gepubliceerd op 20 augustus 2009
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers die gevestigd zijn op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in België
10 AUGUSTUS 2009. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers die gevestigd zijn op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in België
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat hierbij ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd geeft uitvoering aan artikel 1 van verordening (EEG) nr. 3118/93 van de Raad van 25 oktober 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in een Lidstaat waar zij niet gevestigd zijn.
Overeenkomstig deze verordening werd na een overgangsperiode met gecontingenteerde cabotagevergunningen de cabotage vrijgemaakt op 1 juli 1998, met dien verstande dat het voor een vervoeronderneming slechts is toegestaan tijdelijk vervoeroperaties te verrichten op het grondgebied van een andere lidstaat.
Tot op heden hebben noch de Raad, noch de Europese Commissie eenduidige regels uitgevaardigd aangaande het tijdelijk karakter van cabotage.
Een aantal lidstaten (Frankrijk, Italië, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, Griekenland, Duitsland, Spanje,...) heeft inmiddels reeds een eigen interpretatie gegeven aan het tijdelijk karakter van cabotage. Dit is nefast voor de transparantie ten aanzien van de vervoerondernemingen en voor de eerlijke concurrentie op de communautaire wegvervoermarkt. Bovendien ondervinden Belgische vervoerondernemingen op de binnenlandse vervoermarkt toenemende concurrentie van vervoerondernemingen uit lidstaten met voordelige loonkostvoorwaarden. Sinds 1 mei 2008 is cabotage ook mogelijk geworden voor vervoerondernemingen die gevestigd zijn in Estland, Letland, Litouwen, Tsjechië en Slowakije. Sinds 1 mei 2009 is dit ook mogelijk voor vervoerondernemingen die gevestigd zijn in Polen en Hongarije. Voor vervoerondernemingen uit Bulgarije en Roemenië zal cabotage mogelijk worden vanaf 1 januari 2012.
Intussen hebben op het niveau van de Europese Unie, de Raad van Ministers en het Europees Parlement overeenstemming bereikt aangaande duidelijke, algemeen geldende, afdwingbare en evenwichtige regels ten aanzien van het tijdelijk karakter van de cabotage-activiteiten in het wegvervoer. In afwachting van de inwerkingtreding van deze communautaire maatregelen en rekening houdende met de huidige precaire economische omstandigheden beoogt voorliggend besluit de invoering van duidelijke en gemakkelijk toepasbare regels, die het mogelijk moeten maken het tijdelijk karakter van het cabotagevervoer op Belgisch grondgebied na te gaan. De voorgestelde regels zijn grotendeels gebaseerd op de principes van de regeling waarover op het niveau van de Europese Unie overeenstemming werd bereikt.
Het advies van de Raad van State werd niet gevolgd omwille van de volgende redenen : 1. De "tijdelijke" aard van cabotage is ingeschreven in artikel 1 van verordening 3118/93.Het is daardoor een verplichting voor de rechtsonderhorigen van de EU (in casu vervoerders uit de andere lidstaten) de tijdelijke aard van cabotagevervoer te respecteren op Belgisch grondgebied. De Belgische Staat heeft de verplichting de tijdelijke aard van cabotage op zijn grondgebied te controleren, om aldus het respect voor de Europese regels terzake af te dwingen. 2. Vooral sinds de nieuwe lidstaten van de EU, zoals eerder vermeld, toegang hebben gekregen tot de cabotagemarkt in de andere Lidstaten, is de nood aan een interpretatie van het begrip "tijdelijk" sterk toegenomen.3. Aangezien het fenomeen van cabotage door vervoerders uit lidstaten met voordelige loonkostvoorwaarden in België hand over hand toeneemt heeft de FOD Mobiliteit en Vervoer reeds een aantal controleacties georganiseerd.Het is daarbij voor de Belgische Overheid een verplichting voortvloeiend uit bovengenoemde verordening enerzijds vooraf de nodige duidelijkheid te scheppen voor de rechtsonderhorigen uit de andere lidstaten over wat het begrip "tijdelijk" precies inhoudt en anderzijds de eigen binnenlandse markt te beschermen tegen buitenlandse vervoerders die onder het mom van een tijdelijke activiteit in werkelijkheid een permanente activiteit ontplooien zonder zich te onderwerpen aan de Belgische vestigingsregels. Het behoort tot de essentiële plichten van de Staat om willekeur en discriminatie tijdens deze controles te vermijden door het uitvaardigen van duidelijke regels. 4. De Belgische Overheid loopt daarmee trouwens slechts vooruit op maatregelen tot een duidelijke omschrijving van de tijdelijke aard van de cabotage waarover de Raad van Ministers van de EU en het Europees Parlement overeenstemming hebben bereikt in het kader van de nieuwe verordening tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg. Deze verordening wordt naar alle waarschijnlijkheid in de loop van de maand september of oktober van dit jaar in het Publicatieblad van de EU gepubliceerd en treedt 20 dagen later in werking. De maatregelen inzake cabotage zullen vervroegd van toepassing zijn 6 maanden na de inwerkingtreding van de verordening.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaar.
De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE
10 AUGUSTUS 2009. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemingen die gevestigd zijn op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in België ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, ondertekend te Rome op 25 maart 1957 en goedgekeurd bij de wet van 2 december 1957, artikel 75;
Gelet op de Verordening (EEG) nr. 3118/93 van de Raad van 25 oktober 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn, artikel 1;
Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg, gewijzigd bij de wetten van 6 mei 1985, 21 juni 1985, 28 juli 1987, 3 mei 1999, 1 april 2006 en 15 mei 2006;
Gelet op de wet van 3 mei 1999 betreffende het vervoer van zaken over de weg, artikel 37, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg, artikel 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 december 2001, 7 mei 2002, 14 juli 2005, 27 maart 2006 en 27 april 2007;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 maart 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 8 juli 2009;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het advies van de Ministerraad van 3 april 2009;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat cabotagetransporten op Belgisch grondgebied tot op heden slechts toegestaan zijn wanneer zij van tijdelijke aard zijn en dat het in de praktijk moeilijk blijkt het tijdelijk karakter van dergelijke transporten na te gaan;
Overwegende dat er in de huidige marktomstandigheden en in afwachting van de totstandkoming van Europese maatregelen dringend nood is aan duidelijke en gemakkelijk toepasbare regels;
Overwegende dat blijkens artikel 306 van het EG-verdrag het aan de Beneluxlanden toegestaan is een meer verregaande integratie na te streven;
Gelet op het advies 46.919/4 van de Raad van State, gegeven op 24 juni 2009 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Mobiliteit en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Vervoer van goederen over de weg voor rekening van derden, waarvan begin- en eindpunt gelegen zijn op Belgisch grondgebied, dat verricht wordt door een wegvervoeronderneming die houder is van een communautaire vergunning en die gevestigd is op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte, hierna cabotagestransport genoemd, is enkel toegestaan op basis van de terzake geldende communautaire regelgeving en met inachtneming van de in dit besluit vastgestelde voorwaarden. De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op vervoerondernemingen die gevestigd zijn op het grondgebied van Nederland en van het Groothertogdom Luxemburg.
Art. 2.Een vervoeronderneming, zoals bedoeld in artikel 1 van dit besluit, mag, in aansluiting op een grensoverschrijdend vervoer naar België vanuit een andere lidstaat of vanuit een derde land met hetzelfde voertuig of, in het geval van een samenstel van voertuigen het trekkende voertuig van datzelfde voertuig, tot drie cabotagetransporten uitvoeren nadat de goederen vervoerd tijdens het voormelde grensoverschrijdend vervoer gelost werden. De laatste lossing in het kader van een cabotagetransport moet plaatshebben binnen zeven kalenderdagen, te rekenen vanaf de laatste lossing op Belgisch grondgebied aan het einde van het voormelde grensoverschrijdende vervoer.
Art. 3.Een vervoeronderneming, zoals bedoeld in artikel 1 van dit besluit, die cabotagetransport verricht of heeft verricht op Belgisch grondgebied, dient er zorg voor te dragen dat bewijsstukken voor het grensoverschrijdend vervoer, waardoor het voertuig op Belgisch grondgebied is aangekomen, en voor elk daaropvolgend uitgevoerd cabotagetransport verricht op Belgisch grondgebied in het voertuig aanwezig zijn.
Deze bewijsstukken dienen voor elke afzonderlijke zending de volgende gegevens te bevatten : a) naam, adres en handtekening van de opdrachtgever;b) naam, adres en handtekening van de vervoerder;c) naam, adres en handtekening van de geadresseerde en de datum van levering, wanneer de goederen zijn geleverd;d) plaats en datum van overname van de goederen en plaats van levering;e) handelsbenaming van de goederen, verpakkingsmethode en, in het geval van gevaarlijke goederen, de algemeen erkende beschrijving ervan, het aantal verpakkingen en hun bijzondere merktekens en nummers;f) het brutogewicht of de anderszins uitgedrukte hoeveelheid van de goederen;g) de kentekenplaat van het motorvoertuig en van de aanhangwagen. De bewijzen kunnen middels een vrachtbrief of een ander begeleidend document, ook in elektronische vorm, geleverd worden.
Art. 4.De bestuurder van het voertuig moet de in artikel 3 van dit besluit bedoelde bewijsstukken gedurende het verblijf van het voertuig op Belgisch grondgebied te rekenen vanaf de aankomst van het voertuig op Belgisch grondgebied tijdens het grensoverschrijdend vervoer, in het voertuig meevoeren en op verzoek van de controlebeambten overleggen of op een andere wijze toegankelijk maken.
Art. 5.De vervoeronderneming die een inbreuk pleegt op de bepalingen van dit besluit wordt bestraft overeenkomstig de artikelen 2, 2bis en 3, § 3, van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg.
Art. 6.Met het opsporen en vaststellen van de inbreuken op dit besluit worden belast : 1° het personeel van het operationele kader van de federale politie en van de lokale politie;2° de ambtenaren van het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, belast met een mandaat van gerechtelijke politie;3° de ambtenaren van de Administratie der Douane en Accijnzen van de Federale Overheidsdienst Financiën;4° de sociaal inspecteurs en de sociaal controleurs van de Inspectie van de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;5° de sociaal inspecteurs en de sociaal controleurs van de Sociale Inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;6° de sociaal inspecteurs en de sociaal controleurs van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art. 7.Artikel 37, § 2, van de wet van 3 mei 1999 betreffende het vervoer van zaken over de weg wordt aangevuld als volgt : « 5° de niet-naleving van de beperkingen inzake cabotage over de weg. »
Art. 8.In geval van behoorlijk vastgestelde inbreuk op artikel 2 van dit besluit mag de bevoegde ambtenaar overgaan, op kosten en risico van de overtreder, tot het ophouden van het voertuig totdat de lading is overgeladen op een ander voertuig of totdat het voertuig wordt in beslag genomen overeenkomstig artikel 3, § 3, van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg.
Art. 9.In punt a12 van bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg wordt : 1° de derde kolom aangevuld als volgt : « Verordening (EEG) nr.3118/93, artikel 1. Koninklijk besluit van 10 augustus 2009, art. 2. ». 2° de vierde kolom vervangen als volgt : « 1.800 EUR per onwettig verricht cabotagetransport ».
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art. 11.De Minister bevoegd voor het Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Pisa, 10 augustus 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE