gepubliceerd op 09 januari 2013
Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van aardappelringrot Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.)
10 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de wet van 2 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/1971 pub. 07/12/2010 numac 2010000674 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, artikel 2, § 1, 1, 4, 5 en 8, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/02/2001 pub. 28/02/2001 numac 2001022136 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen sluiten;
Gelet op de wet van 4 februari 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, §§ 1 tot 3 gewijzigd bij de wetten van 13 juli 2001, 22 december 2003, 9 juli 2004 en 20 juli 2005, en op artikel 5, tweede lid, 7° gewijzigd bij de wet van 22 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 1987 betreffende de bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/02/2001 pub. 28/02/2001 numac 2001022136 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen sluiten houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, gewijzigd bij de wetten van 30 december 2001, 28 maart 2003, 22 december 2003, 9 juli 2004, 23 december 2005, 27 december 2005 en 1 maart 2007 en bekrachtigd bij de wet van 19 juli 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/2005 pub. 31/08/2005 numac 2005022636 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen type koninklijk besluit prom. 10/08/2005 pub. 31/05/2016 numac 2016000333 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;
Gelet op het ministerieel besluit van 3 november 1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.) gewijzigd bij het ministerieel besluit van 23 maart 2007Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/03/2007 pub. 30/03/2007 numac 2007022482 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 3 november 1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.) sluiten;
Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale regering van 18 mei 2012;
Gelet op het advies 51.869/3 van de Raad van State, gegeven op 18 september 2012, bij toepassing van art. 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Omzetting
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de omzetting van Richtlijn 93/85/EG van de Raad van 4 oktober 1993, betreffende de bestrijding van aardappelringrot, gewijzigd bij de Richtlijn 2006/56/EG van de Commissie van 12 juni 2006. HOOFDSTUK 2. - Definities
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "het Agentschap" : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;2° "het organisme" : de ziekteverwekker die aardappelringrot Clavibacter michiganensis ssp.sepedonicus veroorzaakt. HOOFDSTUK 3. - Toezicht
Art. 3.Het Agentschap voert systematische officiële onderzoeken uit ter detectie van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus op knollen en, in voorkomend geval, op aardappelplanten afkomstig van het nationale grondgebied, met het oog op de bevestiging van de afwezigheid van het bedoelde organisme.
Met het oog op die onderzoeken worden, als het om knollen gaat, monsters van pootaardappelen en andere aardappelen genomen, bij voorkeur uit partijen die zijn opgeslagen en onderworpen aan officiële of onder officieel toezicht verrichte laboratoriumtests volgens de in bijlage I bij dit besluit beschreven methode voor de diagnose en detectie van het organisme. Waar passend kan op andere monsters een visuele officiële of onder officieel toezicht uitgevoerde keuring worden verricht waarbij de knollen worden doorgesneden.
Als het gaat om planten worden deze onderzoeken verricht volgens passende methoden en worden de monsters officieel of onder officieel toezicht in een laboratorium getest volgens de in bijlage I beschreven methode. HOOFDSTUK 4. - Vermoeden van besmetting
Art. 4.§ 1. In de gevallen van een vermoed optreden zorgt het Agentschap ervoor dat een laboratoriumtest officieel of onder officieel toezicht wordt uitgevoerd volgens de in bijlage I bij dit besluit aangegeven methode en met inachtneming van het bepaalde in bijlage II bij dit besluit, punt 1, ten einde het vermoede optreden van het organisme te bevestigen dan wel het tegenbewijs te kunnen melden. Indien blijkt dat het organisme is opgetreden, geldt het bepaalde in bijlage II, punt 2. § 2. In afwachting van de bevestiging van het vermoede optreden of van het tegenbewijs, als bedoeld in § 1, in de gevallen waarin : - verdachte diagnostische visuele symptomen van het organisme zijn waargenomen, of; - een positieve reactie op de tests die zijn verricht volgens de in bijlage I vermelde relevante officiële methode of op een andere passende test; is het Agentschap gemachtigd : 1° ) te verbieden dat alle partijen of zendingen waarvan de monsters zijn genomen, worden verplaatst zolang over de vermoede besmetting nog geen uitsluitsel bestaat, tenzij de verplaatsing onder zijn toezicht gebeurt en mits is vastgesteld dat er voor de verspreiding van het organisme geen aanwijsbaar risico bestaat;2° ) de nodige maatregelen te nemen om de oorsprong van het vermoede optreden van het organisme te achterhalen;3° ) op grond van een risico-evaluatie passende aanvullende preventieve maatregelen vast te stellen om iedere vorm van verspreiding van het organisme te voorkomen, waaronder officieel toezicht op de verplaatsing van alle overige knollen of planten binnen of buiten het bedrijfsterrein waaromtrent het vermoeden bestaat dat daar het organisme is opgetreden. HOOFDSTUK 5. - Bevestiging van de besmetting
Art. 5.§ 1. Wanneer het officiële of onder officieel toezicht verrichte laboratoriumonderzoek, verricht volgens de in bijlage I bij dit besluit beschreven methode, de aanwezigheid van het organisme bevestigt in het monster knollen, planten of delen van planten en rekening houdende met wetenschappelijk gefundeerde principes, met de biologie van het organisme en met de specifieke productie-, commercialisatie- en verwerkingssystemen : 1° ) verklaart het Agentschap de knollen of planten, de zending en/of de partij, alsmede de machines, het vervoermiddel, het recipiënt, de opslagplaats, of delen daarvan en enig ander voorwerp, verpakkingsmateriaal inbegrepen, waaruit het monster werd genomen en, in voorkomend geval, de productieplaats(en) en het veld (de velden) waarop de knollen of planten zijn geoogst, besmet;2° ) bepaalt het Agentschap, rekening houdend met de voorschriften van punt 1 van bijlage III bij dit besluit, de omvang van de waarschijnlijke besmetting hetzij door contact met de aangewezen besmettingsbron, vóór of na de oogst, hetzij door contact met de besmettingsbron via de teeltwijze;3° ) bakent het Agentschap, rekening houdend met de voorschriften van punt 2 van bijlage III bij dit besluit, een zone af, uitgaande van de besmetverklaring als bedoeld in 1° ), van de omvang van de waarschijnlijke besmetting als bedoeld in 2° ) en van de mogelijke verspreiding van het organisme. § 2. Wanneer knollen of planten besmet werden verklaard krachtens § 1, 1° ), worden de in artikel 4, § 1, bedoelde onderzoeken uitgevoerd op alle voorraden aardappelen die via het kloonmateriaal verwant zijn met de aardappelen waarin de besmetting is opgetreden.De onderzoeken worden verricht op zoveel knollen of planten als nodig om de waarschijnlijke primaire besmettingsbron vast te stellen en de omvang van de waarschijnlijke besmetting te bepalen, bij voorkeur al naargelang van de risicofactor.
Op grond van de uitkomsten van de onderzoeken wordt zo nodig nog overgegaan tot verdere besmetverklaringen, tot bepaling van de omvang van de waarschijnlijke besmetting en tot afbakening van een zone overeenkomstig § 1, 1° ), 2° ) en 3° ). § 3. Ingevolge de melding door een andere Lidstaat, overeenkomstig de bepalingen van art. 5, 2, van de Richtlijn 93/85/EG van de Raad van 4 oktober 1993 betreffende de bestrijding van aardappelringrot, die betrekking heeft op België, verklaart het Agentschap dit, bepaalt de omvang van de waarschijnlijke besmetting, en bakent een zone af, volgens het geval, overeenkomstig het bepaalde in § 1, 1° ), 2° ) en 3° ). HOOFDSTUK 6. - Bijzondere bestrijdingsmaatregelen
Art. 6.§ 1. De knollen of planten die krachtens artikel 5, § 1, 1° ) besmet zijn verklaard, mogen niet worden gepoot of uitgeplant en moeten onder toezicht van het Agentschap : 1° ) worden vernietigd, of 2° ) op een andere wijze worden opgeruimd in het kader van een of meer maatregelen overeenkomstig bijlage IV, punt 1 bij dit besluit, mits wordt vastgesteld dat er geen aanwijsbaar risico voor verspreiding van het organisme bestaat. § 2. Knollen of planten waarvan overeenkomstig artikel 5, § 1, 2° ), is vastgesteld dat zij waarschijnlijk besmet zijn, mogen niet worden gepoot of uitgeplant en worden, onverminderd het resultaat van de in artikel 5 bedoelde onderzoeken betreffende verwant klonaal materiaal, onder toezicht van het Agentschap, op een adequate manier gebruikt of opgeruimd, overeenkomstig bijlage IV, punt 2 bij dit besluit, mits is vastgesteld dat er geen aanwijsbaar risico bestaat voor verspreiding van het organisme. § 3. Machines, vervoermiddelen, recipiënten, opslagplaatsen, of delen daarvan, en andere voorwerpen, verpakkingsmateriaal inbegrepen, die overeenkomstig artikel 5, § 1, 1° ), besmet zijn verklaard of waarvan overeenkomstig artikel 5, § 1, 2° ) is vastgesteld dat zij waarschijnlijk besmet zijn, moeten ofwel worden vernietigd, ofwel volgens de in bijlage IV, punt 3 bij dit besluit beschreven adequate methoden worden gereinigd en gedesinfecteerd. Dergelijke voorwerpen worden na desinfectie niet langer als besmet beschouwd. § 4. Onverminderd de maatregelen die krachtens de §§ 1, 2 en 3 worden genomen, wordt een reeks in bijlage IV, punt 4, vastgelegde maatregelen genomen in de overeenkomstig artikel 5, § 1, 3° ), afgebakende zone. § 5. Om elk aanwijsbaar risico voor verspreiding van het organisme te vermijden, gebeurt de opruiming van afval met inachtneming van de eisen die zijn vastgelegd in bijlage V bij Richtlijn 93/85/EG van de Raad betreffende de bestrijding van aardappelringrot. HOOFDSTUK 7. - Teeltmateriaal
Art. 7.Pootaardappelen moeten voldoen aan de voorschriften van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/2005 pub. 31/08/2005 numac 2005022636 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen type koninklijk besluit prom. 10/08/2005 pub. 31/05/2016 numac 2016000333 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen en moeten in rechte lijn afstammen van in het kader van een officieel goedgekeurd programma verkregen materiaal dat bij officiële of onder officieel toezicht verrichte onderzoeken waarbij de in bijlage I bij dit besluit bedoelde methode is gevolgd, vrij van het organisme is bevonden. Bovenbedoelde onderzoeken worden verricht : - op de planten die als basismateriaal voor het klonen hebben gediend, wanneer de besmetting betrekking heeft op de pootaardappelproductie, - op de planten die als basismateriaal voor het klonen hebben gediend, of op representatieve monsters van het basispootgoed of op teeltmateriaal van aan het basispootgoed voorafgaande generaties, in de overige gevallen. HOOFDSTUK 8. - Aanvullende maatregelen
Art. 8.De minister kan aanvullende of strengere maatregelen vaststellen om het organisme te bestrijden of om spreiding ervan te voorkomen, voor zover die maatregelen in overeenstemming zijn met de voorschriften in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/2005 pub. 31/08/2005 numac 2005022636 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen type koninklijk besluit prom. 10/08/2005 pub. 31/05/2016 numac 2016000333 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen. HOOFDSTUK 9. - Opheffingsbepalingen
Art. 9.§ 1. In het koninklijk besluit van 19 november 1987 betreffende de bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen worden de artikelen 75 tot 82 opgeheven. § 2. Het ministerieel besluit van 3 november 1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.) wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 0. - Uitvoeringsbepaling
Art. 10.De minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 december 2012.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE
Bijlage I Onderzoeksmethode voor de diagnose, detectie en identificatie van de verwekker van aardappelringrot, Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.
Methode beschreven in bijlage I bij Richtlijn 93/85/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 oktober 1993 betreffende de bestrijding van aardappelringrot.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 december 2012 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.).
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE
Bijlage II Biologisch testmateriaal 1.Voor elke vermoede aanwezigheid waarvoor de screeningtest(en) volgens de in bijlage I beschreven methoden een positieve uitslag heeft (hebben) opgeleverd en waarvoor de bevestiging of de weerlegging na de volledige uitvoering van deze procedures nog wordt afgewacht, moeten : a) alle bemonsterde knollen en voor zover mogelijk alle bemonsterde planten, b) het resterende extract en de daarbij gemaakte preparaten voor de screeningtest(en), bijvoorbeeld de immunofluorescentiepreparaten, en c) alle relevante documentatie, worden bewaard en onder passende omstandigheden geconserveerd totdat deze procedures zijn afgerond. Met de bewaarde knollen kunnen zo nodig rassenproeven worden uitgevoerd. 2. Indien de aanwezigheid van het organisme wordt bevestigd, moeten : a) het in punt 1 genoemde materiaal, b) een monster van het met het knol- of plantenextract besmette auberginemateriaal, c) de geïsoleerde cultuur van het organisme, gedurende ten minste één maand na de kennisgeving van de besmetting vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 1 aan de andere Lidstaten en de Europese Commissie, bewaard en adequaat geconserveerd worden. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 december 2012 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.) ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE
Bijlage III Bepaling van de omvang van de besmetting Bepaling van de omvang van de waarschijnlijke besmetting 1. Voor het bepalen van de omvang van de waarschijnlijke besmetting als bedoeld in artikel 5, § 1, 2° ), moet rekening worden gehouden met de volgende elementen : a) knollen of planten die zijn geteeld op een krachtens artikel 5, § 1, 1° ) besmet verklaarde plaats van productie, b) de productieplaats(en) met contact in productiewijze met krachtens artikel 5, § 1, 1° ) besmet verklaarde knollen of planten, met inbegrip van die waar gereedschap of faciliteiten rechtstreeks of via een gemeenschappelijke contractpartner gezamenlijk wordt of worden gebruikt, c) knollen of planten die op de in b) bedoelde productieplaats(en) zijn geproduceerd of op dergelijke productieplaats(en) aanwezig waren in de periode waarin de krachtens artikel 5, § 1, 1° ), besmet verklaarde knollen of planten op de in a) bedoelde productieplaatsen aanwezig waren, d) plaatsen waar aardappelen afkomstig van de hierboven bedoelde productieplaatsen worden gehanteerd, e) machines, vervoermiddelen, recipiënten, opslagplaatsen, of delen daarvan, en alle andere voorwerpen, verpakkingsmateriaal inbegrepen, die met de overeenkomstig artikel 5, § 1, 1° ) besmet verklaarde knollen of planten in contact kunnen zijn geweest, f) knollen of planten die zijn opgeslagen in of in contact zijn geweest met de in e) genoemde gebouwen of voorwerpen voordat deze waren gereinigd en ontsmet, g) op grond van de uitslagen van de in artikel 5, § 2, 1° ) bedoelde testen, knollen of planten met een klonale verwantschap via zuster- of uitgangsmateriaal met als krachtens artikel 5, § 1, 1° ) besmet verklaarde knollen of planten en waarvoor besmetting via een klonaal verband waarschijnlijk lijkt ondanks een negatieve testuitslag.Er kunnen rassenproeven worden uitgevoerd om het ras van de besmette of klonaal verwante knollen of planten na te gaan, en h) de plaats(en) waar de in g) bedoelde knollen en planten worden geteeld. Bepaling van de omvang van de mogelijke besmetting 2. Bij het bepalen van de mogelijke verspreiding als bedoeld in artikel 5, § 1, 3° ), wordt rekening gehouden met : a) de nabijheid van andere productieplaatsen van aardappelen of andere waardplanten, b) de gemeenschappelijke productie en het gemeenschappelijk gebruik van voorraden pootaardappelen. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 december 2012 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.) ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE
Bijlage IV Specifieke bestrijdingsmaatregelen Maatregelen met betrekking tot de opruiming van besmet verklaarde knollen en planten 1. De in artikel 6, § 1, bedoelde maatregelen met betrekking tot de opruiming, onder toezicht van het Agentschap, van knollen of planten, die krachtens artikel 5, § 1, 1° ) besmet zijn verklaard, zijn : a) het gebruik als diervoeder na een warmtebehandeling die het risico dat het organisme overleeft, uitsluit, of b) storting op een krachtens de geldende regionale wetgeving officieel erkende stortplaats waar er geen aanwijsbaar risico is dat het organisme in het milieu terechtkomt door bv.lekkage naar landbouwgrond, of c) verbranding, of d) rechtstreekse en onverwijlde levering, voor industriële verwerking, aan verwerkende bedrijven die over officieel goedgekeurde afvalverwijderingsinstallaties beschikken waarvoor is vastgesteld dat er geen aanwijsbaar risico op verspreiding van het organisme bestaat, en die over een systeem beschikken om ten minste de uitgaande voertuigen te reinigen en te ontsmetten, of e) andere maatregelen, op voorwaarde dat is vastgesteld dat er geen aanwijsbaar risico bestaat dat het organisme zich kan verspreiden. Afvalstoffen die overblijven na of voortkomen uit de bovengenoemde behandelingen, worden door middel van officieel goedgekeurde methoden verwijderd overeenkomstig bijlage V bij bovenvermelde richtlijn 93/85/EG van 4 oktober 1993.
Maatregelen met betrekking tot waarschijnlijk besmet verklaarde knollen of planten 2. Het geëigende gebruik of de geëigende opruiming van krachtens artikel 5, § 1, 2° ) en in artikel 6, § 2, bedoelde, waarschijnlijk besmet verklaarde knollen of planten, onder toezicht van het Agentschap, waarbij moet worden gezorgd voor een adequate communicatie tussen het Agentschap en, waar nodig, de bevoegde officiële instanties van de betrokken lidstaten om te garanderen dat dergelijk toezicht te allen tijde plaatsvindt, alsmede op voorwaarde van de toestemming van het Agentschap of, waar nodig, van de bevoegde officiële instantie van de lidstaat waar de aardappelen verpakt of verwerkt moeten worden, wat betreft de afvalverwijderingsinstallaties als bedoeld in het eerste en het tweede streepje van bijlage V, i) bij bovenvermelde Richtlijn 93/85/EG van 4 oktober 1993, omvat : a) het gebruik als consumptieaardappelen, verpakt voor rechtstreekse aflevering en voor gebruik zonder verdere ompakking, op een locatie met adequate afvalverwijderingsinstallaties.Werken met pootaardappelen op deze locatie is uitsluitend toegestaan als dat gescheiden of na reiniging en ontsmetting gebeurt, of b) het gebruik als consumptieaardappelen voor industriële verwerking en bestemd voor rechtstreekse en onverwijlde aflevering aan een verwerkend bedrijf met adequate afvalverwijderingsinstallaties en een systeem voor reiniging en ontsmetting van ten minste de uitgaande voertuigen, of c) enige andere vorm van gebruik of verwijdering, op voorwaarde dat vaststaat dat er geen aanwijsbaar risico bestaat dat het organisme zich kan verspreiden, onder voorbehoud van de goedkeuring van het Agentschap of, waar nodig, van de bevoegde officiële instanties van de betreffende andere lidstaat of lidstaten. Ontsmettingsmethoden 3. Als adequate methoden voor het reinigen of ontsmetten van de in artikel 6, § 3, bedoelde voorwerpen, gelden die waarvan is vastgesteld dat er geen aanwijsbaar risico op verspreiding van het organisme bestaat en die onder toezicht van het Agentschap worden toegepast. Maatregelen in de afgebakende zone 4. Onder de in artikel 6, § 4 bedoelde maatregelen die door het Agentschap in de krachtens artikel 5, § 1, 3° ) afgebakende zone moeten worden uitgevoerd, zijn begrepen : 4.1. in de krachtens artikel 5, § 1, 1° ) besmet verklaarde productieplaatsen : a) in een krachtens artikel 5, § 1, 1° ) besmet verklaard veld moet één van de volgende twee bepalingen worden toegepast : 1° ) gedurende drie jaar : i) gedurende ten minste drie teeltjaren volgend op het jaar waarin de besmetverklaring is gedaan : - maatregelen om opslag van aardappelplanten en andere natuurlijke waardplanten van het organisme te elimineren; - een verbod om aardappelknollen, aardappelplanten of aardappelzaad, of andere waardplanten van het organisme of gewassen waarvoor een aanwijsbaar risico bestaat dat het organisme zich van daaruit kan verspreiden, aan te planten of te zaaien; ii) in de eerste teeltperiode voor aardappelen volgend op de in i) bedoelde periode, en op voorwaarde dat het veld gedurende ten minste de twee aan de opplant voorafgaande teeltjaren bij officiële inspecties vrij is bevonden van opslag van aardappelplanten en andere waardplanten van het organisme, uitsluitend productie van consumptieaardappelen waarbij de geoogste knollen volgens de in bijlage I beschreven procedure worden getest; iii) in de teeltperiode die volgt op de in ii) bedoelde teeltperiode en volgens een passende wisselcyclus, die ten minste drie jaar dient te zijn als het gaat om pootaardappelen, opplant van aardappelen voor de productie van pootaardappelen of consumptieaardappelen, vergezeld van een officieel onderzoek als bedoeld in artikel 3, of 2° ) gedurende vier jaar : i) gedurende vier teeltjaren volgend op dat van de besmetverklaring : - maatregelen om opslag van aardappelplanten en andere natuurlijke waardplanten van het organisme te elimineren, - volledige braaklegging van het veld of bestemming van het veld tot blijvend grasland dat frequent kort wordt gemaaid of intensief wordt begraasd, ii) in de eerste teeltperiode voor aardappelen volgend op de in i) bedoelde periode, en op voorwaarde dat het veld gedurende ten minste de twee aan de opplant voorafgaande teeltjaren bij officiële inspecties vrij is bevonden van opslag van aardappelplanten en andere waardplanten van het organisme, productie van poot- of consumptieaardappelen waarbij de geoogste knollen volgens de in bijlage I beschreven procedure worden getest;b) op alle andere velden van de besmette productieplaats, mits ten overstaan van het Agentschap is aangetoond dat de risico's van opslag van aardappelplanten en andere natuurlijke waardplanten van het organisme geëlimineerd zijn : 1° ) in het teeltjaar volgend op de besmetverklaring : - ofwel geen aardappelknollen, aardappelplanten of aardappelzaad of andere natuurlijke waardplanten van het organisme aanplanten of zaaien, - ofwel officieel gecertificeerd aardappelpootgoed poten voor de teelt van uitsluitend consumptieaardappelen, 2° ) in de tweede teeltperiode en tijdens ten minste de derde teeltperiode, volgend op de besmetverklaring, poten van uitsluitend gecertificeerd pootgoed voor de teelt van poot- of consumptieaardappelen, 3° ) in elk van de in de voorgaande punten bedoelde teeltjaren worden maatregelen genomen om opslag van aardappelplanten en van natuurlijke waardplanten van het organisme, indien aanwezig, te elimineren en worden voor elk aardappelveld de geoogste aardappelen officieel getest volgens de in bijlage I beschreven procedure;c) onmiddellijk na de besmetverklaring krachtens artikel 5, § 1, 1° ) en na het eerste daaropvolgende teeltjaar, reiniging en indien relevant ontsmetting volgens adequate methoden als aangegeven in punt 3 van deze bijlage, van alle machines en opslaginrichtingen op de plaats van productie die voor aardappelen zijn gebruikt;d) in eenheden voor beschermde teelt waarin het teeltmedium volledig kan worden vervangen : - een verbod om aardappelknollen, aardappelplanten of aardappelzaad aan te planten tenzij de productie-eenheid aan onder officieel toezicht genomen maatregelen is onderworpen om het organisme te vernietigen en alle waardmateriaal te verwijderen, waarbij op zijn minst het teeltmedium volledig wordt vervangen en de productie-eenheid en alle gereedschappen en machines worden gereinigd en ontsmet, en het Agentschap hierna toestemming heeft gegeven om er aardappelen te produceren, - gebruik bij de aardappelproductie van gecertificeerde pootaardappelen of miniknollen of microplanten van geteste bronnen. 4.2. In de afgebakende zone moet het Agentschap, onverminderd de in punt 4.1 genoemde maatregelen : a) ervoor zorgen dat machines en opslaginrichtingen op de productieplaats onmiddellijk na de besmetverklaring worden gereinigd en zo nodig ontsmet volgens de in punt 3 van deze bijlage aangegeven adequate methoden;b) onmiddellijk, en gedurende ten minste drie teeltperioden na de besmetverklaring : - toezicht houden op bedrijfsterreinen of -gebouwen waar aardappelknollen worden geteeld, opgeslagen of gehanteerd en op bedrijven waar contractueel aardappelmachines worden gebruikt, - bepalen dat in die zone uitsluitend gecertificeerd pootgoed voor de aardappelteelt mag worden gebruikt en dat pootgoed dat geteeld is op productieplaatsen die overeenkomstig artikel 5, § 1, 2° ) "waarschijnlijk besmet" zijn verklaard, na de oogst onderzocht wordt, - bepalen dat in alle bedrijfsinrichtingen in de zone de voorraden geoogste pootaardappelen gescheiden worden gehouden van die van consumptieaardappelen of tussen de opslag van pootaardappelen en van consumptieaardappelen een systeem van reiniging en ontsmetting wordt toegepast, - een officieel onderzoek verrichten als omschreven in artikel 3;c) indien relevant, een programma opstellen om de pootaardappelvoorraden binnen een passende termijn volledig te vervangen. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 december 2012 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.) ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE