Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 januari 2005
gepubliceerd op 13 januari 2005

Koninklijk besluit tot het bepalen van de nadere regels voor de toekenning van de verwarmingstoelage in het kader van het Sociaal Stookoliefonds

bron
programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie
numac
2005002002
pub.
13/01/2005
prom.
09/01/2005
ELI
eli/besluit/2005/01/09/2005002002/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JANUARI 2005. - Koninklijk besluit tot het bepalen van de nadere regels voor de toekenning van de verwarmingstoelage in het kader van het Sociaal Stookoliefonds


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, inzonderheid op artikel 108;

Gelet op de programmawet van 27 december 2004, inzonderheid op de artikelen 207, eerste en derde lid, 208, 210, derde lid, 213, 215 en 216, tweede lid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 november 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 3 december 2004;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de programmawet 27 december 2004, een nieuwe taak geeft aan de O.C.M.W.'s; dat deze nieuwe taak bestaat uit de toekenning van een verwarmingstoelage aan bepaalde personen met een laag inkomen; dat het koninklijk besluit van 20 oktober 2004 tot toekenning van een verwarmingstoelage voor de winter 2004, de toekenning van deze toelage regelt voor de levering van de bij voormeld koninklijk besluit bepaalde brandstoffen, tijdens de periode van 1 oktober tot 31 december 2004; dat de in aanmerking komende bepalingen van deze programmawet de bepalingen van het hierboven vermelde koninklijk besluit, opvolgen, gezien ze de toekenning van een zelfde verwarmingstoelage regelen vanaf 1 januari 2005; dat een lacune tussen de twee voormelde perioden moet vermeden worden; dat de O.C.M.W;'s gehouden zijn om vanaf 1 januari 2005 de nieuwe maatregel, voorzien in de artikelen 208 en volgende van de programmawet van 27 december 2004, toe te passen; dat de O.C.M.W.'s zo vlug mogelijk van deze modaliteiten op de hoogte moeten worden gebracht; dat het bijgevolg dringend noodzakelijk is onderhavig besluit te nemen;

Gelet op het advies 37.976/1 van de Raad van State, gegeven op 28 december 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Zodra de op de factuur vermelde prijs per liter van een in aanmerking komende brandstof de hieronder vastgestelde drempelwaarde overschrijdt, wordt het bedrag van de verwarmingstoelage als volgt berekend: 1° voor de huisbrandolie in bulk: a) indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,45 EUR en minder dan 0,50 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,10 EUR per liter met een maximum van 100 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart;b) indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,50 EUR en minder dan 0,55 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,115 EUR per liter met een maximum van 115 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart;c) indien de aangerekende prijs gelijk is aan of hoger is dan 0,55 EUR per liter bedraagt de toelage 0,130 EUR per liter met een maximum van 130 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart;2° voor de huisbrandolie aan de pomp: a) indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,50 EUR en minder dan 0,55 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,10 EUR per liter met een maximum van 100 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart;b) indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,55 EUR en minder dan 0,60 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,115 EUR per liter met een maximum van 115 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart;c) indien de aangerekende prijs gelijk is aan of hoger is dan 0,60 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,130 EUR per liter met een maximum van 130 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart;3° voor de verwarmingspetroleum (c): a) indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,53 EUR en minder dan 0,58 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,10 EUR per liter met een maximum van 100 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart;b) indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,58 EUR en minder dan 0,63 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,115 EUR per liter met een maximum van 115 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart;c) indien de aangerekende prijs gelijk is aan of hoger is dan 0,63 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,130 EUR per liter met een maximum van 130 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart;4° voor het bulkpropaangas: a) indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,45 EUR en minder dan 0,50 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,10 EUR per liter met een maximum van 100 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart;b) indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,50 EUR en minder dan 0,55 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,115 EUR per liter met een maximum van 115 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart;c) indien de aangerekende prijs gelijk is aan of hoger is dan 0,55 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,130 EUR per liter met een maximum van 130 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart; In ieder geval is het totale bedrag van de toelage gebonden aan een maximumgrens van 130 EUR voor de periode van 1 september tot 31 maart.

Art. 2.Wanneer de factuur meerdere woonsten betreft, worden de per woonst aan te rekenen liter berekend met de volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 3.Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gaat op basis van een sociaal onderzoek na of alle voorwaarden vervuld zijn.

De aanvrager moet ten minste de volgende bewijsstukken aan het centrum voorleggen: 1° voor de eerste categorie: a) de identiteitskaart van de gerechtigde en in voorkomend geval, van de persoon die in zijn naam de aanvraag indient;b) de sociale identiteitskaart van de aanvrager, « SIS kaart », genaamd;c) op vraag van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een bewijsstuk van het ziekenfonds waarin het attesteert dat een persoon die deel uit maakt van het huishouden de voormelde verhoogde tegemoetkoming, geniet.2° voor de tweede categorie: a) de identiteitskaart van de gerechtigde en in voorkomend geval, van de persoon die in zijn naam de aanvraag indient;b) het meest recente aanslagbiljet In geval de betrokkene geen aanslagbiljet heeft, of zijn sociaal statuut of het bedrag van zijn inkomen veranderd is: de meest recente loonfiche of het meest recente bewijs van een ontvangen sociale uitkering.Bij gebreke hiervan, ieder bewijsstuk op basis waarvan het bruto jaarinkomen van het lopende jaar kan berekend worden.

Eén of meerdere van de voormelde documenten moeten voorgelegd worden voor alle personen die hoofdzakelijk in één zelfde individuele of gezinswoning verblijven en een inkomen hebben; c) het meest recente aanslagbiljet van de onroerende voorheffing, van alle personen die in dezelfde individuele of gezinswoning hoofdzakelijk verblijven en één of meerdere onroerende goederen bezitten.3° voor de twee hierboven bedoelde categorieën: a) de factuur bij levering van een in aanmerking komende brandstof;b) indien de aanvrager in een gebouw met meerdere woongelegenheden woont, een bewijs van de beheerder van het gebouw waarin hij het aantal van de woongelegenheden vermeldt waarop de factuur betrekking heeft.

Art. 4.De volgende bewijsstukken moeten bij de schuldvordering van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gevoegd worden: 1° de lijst van de verwarmingstoelage- gerechtigden.Deze lijst vermeldt: a) de naam van de verwarmingstoelage gerechtigden;b) het adres van de hoofdverblijfplaats van de gerechtigden;c) het bedrag van de verwarmingstoelage die aan elke gerechtigde werd toegekend;d) de gebruikte in aanmerking komende brandstof;e) het leveringsadres van de in aanmerking komende brandstof dat moet overeenstemmen met het adres waar de gerechtigde zijn hoofdverblijfplaats heeft.2° het totaal aantal verwarmingstoelagerechtigden en het volledige bedrag van alle verwarmingstoelagen die werden toegekend.

Art. 5.§ 1 Uiterlijk op 30 juni, maakt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een boekhoudkundige staat over aan het Sociaal Stookoliefonds. Deze boekhoudkundige staat vermeldt: 1° het bedrag van het voorschot waarover het centrum beschikte op 1 september van het voorgaande jaar;2° het totaal bedrag van de verwarmingstoelagen die werden toegekend voor de levering van een in aanmerking komende brandstof van 1 september van voorgaande jaar tot 31 maart van lopende jaar; 3° het saldo waarmee rekening wordt gehouden bij de berekening van het bedrag van het voorschot voor de volgende periode.§ 2. § 2. Uiterlijk op 15 december maakt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een uitgavenstaat over aan het Sociaal Stookoliefonds.

Overgangsmaatregelen

Art. 6.Het voorschot voor de eerste tussenkomst van het Sociaal Stookoliefonds, bedraagt 10 miljoen EUR. Het bedrag van dit voorschot wordt verdeeld in verhouding tot het aandeel van het bedrag van de toelagen toegekend in 2000 door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn als eenmalige tegemoetkoming in de huisbrandoliekosten in het totaal bedrag van de toelagen die door de Staat werden aanvaard met toepassing van artikel 9 van het koninklijk besluit van 20 september 2000 houdende de toekenning van een toelage als eenmalige tegemoetkoming in de huisbrandoliekosten.

Het Sociaal Stookoliefonds kan bijkomende voorschotten toekennen aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor een maximumbedrag van 2 miljoen EUR. Ieder centrum kan hiervoor een gemotiveerde aanvraag indienen bij het Fonds.

Art. 7.§ 1. Het Sociaal Stookoliefonds neemt het saldo van de kosten van toekenning van de verwarmingstoelagen met toepassing van het koninklijk besluit van 20 oktober 2004 tot toekenning van een verwarmingstoelage voor de winter van 2004, ten laste. § 2. Het Sociaal Stookoliefonds neemt het bedrag van de werkingskosten die verschuldigd zijn overeenkomstig het koninklijk besluit van 20 oktober 2004 tot toekenning van een verwarmingstoelage voor de winter van 2004, ten laste. § 3. De niet door het O.C.M.W. gebruikte sommen die ten laatste op 1 augustus 2005 op de orderrekening werden teruggestort met toepassing van het koninklijk besluit van 20 oktober 2004 tot toekenning van een verwarmingstoelage voor de winter van 2004, worden aan het Sociaal Stookoliefonds doorgestort. § 4. Zodra hij ze in zijn bezit heeft, maakt de Staat de bewijsstukken als bedoeld in artikel 11, § 3, van koninklijk besluit van 20 oktober 2004 tot toekenning van een verwarmingstoelage voor de winter van 2004, over aan het Sociaal Stookoliefonds.

Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.

Gegeven te Brussel, 9 januari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie, Ch. DUPONT

^