gepubliceerd op 31 juli 2002
Koninklijk besluit tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden, het bedrag en de duur van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor een deeltijdse tewerkstelling met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van een gerechtigde op maatschappelijke integratie
11 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden, het bedrag en de duur van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor een deeltijdse tewerkstelling met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van een gerechtigde op maatschappelijke integratie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 60, § 7, laatst vervangen bij de wet van 24 december 1999;
Gelet op de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, inzonderheid op de artikelen 36, § 2, eerste lid, en 37;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 juli 2000 tot uitvoering van artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 juni 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 5 juni 2002;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, die de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum vervangt, in het belang van de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn geholpen personen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 oktober 2002 in werking moet treden; dat het van fundamenteel belang is dat, in het kader van het beleid tot integratie van de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn geholpen personen, de gerechtigden op maatschappelijke integratie zo snel mogelijk zouden kunnen genieten van de nieuwe inschakelingsmaatregelen, namelijk wat betreft het recht op tewerkstelling; dat deze uitvoeringsmaatregelen nodig zijn en niet kunnen los gezien worden van het daadwerkelijk nastreven van de doelstellingen van de wetgever ten opzichte van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn overigens zo snel mogelijk moeten ingelicht worden over de inhoud van deze nieuwe maatregelen die ze ten aanzien van de betrokken doelgroep zullen moeten toepassen; dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn dan ook dringend het nodige moeten kunnen doen om deze nieuwe maatregelen op te nemen in hun informaticaprogramma's voor de toekenning van de daaraan verbonden toelagen van de federale Staat; dat dit besluit dringend en onverwijld moet worden aangenomen;
Gelet op het advies 33.615/3 van de Raad van State, gegeven op 20 juni 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « rechthebbende » : een gerechtigde op maatschappelijke integratie, bestaande uit een tewerkstelling en/of een leefloon;2° « voltijdse arbeidsovereenkomst » : iedere arbeidsovereenkomst met een zodanige arbeidsregeling dat na afloop van de arbeidsovereenkomst de werknemer de toelaatbaarheidsvoorwaarden vervult om toegelaten te worden tot het recht op werkloosheidsuitkeringen als voltijds werknemer;3° « deeltijdse arbeidsovereenkomst » : iedere arbeidsovereenkomst waarvan de arbeidsregeling minder is dan wat bepaald is in 2°;4° « brutoloon » : de som van het nettoloon, de bedrijfsvoorheffing, de werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid, de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid, de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid, de eindejaarspremie, het vakantiegeld, het vakantiegeld uitdiensttreding en de verbrekingsvergoeding ingevolge beëindiging van de arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden tot toekenning van de toelage
Art. 2.Voor de toekenning van de toelage, bedoeld in de artikelen 36, § 2, eerste lid, en 37, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, moeten de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn met betrekking tot de deeltijdse arbeidsovereenkomst, gesloten tussen de rechthebbende en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn : 1° de deeltijdse arbeidsovereenkomst moet gesloten zijn voor een minstens halftijdse arbeidsregeling;2° de duur van de deeltijdse arbeidsovereenkomst bij eenzelfde werkgever mag niet meer dan zes maanden bedragen.
Art. 3.In afwijking van het vorige artikel, mag de duur van de deeltijdse arbeidsovereenkomst gelijk zijn aan de periode, vereist voor het verkrijgen van volledige werkloosheidsuitkeringen, wanneer de deeltijdse arbeidsovereenkomst wordt gecumuleerd met een andere deeltijdse arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK III. - Maandelijks bedrag van de toelage
Art. 4.De toelage bedraagt 500 EUR per kalendermaand, beperkt tot het brutoloon van de werknemer.
Art. 5.De toelage bedraagt 625 EUR per kalendermaand, beperkt tot het brutoloon van de werknemer, indien de rechthebbende met wie het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een deeltijdse arbeidsovereenkomst sluit overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, een meerderjarig persoon is jonger dan 25 jaar.
Art. 6.De toelage voor twee halftijdse tewerkstellingen bij eenzelfde werkgever met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, is gelijk aan het bedrag van de toelage, voorzien voor een voltijdse tewerkstelling met toepassing van het bovenvermelde artikel 60, § 7. HOOFDSTUK IV. - Duur van de toelage
Art. 7.De toelage wordt toegekend voor de duur van de deeltijdse arbeidsovereenkomst, met een totale maximumduur van hetzij zes maanden hetzij de periode, vereist voor het verkrijgen van volledige werkloosheidsuitkeringen, wanneer de deeltijdse arbeidsovereenkomst wordt gecumuleerd met een andere deeltijdse arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 8.De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op de rechthebbenden, aangeworven met een deeltijdse arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die ter beschikking worden gesteld aan sociale economie-initiatieven, erkend door de minister, bevoegd voor sociale economie.
Art. 9.Het koninklijk besluit van 14 juli 2000 tot uitvoering van artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum wordt opgeheven.
Art. 10.Dit besluit is van toepassing op de bij de inwerkingtreding van dit besluit lopende deeltijdse arbeidsovereenkomsten, gesloten tussen een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en een rechthebbende met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor de nog resterende duur van de deeltijdse arbeidsovereenkomst.
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.
Art. 12.Onze Minister van Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 juli 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie, J. VANDE LANOTTE