gepubliceerd op 08 juli 1999
Koninklijk besluit betreffende het Fonds voor administratiekosten en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen
9 JUNI 1999. - Koninklijk besluit betreffende het Fonds voor administratiekosten en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, inzonderheid op artikel 94;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers van 18 mei 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3 §1, vervangen door de wet van 9 augustus 1980;
Overwegende dat dit besluit het bedrag van de toelage inzake de responsabilisering van de vrije erkende kinderbijslagfondsen voor het dienstjaar 1999 bepaalt, wat het inroepen van de hoogdringendheid wettigt;
Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Om het Fonds voor administratiekosten van de krachtens artikel 19 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders erkende vrije kinderbijslagfondsen en de in artikel 31 van dezelfde wetten bedoelde bijzondere kinderbijslagfondsen te stijven, kent de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, hierna « Rijksdienst » genoemd, een jaarlijkse toelage toe, waarvan het bedrag bepaald wordt overeenkomstig de hiernavolgende artikelen.
De uitgaven betreffende deze toelage vallen ten laste van de sector van de gezinsbijslagen.
Art. 2.De Rijksdienst kent aan de bij artikel 1 bedoelde vrije kinderbijslagfondsen een toelage voor administratiekosten toe, waarvan het bedrag gelijk is aan : 1° voor het dienstjaar 1999 : a) 725 frank per werkgever aangesloten in de loop van 1999;b) 1 400 frank per mutatie van werkgever in de loop van 1999;c) 60,35 frank per betaling uitgevoerd in de loop van 1999;d) 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslagen uitbetaald in de loop van 1999;e) 1 000 frank per controle uitgevoerd in de loop van 1999;f) 250 frank per mailboxbericht met hoog gewicht ontvangen in de loop van 1999;g) 125 frank per mailboxbericht met gemiddeld gewicht ontvangen in de loop van 1999;h) 62,5 frank per mailboxbericht met laag gewicht ontvangen in de loop van 1999;2° voor het dienstjaar 2000 : a) 300 frank per werkgever aangesloten in de loop van 2000;b) 2000 frank per mutatie van werkgever in de loop van 2000;c) 60,35 frank per betaling uitgevoerd in de loop van 2000;d) 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslagen uitbetaald in de loop van 2000;e) 1 000 frank per controle uitgevoerd in de loop van 2000;f) 340 frank per mailboxbericht met hoog gewicht ontvangen in de loop van 2000;g) 170 frank per mailboxbericht met gemiddeld gewicht ontvangen in de loop van 2000;h) 85 frank per mailboxbericht met laag gewicht ontvangen in de loop van 2000;3° voor het dienstjaar 2001 en voor de volgende dienstjaren : a) 2 500 frank per mutatie van werkgever in de loop van het dienstjaar;b) 60,35 frank per betaling uitgevoerd in de loop van het dienstjaar;c) 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslagen uitbetaald in de loop van het dienstjaar;d) 1 000 frank per controle uitgevoerd in de loop van het dienstjaar;e) 400 frank per mailboxbericht met hoog gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;f) 200 frank per mailboxbericht met gemiddeld gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;g) 100 frank per mailboxbericht met laag gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar; Het Beheerscomité van de Rijksdienst definieert de in 1°, 2° en 3° van het eerste lid gebruikte parameters.
Deze toelage wordt betaald bij middel van maandelijkse voorschotten die gebaseerd zijn op de laatste driemaandelijkse aangifte.
Art. 3.De bedragen bepaald in artikel 2, 1°, a), b), c), e), f), g) en h), 2°, a), b), c), e), f), g) en h), en 3°, a), b), d), e), f) en g), verhogen of verminderen ingevolge de schommelingen van het indexcijfer van de conventionele bediendenlonen, nomenclatuur NACEBEL, zoals dat door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid wordt vastgesteld en gepubliceerd, en worden gekoppeld aan index 100,71 van de in 1997 herziene basis voor de berekening van dat indexcijfer.
Art. 4.De Rijksdienst verleent bovendien aan de in artikel 1 bedoelde vrije kinderbijslagfondsen een toelage die afhankelijk is van de wijze waarop de kinderbijslagfondsen hun wettelijke opdrachten uitvoeren, onder de voorwaarden en volgens de regels vastgesteld in de hiernavolgende artikelen, en waarvan het bedrag jaarlijks door Ons wordt vastgesteld op voorstel van het Beheerscomité van de Rijksdienst.
Voor het dienstjaar 1999 wordt het bedrag van die toelage vastgesteld op 125 miljoen frank.
Art. 5.Het deel van de toelage bedoeld in artikel 4 waarop elk kinderbijslagfonds gedurende een dienstjaar maximaal aanspraak kan maken, wordt proportioneel vastgesteld overeenkomstig het aandeel van de aan elk kinderbijslagfonds voor het vorige dienstjaar verleende toelage voor administratiekosten, zoals bedoeld in artikel 2.
Voor het dienstjaar 1999 wordt het deel van het in artikel 4 alinea 2 bedoeld bedrag van 125 miljoen frank waarop elk kinderbijslagfonds maximaal aanspraak kan maken, proportioneel vastgesteld overeenkomstig het aandeel van de aan elk kinderbijslagfonds voor het dienstjaar 1998 verleende provisie, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 december 1980 betreffende de berekeningswijze van de toelage voor de stijving van het fonds voor administratiekosten van de kinderbijslagfondsen.
Art. 6.Het Beheerscomité van de Rijksdienst wordt belast met de evaluatie van de wijze waarop elk kinderbijslagsfonds zijn wettelijke opdrachten uitvoert.
Die evaluatie gebeurt op basis van de resultaten van de controle van de beheersprestaties van de kinderbijslagfondsen, die door de Rijksdienst is uitgevoerd gedurende de periode van 1 januari tot 31 december van het dienstjaar dat de toekenning van deze toelage voorafgaat.
Op basis van het gemotiveerd verslag van die evaluatie, dat wordt opgemaakt ten laatste op 30 september van het jaar waarvoor de in artikel 4 bedoelde toelage wordt verleend, bepaalt het Beheerscomité het gedeelte van het bedrag, zoals bedoeld in artikel 5, dat werkelijk aan elk kinderbijslagfonds wordt toegekend.
Art. 7.De evaluatiecriteria van de beheers-prestaties van de kinderbijslagfondsen zijn : 1° de naleving door de kinderbijslagfondsen van de wettelijke, reglementaire en administratieve bepalingen zowel op technisch als op financieel en boekhoudkundig vlak en de snelheid waarmee aan de vastgestelde leemten verholpen wordt;2° de nauwkeurigheid inzake de financiering van de betalingsverrichtingen, het beperken van de beschikbare gelden op de financiële rekeningen, de naleving van de vaste betaaldag, de tijdige en correcte boeking van de ten onrechte uitgekeerde bijslagen, de omvang van de debetten in het algemeen en van deze ten gevolge van fouten van de kinderbijslagfondsen in het bijzonder, de financiering van de onverschuldigde betalingen, de snelheid waarmee de debetten teruggevorderd worden en de bedragen die ingevolge verjaring niet meer konden worden gerecupereerd en definitief op het reservefonds moesten worden aangerekend;3° de naleving door de kinderbijslagfondsen van de termijnen voor de administratieve, boekhoudkundige, financiële en statistische documenten en de correctheid van deze stukken evenals de stipte en foutloze bijwerking van de gegevens vervat in de repertoria bijgehouden door de Rijksdienst;4° de resultaten van het verslag van de accountant inzake de doorlichting van de organisatie in het algemeen en de werking van de interne verificatiedienst en de maatregelen getroffen ter voorkoming van geldverduisteringen in het bijzonder;5° de door de kinderbijslagfondsen genomen initiatieven om de gezinnen te informeren over de kinderbijslagwetgeving in het algemeen en hun kinderbijslagdossier in het bijzonder.
Art. 8.Aan de in artikel 7 opgenomen evaluatiecriteria worden de volgende weging-scoëfficiënten toegekend : 1° het in 1° bedoelde criterium : 50 %;2° het in 2° bedoelde criterium : 20 %;3° het in 3° bedoelde criterium : 15 %;4° het in 4° bedoelde criterium : 10 %;5° het in 5° bedoelde criterium : 5 %.
Art. 9.De in artikel 4 bedoelde toelage wordt aan elk kinderbijslagfonds gestort in de loop van de maand december van het betrokken dienstjaar.
Art. 10.Indien de in artikel 2 en 4 bedoelde toelagen gezamenlijk het werkelijk bedrag van de administratiekosten overschrijden, wordt het overschot in de administratieve reserve gestort.
Art. 11.De toelage voor administratiekosten die de Rijksdienst toekent aan de in artikel 1 bedoelde bijzondere kinderbijslagfondsen mag het werkelijk bedrag van de administratiekosten dat is opgenomen in de begroting van elk van die bijzondere kinderbijslagfondsen niet overschrijden.
Deze toelage wordt betaald bij middel van maandelijkse voorschotten.
Art. 12.De in artikel 1 bedoelde vrije en bijzondere kinderbijslagfondsen zijn verplicht een administratieve reserve tot stand te brengen, die wordt gestijfd met : a) het vermogen van de administratieve reserve van het kinderbijslagfonds op 31 december 1998;b) overschotten op de toelagen voor administratiekosten op 31 december van het dienstjaar;c) elke subsidie die voor het dekken van de administratiekosten zou worden toegekend. De intresten door deze verschillende sommen opgebracht, worden eveneens gestort in de administratieve reserve.
Art. 13.Onverminderd artikel 143 van dezelfde samengeordende wetten, oefent de Rijksdienst toezicht uit op de uitvoering van dit besluit.
Art. 14.Ongeacht de bij dit besluit toegekende toelage, stort de Rijksdienst aan de in artikel 1 bedoelde kinderbijslagfondsen de kosten terug : 1° van de uitgifte van de betalingsopdrachten;2° van de medische onderzoeken, uitgevoerd met toepassing van de bepalingen van de artikelen 47, 56septies en 63 van dezelfde samengeordende wetten, en de daaraan verbonden administratiekosten;3° van de ambtshalve uitgekeerde intresten overeenkomstig artikel 20 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde.
Art. 15.Het koninklijk besluit van 15 december 1980 betreffende de berekeningswijze van de toelage voor de stijving van het fonds voor administratiekosten van de kinderbijslagfondsen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 april 1983, 12 februari 1987, 1 februari 1989, 13 september 1989, 27 november 1990 en 21 december 1992, wordt opgeheven.
Art. 16.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Gegeven te Brussel, 9 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN