gepubliceerd op 21 december 2004
Koninklijk besluit houdende uitvoering van de hoofdstukken VIII en IX van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur
9 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de hoofdstukken VIII en IX van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 181 van de programmawet van 2 augustus 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid op artikel 52 gewijzigd bij artikel 29 van het koninklijk besluit van 11 juni 2004, artikel 53, § 2, gewijzigd bij artikel 30 van het koninklijk besluit van 11 juni 2004, artikel 54 en artikel 61 vervangen door artikel 34 van het koninklijk besluit van 11 juni 2004;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat Richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, Richtlijn 2001/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering uiterlijk tegen 15 maart 2003 omgezet moesten zijn;
Overwegende dat men moet kunnen beschikken over duidelijke regels voor de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteit teneinde zorg te dragen voor een billijke en niet-discriminerende behandeling onder spoorwegondernemingen;
Overwegende de noodzaak te beschikken over duidelijke regels om de algemene voorwaarden voor de vaststelling van de gebruiksvergoedingen voor de spoorweginfrastructuur vast te stellen, teneinde zorg te dragen voor een billijke en niet-discriminerende behandeling onder spoorwegondernemingen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 oktober 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 25 november 2004;
Gelet op het advies van de beheerder van de spoorweginfrastructuur;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 37.827/4, gegeven op 1 december 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, 1e lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.De bepalingen bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, gewijzigd bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 juni 2004, zijn van toepassing op dit besluit. HOOFDSTUK II. - Beginselen voor de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteit Afdeling 1. - Algemeen
Art. 2.§ 1. Onverminderd, § 2 is de spoorweginfrastructuurcapaciteit beschikbaar voor alle types van diensten die de vereiste kenmerken hebben om ze te gebruiken. § 2. De beheerder van de spoorweginfrastructuur kan specifieke infrastructuurdelen aanwijzen die moeten worden gebruikt voor bepaalde types van spoordiensten wanneer passende vervangingstrajecten bestaan voor de andere diensttypes.
Deze aanwijzing vormt geen hinder voor het gebruik van deze infrastructuurdelen door andere types van diensten wanneer hiervoor voldoende capaciteit op deze infrastructuurdelen beschikbaar is.
Art. 3.De beheerder van de spoorweginfrastructuur kan een capaciteitsreserve aanhouden binnen de definitieve dienstregeling, met het oog op de toewijzing van de overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 3 en 4 gevraagde capaciteit.
In dit geval evalueert hij vooraf de noodzaak een dergelijke capaciteitsreserve aan te houden. Deze bepaling is ook van toepassing wanneer de spoorweginfrastructuur overbelast is. Afdeling 2. - Aanvraag voor spoorweginfrastructuurcapaciteit
Art. 4.De capaciteitsaanvraag wordt ingediend bij de beheerder van de spoorweginfrastructuur : - ofwel door de kandidaten bedoeld in de artikelen 13 en 14 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003; - ofwel door de instantie voor de toewijzing van infrastructuurcapaciteit van een andere lidstaat van de Europese Unie voor het in België gelegen traject.
Art. 5.§ 1. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 59 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003 spant de beheerder van de spoorweginfrastructuur zich in om voor zover mogelijk rekening te houden met alle beperkingen waaraan de kandidaten onderhevig zijn, zoals de economische weerslag op hun activiteiten. § 2. Wanneer de beheerder van de spoorweginfrastructuur specifieke spoorweginfrastructuur heeft aangeduid zoals bepaald in artikel 2, § 2, geeft hij bij de capaciteitstoewijzing voorrang aan het betrokken type van dienst. Afdeling 3. - Overbelasting van de spoorweg-infrastructuur
Art. 6.§ 1. Wanneer de spoorweginfrastructuur overbelast is verklaard, wijst de beheerder van de spoorweginfrastructuur de capaciteit van de overbelast verklaarde spoorweginfrastructuur toe zonder afbreuk te doen aan de gereserveerde capaciteit voor het geplande onderhoud van het net rekening houdend met de volgende prioriteiten, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 5, § 2 : Op de hogesnelheidslijnen : 1. de hogesnelheidstreinen;2. de snelle reizigerstreinen;3. de andere treinen. Op de lijnen bestemd voor goederenvervoer : 1. de snelle goederentreinen;2. de trage goederentreinen;3. de reizigerstreinen;4. de andere treinen. Op de lijnen bestemd voor reizigersvervoer : 1. de hogesnelheidstreinen voor het aandoen van binnenlandse bestemmingen en de snelle treinen van de gewone dienst die het binnenlands vervoer verzekeren;2. de andere hogesnelheidstreinen en de andere snelle reizigerstreinen;3. de trage reizigerstreinen;4. de goederentreinen;5. de andere treinen. Op de gemengde lijnen : 1. de hogesnelheidstreinen voor het aandoen van binnenlandse bestemmingen en de snelle treinen van de gewone dienst die het binnenlands vervoer verzekeren;2. de andere hogesnelheidstreinen en de andere snelle reizigerstreinen;3. de trage reizigerstreinen en de snelle goederentreinen;4. de trage goederentreinen;5. de andere treinen. In de zin van dit artikel, verstaat men hieronder : - hogesnelheidstrein, trein ontworpen voor hoge snelheden, vaak rijdend in eigen bedding, en bestaande uit specifiek zelfaangedreven materieel; - snelle reizigerstrein, trein die kan rijden tegen de door de seininrichting toegelaten snelheid en die op de lijn een beperkt aantal haltes heeft; - trage reizigerstreinen, andere trein dan snelle reizigerstrein; - snelle goederentrein, goederentrein die kan rijden tegen een snelheid van meer dan of gelijk aan 100 km/h; - trage goederentrein, andere trein dan snelle goederentrein; - andere treinen, dienst- of werktreinen. § 2. Wanneer de toepassing van de voorrangscriteria niet mogelijk is om een capaciteit eerder aan een kandidaat dan aan een andere toe te wijzen, wijst de beheerder van de spoorweginfrastructuur de capaciteit aan de kandidaat waarvan de vraag naar de capaciteit het meest efficiënt gebruik van de spoorweginfrastructuur verzekert.
In het geval dat de toepassing van dit criteria de mogelijkheid niet biedt om een capaciteit eerder aan een kandidaat dan aan een andere toe te wijzen, wordt de capaciteit toegewezen aan de meest biedende kandidaat. Met het oog hierop, organiseert de beheerder van de spoorweginfrastructuur een offerteaanvraag. Afdeling 4. - Overdracht en afzegging
van de spoorweginfrastructuurcapaciteit
Art. 7.§ 1. Wanneer de beheerder van de spoorweginfrastructuur een capaciteitsoverdracht vaststelt, brengt hij daarvan onmiddellijk het toezichthoudende orgaan op de hoogte. § 2. Na de beheerder van de spoorweginfrastructuur, de houder van de overgedragen capaciteit en degene aan wie hij ze heeft overgedragen te hebben gehoord, beslist het toezichthoudende orgaan over de intrekking van de overgedragen capaciteit en over de uitsluiting van de latere capaciteitstoewijzing gedurende de ganse periode van de betreffende lopende dienstregeling. § 3. De overgedragen capaciteit wordt beschouwd als nieuwe beschikbare capaciteit.
De beheerder van de spoorweginfrastructuur informeert de andere geïnteresseerde kandidaten.
Art. 8.§ 1. Overeenkomstig artikel 28 kan de houder van spoorweginfrastructuurcapaciteit afzien van het gebruik van de volledige of een gedeelte van de toegewezen capaciteiten. § 2. De capaciteit waarvan wordt afgezien, wordt beschouwd als capaciteit die opnieuw beschikbaar wordt.
De beheerder van de spoorweginfrastructuur brengt de betrokken kandidaten hiervan op de hoogte. HOOFDSTUK III. - Procedures voor de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteit Afdeling 1. - Algemeen
Art. 9.De beheerder van de spoorweginfrastructuur stelt de dienstregeling op. Hij houdt rekening met de voorlopige internationale treinpaden vóór de planning van de capaciteitsaanvragen.
Art. 10.De beheerder van de spoorweginfrastructuur onderzoekt de ontvankelijkheid van de capaciteitsaanvragen.
Wanneer niet aan een capaciteitsaanvraag kan worden voldaan, stelt de beheerder van de spoorweginfrastructuur voor zover mogelijk andere capaciteiten voor. Afdeling 2. - In de volgende dienstregeling te plannen aanvragen voor
spoorweginfrastructuurcapaciteit, ingediend vóór de uiterste datum voor het indienen van capaciteitsaanvragen
Art. 11.§ 1. De kandidaat, al dan niet partij bij een kaderovereenkomst, dient zijn aanvragen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur voor de volgende dienstregeling in, met inachtneming van de in de netverklaring aangegeven uiterste datum voor het indienen van capaciteitsaanvragen. § 2. Met inachtneming van de bepalingen van bijlage VI, punt 3 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003 kunnen de kandidaat en de beheerder van de spoorweginfrastructuur in de kaderovereenkomst een datum overeenkomen voorafgaand aan die waarnaar in § 1 wordt verwezen.
Art. 12.De beheerder van de spoorweginfrastructuur verwerkt alle aanvragen voor spoorweginfrastructuurcapaciteit die worden ingediend overeenkomstig de bepalingen van artikel 11 met het oog op hun planning in de volgende dienstregeling.
Hij neemt daartoe deel aan de vergaderingen die op internationaal niveau worden belegd teneinde het eens te worden over de aanleg van internationale treinpaden en over de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit voor spoordiensten die meer dan één net gebruiken.
Art. 13.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 58, § 1, 2e lid, van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003 raadpleegt de beheerder van de spoorweginfrastructuur de potentiële kandidaten die, binnen de termijnen en volgens de modaliteiten aangegeven in de netverklaring, het voornemen hebben geuit een aanvraag voor spoorweginfrastructuurcapaciteit in te dienen.
Art. 14.§ 1. In het kader van de coördinatie van de aanvragen die de beheerder van de spoorweginfrastructuur overeenkomstig de bepalingen van artikel 60, § 1 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003 uitwerkt : - kan hij binnen redelijke grenzen andere capaciteiten voorstellen dan de gevraagde; - tracht hij eventuele conflicten op te lossen via overleg met de betrokken kandidaten. Afdeling 3. - In de volgende dienstregeling te plannen aanvragen voor
spoorweginfrastructuurcapaciteit, ingediend na de uiterste datum voor het indienen van capaciteitsaanvragen
Art. 15.§ 1. De beheerder van de spoorweginfrastructuur verwerkt de capaciteitsaanvraag ingediend door een kandidaat met het oog op haar planning in de volgende dienstregeling, door eventueel capaciteiten te gebruiken die hij zou hebben gereserveerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 3. § 2. Indien de aanvraag van de kandidaat concurreert met vóór de uiterste datum voor het indienen van capaciteitsaanvragen ingediende aanvragen of met reeds toegewezen capaciteiten voor de volgende dienstregeling en de beheerder van de spoorweginfrastructuur hem geen andere spoorweginfrastructuurcapaciteiten kan voorstellen, brengt hij hem op de hoogte dat het onmogelijk is om aan zijn vraag te voldoen. Afdeling 4. - In de lopende dienstregeling
te plannen capaciteitsaanvragen
Art. 16.De beheerder van de spoorweginfrastructuur verwerkt de aanvraag binnen de nog beschikbare capaciteiten van de dienstregeling, door eventueel capaciteiten te gebruiken die hij zou hebben gereserveerd overeenkomstig artikel 3.
Art. 17.Wanneer de capaciteit beschikbaar is, deelt de beheerder van de spoorweginfrastructuur zo snel mogelijk zijn instemming mee aan de kandidaat.
De volgens deze procedure toegewezen capaciteiten kunnen slechts tot het einde van de lopende dienstregelingsperiode worden toegewezen.
Art. 18.Wanneer de gevraagde capaciteit niet in de dienstregeling kan worden ingeschreven, brengt de beheerder van de spoorweginfrastructuur de kandidaat daarvan zo snel mogelijk op de hoogte. HOOFDSTUK IV. - Berekening en betalings-modaliteiten van de gebruiksrechten voor de spoorweginfrastructuur
Art. 19.Het gebruiksrecht voor de spoorweginfrastructuur is de tegenprestatie voor de toegang via het spoornet tot de voorzieningen en de volgende minimumdiensten : - het toegangsrecht tot de lijnen, stations, rangeer-, vormings- en wijksporen met inachtneming van de geldende veiligheidsreglementering; - het normale gebruik en de daaruit voortvloeiende slijtage van de sporen, de spoortoestellen, de bovenleidingen, de seininrichtingen en de telecommunicatie-installaties; - de tussenkomst van dispatchers, lijnregelaars, seingevers en ander spoorwegpersoneel om het treinverkeer te verzekeren; - de mededeling aan spoorwegondernemingen van gegevens over treinbewegingen, voorvallen en ongevallen, alsook alle overige gegevens die nodig zijn om de dienst waarvoor capaciteit is aangevraagd, tot stand te brengen of te exploiteren.
Art. 20.Bij de berekening van het gebruiksrecht wordt rekening gehouden met de volgende elementen : - de toegang tot en het gebruik van de spoorlijn of een lijnsectie; - de toegang tot en het gebruik van de stationssporen; - de toegang tot en het gebruik van de rangeer-, vormings- en wijksporen.
Daarbovenop komen de kosten voor de administratieve verwerking van de aanvraag.
Art. 21.Wat het gebruik van een lijn of een lijnsectie betreft worden in aanmerking genomen : - de eenheidsprijs per trein.km; - de lengte van de lijnsectie; - het commerciële en operationele belang van de lijn, met name rekening houdend met de uitrusting ervan.
Deze elementen variëren al naargelang de vraag van de spoorwegondernemingen en weerspiegelen : - de verkeersprioriteit in functie van de door de spoorweginfrastructuurbeheerder geboden servicekwaliteit en, in het bijzonder, van het aan de trein toegekende voorrangsniveau ten opzichte van ander verkeer in geval van verkeersstoringen; - de tijdspanne, de dag en de richting van de beweging, afhankelijk van het uur en de dag waar het treinpad is gelegen op de lijn, met als doel het gebruiksrecht aan te passen aan de tijdelijke schommelingen van de vraag; - de afwijking tussen de rittijd op het treinpad door het betrokken spoorwegmaterieel en de standaardrittijd op het treinpad; - de toegelaten massa op het betrokken treinpad; - de milieu-effecten.
Art. 22.Wat de toegang tot de stationssporen betreft worden de volgende, aan de installatie gebonden elementen in aanmerking genomen : - de eenheidsprijs per treintype; - Het operationele belang van de installatie, met name rekening houdend met zijn uitrusting.
Deze elementen variëren al naargelang de vraag van de spoorwegondernemingen en weerspiegelen : - de aard van het gebruik van de installatie (vertrekkende trein, aankomende trein, trein met commerciële stilstand of met verplichte dienststilstand); - de bezettingsduur bovenop de aan de aard van het gebruik van de installatie gebonden forfaitaire tijd aangegeven in de netverklaring.
Art. 23.Wat het gebruik van de rangeer-, vormings- en wijksporen betreft worden de volgende, aan het spoortype gebonden elementen in aanmerking genomen : - de eenheidsprijs per meter en tijdseenheid; - de lengte van de ter beschikking gestelde sporen; - het operationele belang van de spoorbundel; - de technische uitrusting van de spoorbundel; - de diensten van de spoorweginfrastructuurbeheerder nodig om de spoor- en seintoestellen te bedienen.
Deze elementen variëren al naargelang de vraag van de spoorwegondernemingen en weerspiegelen : - het aantal ter beschikking gestelde sporen; - de bezettingsduur van de ter beschikking gestelde sporen;
Art. 24.De administratieve kosten bestaan uit : - een basisprijs; - een coëfficiënt gebonden aan de aard van de administratieve verrichting betreffende een aanvraag om infrastructuurcapaciteit.
Art. 25.De basiseenheidsprijzen worden geïndexeerd volgens een in de beheersovereenkomst tussen de Staat en de spoorweginfrastructuurbeheerder toegelichte methode.
Art. 26.Onverminderd de methode van jaarlijkse indexering van de eenheidsprijzen worden de wijzigingen van de berekeningsregels, van de waarde van de coëfficiënten en van de eenheidsprijzen uiterlijk vier maanden vóór de in artikel 11 bedoelde uiterste datum voor het indienen van capaciteitsaanvragen vastgesteld. Deze wijzigingen, die een bijwerking van de netverklaring met zich meebrengen, zijn pas van toepassing bij de inwerkingtreding van de dienstregeling die volgt op die tijdens welke ze zijn vastgesteld.
Art. 27.De beheersovereenkomst tussen de Staat en de spoorweginfrastructuurbeheerder omschrijft met name de vereiste voorwaarden opdat onder normale bedrijfsomstandigheden en over een redelijke termijn de rekeningen van de spoorweginfrastructuurbeheerder ten minste een evenwicht vertonen tussen de ontvangen gebruiksrechten voor de spoorweginfrastructuur verminderd met het deel van die gebruiksrechten dat bestemd is om het Fonds voor spoorweginfrastructuur te vergoeden voor de terbeschikkingstelling van de spoorweginfrastructuur, en de staatsfinanciering enerzijds, en de infrastructuuruitgaven anderzijds.
Art. 28.§ 1.Bij afzegging van een gevraagde capaciteit meer dan zes maanden voor de voorziene rijdag is er geen heffing te betalen. § 2. Bij afzegging van een gevraagde capaciteit tussen zes maanden en minstens één maand vóór de voorziene rijdag van de trein, is 15 % van de voorziene heffing te betalen. § 3. Bij afzegging van een gevraagde capaciteit vanaf één maand vóór de voorziene rijdag tot de derde dag vóór de rijdag van de trein, is 30 % van de voorziene heffing te betalen. § 4. Bij afzegging van een gevraagde capaciteit minder dan drie dagen vóór de rijdag van de trein, is de volledige heffing te betalen.
Art. 29.Het gebruiksrecht voor de spoorweginfrastructuur wordt gestort aan de spoorweginfrastructuurbeheerder en is betaalbaar per gebruiksmaand.
Art. 30.De spoorweginfrastructuurbeheerder mag verwijlinteresten aanrekenen volgens de geldende wettelijke rentevoet op de gefactureerde bedragen die niet binnen de termijnen werden betaald. De invorderings- en inningskosten zijn ten laste van de spoorwegondernemingen.
Art. 31.De spoorweginfrastructuurbeheerder verstrekt het toezichthoudende orgaan alle nodige informatie over de kosten voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur. HOOFDSTUK V. - Slot- en opheffingsbepalingen
Art. 32.Dit besluit heft hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 11 december 1998 betreffende de vergunning van spoorwegonderneming en het gebruik van de spoorweginfrastructuur en het ministerieel besluit van 23 maart 1999 tot vaststelling van de modaliteiten voor de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteit op.
Art. 33.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 34.Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 december 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT