichtingen.

Art. 5.§ 1. De rechtstreekse bevraging van de A.N.G. gebeurt aan de hand van een geautomatiseerd systeem. § 2. Alle uitgevoerde verwerkingen in het kader van dit proces van rechtstreekse bevraging worden opgenomen in logbestanden die gedurende minstens 10 jaar worden bewaard, te rekenen vanaf de uitgevoerde verwerking. § 3. Enkel de personeelsleden die individueel zijn aangewezen door de directeur-generaal van de penitentiaire administratie onder de leden van de centrale diensten van de penitentiaire administratie, zijn gemachtigd om gebruik te maken van de gegevens afkomstig uit de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. in het kader van artikel 4, en om het administratief onderzoek bedoeld in artikel 4, § 2, te voeren.

De penitentiaire administratie houdt de lijst van die personeelsleden actueel.

Die lijst wordt ter beschikking gehouden van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten.

De individueel aangewezen personeelsleden verbinden zich er schriftelijk toe te waken over de vertrouwelijkheid van de gegevens waartoe ze toegang hebben. Deze verbintenis wordt toegevoegd aan hun persoonlijk dossier. In de uitoefening van hun functie zijn ze verplicht tot terughoudendheid. § 4. De Directeur-generaal van de penitentiaire administratie zorgt ervoor dat de werkstations waarmee de A.N.G. rechtstreeks bevraagd wordt, op passende wijze beveiligd zijn, en dit op alle plaatsen waar de bevraging mogelijk is.

Art. 6.De functionaris voor gegevensbescherming van de Federale Overheidsdienst Justitie is betrokken bij het proces van rechtstreekse bevraging.

Hij is in het bijzonder belast met de volgende taken: 1° het in zijn veiligheidsbeleid opnemen van een luik met betrekking tot de rechtstreekse bevraging van de gegevens van de A.N.G. in het kader van de doelstelling bedoeld in artikel 2; 2° het contactpunt vormen voor de Gegevensbeschermingsautoriteit en het Controleorgaan op de politionele informatie voor wat de verwerking van de persoonsgegevens uit de A.N.G. betreft; 3° het meedelen van de veiligheidslekken waarvan hij kennis heeft en die de integriteit, de betrouwbaarheid, de beschikbaarheid van de A.N.G. in gevaar kunnen brengen, aan de functionaris voor gegevensbescherming die aangewezen is voor de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert; 4° het contactpunt zijn voor de werkingsaudits met betrekking tot de rechtstreekse bevraging van de A.N.G.

Art. 7.Een protocolakkoord wordt gesloten tussen de federale politie en de Federale Overheidsdienst Justitie.

Dat akkoord wordt voorafgaandelijk onderworpen aan het advies van het Controleorgaan op de politionele informatie.

Het protocol omvat op zijn minst een onderdeel met betrekking tot: 1° de beschrijving van de technische regels voor deze rechtstreekse bevraging; 2° de passende en specifieke technische en organisatorische maatregelen ter waarborging van de veiligheid van de verwerkte gegevens, en ter vrijwaring van de bescherming van de fundamentele rechten en belangen van de gedetineerden van wie de identiteitsgegevens worden verwerkt in het kader van het proces van rechtstreekse bevraging van de A.N.G.

Art. 8.In geval van schending van de regels inzake veiligheid en gegevensbescherming gaat de directie die instaat voor het beheer van de toegangen tot de A.N.G. over tot de intrekking van de rechtstreekse bevraging en informeert hierover het Controleorgaan op de politionele informatie.

Art. 9.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 11 maart 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, K. GEENS

^