gepubliceerd op 20 juli 2005
Koninklijk besluit tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een lid van het personeel van een federale overheidsdienst
8 JULI 2005. - Koninklijk besluit tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een lid van het personeel van een federale overheidsdienst
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1993 en 24 december 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een lid van het personeel van een federale overheidsdienst, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 december 1970, 9 oktober 1972, 27 december 1974, 30 maart 1983 en 5 september 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 3, § 1, 15°, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002;
Overwegende dat de potentiële begunstigden van de vergoeding wegens begrafeniskosten nauwkeuriger moeten worden omschreven om misbruik inzake betalingen te vermijden;
Overwegende dat de berekeningsmethode van deze vergoeding nauwkeurig moet worden omschreven;
Overwegende dat de toekenning van deze vergoeding wordt uitgebreid naar het contractueel personeel van de federale overheidsdiensten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 maart 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 29 april 2005;
Gelet op het protocol nr. 525 van 4 mei 2005 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op advies 38.397/1 van de Raad van State, gegeven op 2 juni 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op : 1°) de rijksambtenaren en de stagiairs van een federale overheidsdienst wanneer zij zich, volgens het geval, in een der volgende standen bevinden : a) in dienstactiviteit;b) in disponibiliteit wegens ziekte of gebrekkigheid;c) in non-activiteit om verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid uit te oefenen; 2°) de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden die zich bevinden in een van de toestanden bedoeld in artikel 86, § 1, 1° a) en b), 2° en 3° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Art. 2.In geval van overlijden van een in artikel 1 bedoelde persoon wordt een vergoeding voor begrafeniskosten toegekend. Deze vergoeding wordt uitgekeerd aan de persoon of verdeeld onder de personen die kunnen verantwoorden de begrafeniskosten gedragen te hebben.
De vergoeding wegens begrafeniskosten wordt niet betaald aan de personen op wie de artikelen 727 en 729 van het Burgerlijk Wetboek toepasselijk zijn.
De vergoeding wegens begrafeniskosten wordt niet betaald aan de begrafenisondernemers, hun verwanten, aangestelden of lasthebbers, behoudens wanneer zij de echtgenoot, de wettelijk samenwonende of een bloed- of aanverwant tot de derde graad zijn van de overledene en niet aan de privaatrechtelijke rechtspersonen die, in uitvoering van een verzekeringscontract, de begrafeniskosten geheel of gedeeltelijk ten laste hebben genomen.
Art. 3.§ 1. De vergoeding wegens begrafeniskosten stemt overeen met een maandelijks bedrag van de laatste bruto-activiteitsbezoldiging van de ambtenaar. Deze bezoldiging omvat in voorkomend geval de haard- of standplaatstoelage, de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt evenals de weddensupplementen die voor de berekening van het rustpensioen in aanmerking worden genomen.
Voor de ambtenaren in disponibiliteit wegens ziekte of gebrekkigheid wordt de laatste bruto-activiteitsbezoldiging in voorkomend geval : 1° aangepast aan de wijzigingen die het gevolg zijn van de schommelingen van de algemene index der kleinhandelsprijzen in het Koninkrijk bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentie-vermogen;2° herzien overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten. Voor de in artikel 1, 2°), bedoelde personeelsleden is de laatste bruto-activiteitsbezoldiging de laatste bezoldiging die volledig ten laste valt van de werkgever. Zij wordt, in voorkomend geval, aangepast aan de wijzigingen die het gevolg zijn van de schommelingen van de algemene index der kleinhandelsprijzen in het Koninkrijk bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. § 2. De vergoeding wegens begrafeniskosten mag niet meer bedragen dan het twaalfde van het bedrag dat is vastgesteld bij toepassing van artikel 39, eerste, derde en vierde lid van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen.
Art. 4.De bij dit besluit vastgestelde vergoeding wordt in voorkomend geval verminderd met het bedrag van een vergoeding die wordt toegekend krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen.
Art. 5.Artikel 3, § 1, 15°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « 15° Koninklijk besluit van 8 juli 2005 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een lid van het personeel van een federale overheidsdienst; ».
Art. 6.Het koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een lid van het personeel van een federale overheidsdienst, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 december 1970, 9 oktober 1972, 27 december 1974, 30 maart 1983 en 5 september 2002, wordt opgeheven.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.
Art. 8.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 juli 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT