Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 oktober 2004
gepubliceerd op 22 oktober 2004

Koninklijk besluit tot toekenning van een verwarmingstoelage voor de winter van 2004

bron
programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie
numac
2004002122
pub.
22/10/2004
prom.
20/10/2004
ELI
eli/besluit/2004/10/20/2004002122/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 OKTOBER 2004. - Koninklijk besluit tot toekenning van een verwarmingstoelage voor de winter van 2004


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 57, § 4;

Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 55 tot en met 58;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 oktober 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 14 oktober 2004;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de ontworpen maatregel beoogt personen met een laag inkomen een toeslag toe te kennen in de vorm van een financiële tegemoetkoming als compensatie voor de opeenvolgende prijsverhogingen van de huisbrandolie; dat deze maatregel noodzakelijk is voor de snelle uitvoering van een beleid dat de personen met een laag inkomen de mogelijkheid moet geven de meerkosten voor hun verwarming te kunnen betalen; dat de toekenning van deze toeslag de minst bedeelden moet toelaten een menswaardig bestaan te kunnen leiden ten opzichte van een basisbehoefte, namelijk zich kunnen verwarmen; dat het winterseizoen reeds begonnen is; dat voormelde personen hun huisbrandolie moeten bestellen; dat de Ministerraad beslist heeft dat deze maatregel op 1 oktober 2004 in werking moet treden; dat dit besluit dan ook onverwijld moet goedgekeurd worden.

Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : - verbruiker : elke natuurlijke persoon die een in aanmerking komende brandstof gebruikt om de individuele of gezinswoning, waar hij zijn hoofdverblijf heeft, te verwarmen; - in aanmerking komende brandstof : huisbrandolie, verwarmingspetroleum en bulkpropaangas, die uitsluitend voor verwarmingsdoeleinden worden gebruikt; - persoon ten laste : de persoon die over geen inkomen beschikt of over een netto jaarinkomen lager dan 1.800 EUR, met uitsluiting van de gezinsbijslag en het onderhoudsgeld voor kinderen, en die onder hetzelfde dak woont als de verbruiker; - huishouden : de personen die in dezelfde individuele of gezinswoning hun hoofdverblijfplaats hebben.

Art. 2.Elke verbruiker met een laag inkomen die een in aanmerking komende brandstof gebruikt kan een verwarmingstoelage genieten onder de voorwaarden bepaald door dit besluit.

Deze toelage kan enkel worden toegekend voor de levering van een in aanmerking komende brandstof tijdens de periode van 1 oktober 2004 tot en met 31 december 2004.

De openbare centra voor maatschappelijk welzijn hebben de taak de verwarmingstoelage toe te kennen.

Art. 3.§ 1. Worden beschouwd als verbruikers met een laag inkomen in de zin van dit besluit, de personen die op het ogenblik van de aanvraag tot één van de volgende categorieën behoren : 1° de personen die een verhoogde tegemoetkoming genieten als bedoeld in artikel 37, §§ 1 en 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering, gecoördineerd op 14 juli 1994; 2° de personen die niet tot de in 1° bedoelde categorie behoren en wier jaarlijks bruto-inkomen van hun huishouden het bedrag van 11.763,02 EUR, verhoogd met 2.177,65 EUR per persoon ten laste niet overschrijdt. § 2. Bij de berekening van het bruto inkomen als bedoeld in § 1, 2°, wordt er rekening gehouden met het onroerend vermogen van de verbruiker en zijn huishouden.

Indien de verbruiker één of meerdere onroerende goederen in volle eigendom of vruchtgebruik bezit, wordt rekening gehouden met het globaal kadastraal inkomen vermenigvuldigd met 3, met uitzondering van de onroerende goederen die dienst doen als individuele of gezinswoning.

Dit bedrag wordt bij het bedrag van het bruto inkomen als bedoeld in § 1, 2°, bijgeteld.

Art. 4.De in de artikelen 1 en 3, § 1, van dit besluit vermelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100) van de consumptieprijzen.

Zij schommelen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

Art. 5.Zodra de op de factuur vermelde prijs per liter van een in aanmerking komende brandstof de hieronder vastgestelde drempelwaarde overschrijdt, kan iedere persoon als bedoeld in artikel 3 een verwarmingstoelage genieten.

Het bedrag van de verwarmingstoelage wordt als volgt berekend : 1° voor de huisbrandolie in bulk : - indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,45 EUR en minder dan 0,50 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,10 EUR per liter met een maximum van 100 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit - indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,50 EUR en minder dan 0,55 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,115 EUR per liter met een maximum van 115 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit; - indien de aangerekende prijs gelijk is aan of hoger is dan 0,55 EUR per liter bedraagt de toelage 0,130 EUR per liter met een maximum van 130 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit. 2° voor de huisbrandolie aan de pomp : - indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,50 EUR en minder dan 0,55 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,10 EUR per liter met een maximum van 100 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit; - indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,55 EUR en minder dan 0,60 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,115 EUR per liter met een maximum van 115 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit; - indien de aangerekende prijs gelijk is aan of hoger is dan 0,60 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,130 EUR per liter met een maximum van 130 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit. 3° voor de verwarmingspetroleum (c) : - indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,53 EUR en minder dan 0,58 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,10 EUR per liter met een maximum van 100 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit; - indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,58 EUR en minder dan 0,63 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,115 EUR per liter met een maximum van 115 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit; - indien de aangerekende prijs gelijk is aan of hoger is dan 0,63 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,130 EUR per liter met een maximum van 130 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit. 4° voor het bulkpropaangas : - indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,45 EUR en minder dan 0,50 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,10 EUR per liter met een maximum van 100 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit; - indien de aangerekende prijs zich situeert tussen 0,50 EUR en minder dan 0,55 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,115 EUR per liter met een maximum van 115 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit; - indien de aangerekende prijs gelijk is aan of hoger is dan 0,55 EUR per liter, bedraagt de toelage 0,130 EUR per liter met een maximum van 130 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit.

In ieder geval is het totale bedrag van de toelage gebonden aan een maximumgrens van 130 EUR voor de periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit.

Er wordt evenwel slechts één verwarmingstoelage toegekend voor éénzelfde huishouden.

Art. 6.Wanneer de factuur meerdere woonsten betreft, worden de per woonst aan te reken liters berekend met de volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 7.Om een verwarmingstoelage te bekomen moet de aanvrager een aanvraag indienen bij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat bevoegd is met toepassing van de bepalingen van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

De aanvraag kan ingediend worden door de verbruiker met een laag inkomen of, in zijn naam, door een persoon die deel uitmaakt van zijn huishouden.

Art. 8.Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gaat op basis van een sociaal onderzoek na of alle voorwaarden vervuld zijn.

Het gaat met name na : - of de verbruiker tot één van de categorieën als bedoeld in artikel 3 van dit besluit behoort; - of de verbruiker een in aanmerking komende brandstof gebruikt om zijn individuele of gezinswoning te verwarmen; - of de op de factuur vermelde prijs van de in aanmerking komende brandstof hoger is dan de grenswaarde als bedoeld in artikel 5 van dit besluit; - of het leveringsadres overeenstemt met het adres waar de verbruiker zijn hoofdverblijf heeft.

De aanvrager legt de bewijsstukken met betrekking tot de hoedanigheid van rechthebbende en de factuur voor dewelke een verwarmingstoelage wordt aangevraagd, voor.

Art. 9.§ 1. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn neemt een beslissing binnen de 30 dagen na ontvangst van de aanvraag. § 2. De modaliteiten van de beslissing worden geregeld in de artikelen 62bis en 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. § 3. De verwarmingstoelage wordt ten laatste binnen een termijn van 15 dagen na de beslissing betaald.

Art. 10.De verwarmingstoelage wordt gefinancierd via een door de petroleumsector gespijzigd orderrekening.

Art. 11.§ 1. Aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt een voorschot toegekend. § 2. Het voorschot bedraagt 2 miljoen EUR en wordt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend overeenkomstig de hieronder vastgestelde verdeelsleutel.

Het bedrag van 2 miljoen EUR wordt verdeeld in verhouding tot het aandeel van het bedrag van de toelagen toegekend in 2000 door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn als eenmalige tegemoetkoming in de huisbrandoliekosten in het totaal bedrag van de toelagen die door de Staat werden aanvaard met toepassing van artikel 9 van het koninklijk besluit van 20 september 2000 houdende de toekenning van een toelage als eenmalige tegemoetkoming in de huisbrandoliekosten.

De minister, bevoegd voor Maatschappelijke Integratie, kan beslissen bijkomende voorschotten toe te kennen. § 3. Ten laatste op 30 juni 2005, wordt het saldo van het voorschot aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn overgemaakt na overlegging van een schuldvordering in twee exemplaren met de hierbij behorende bewijsstukken. § 4. Uiterlijk op 30 juni 2005, maakt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een boekhoudkundige staat over aan de Staat.

Het centrum stort het niet gebruikte deel van de toelage terug op orderrekening als bedoeld in artikel 10 van dit besluit.

Art. 12.§ 1. Aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt een bijkomend forfaitair bedrag toegekend voor de werkingskosten. § 2. Deze werkingskostenvergoeding bedraagt 10 % van het totale bedrag van de verwarmingstoelagen die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn werden toegekend tussen 1 oktober 2004 en 31 december 2004.

Gegeven te Brussel, 20 oktober 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie, Ch. DUPONT

^