gepubliceerd op 19 juni 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut
7 JUNI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, tweede lid, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997, inzonderheid op artikel 21, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op de artikelen 33quinquies en 33sexies, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 juni 2004, en op artikel 33septies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juni 2004;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 februari 2007;
Gelet op het protocol nr. 586 van 22 maart 2007 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op advies 42.746/3 van de Raad van State, gegeven op 24 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 33quinquies van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 juni 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 33quinquies.Artikel 22, § 1, dient als volgt te worden gelezen : « § 1. De ambtenaar kan, per aangetekende brief, een beroep instellen tegen de tweede vermelding « onvoldoende », binnen de vijftien kalenderdagen na betekening per aangetekende brief ervan, bij : - de raad van beroep voor alle openbare instellingen van sociale zekerheid, - de raad van beroep voor alle instellingen van openbaar nut, naargelang hij behoort tot één van deze openbare instellingen of tot één van deze instellingen.
Het beroep is opschortend. ». »
Art. 2.Artikel 33sexies van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 juni 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 33sexies.Artikel 23 dient als volgt te worden gelezen : «
Art. 23.De ambtenaar kan, per aangetekende brief, een beroep instellen tegen de tweede vermelding « onvoldoende » bij de in artikel 22 bedoelde raad van beroep waarvan hij afhangt, binnen de vijftien kalenderdagen na betekening per aangetekende brief ervan. Het beroep is opschortend. ». »
Art. 3.Artikel 33septies van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 juni 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 33septies.Artikel 24 dient als volgt te worden gelezen : «
Art. 24.§ 1. In de in artikelen 22 en 23 bedoelde raden van beroep zijn er zoveel afdelingen als er taalrollen of stelsels zijn voor de ambtenaren die kunnen vragen om door hen te worden gehoord. § 2. De raad van beroep voor alle openbare instellingen van sociale zekerheid is samengesteld uit : 1° een voorzitter, vastbenoemd ambtenaar in ten minste de klasse A4 van een van de bovenvermelde instellingen, aangewezen door de in college vergaderde leidende ambtenaren;2° per afdeling, assessoren gekozen uit de vastbenoemde ambtenaren van de bovenvermelde instellingen alsook van de instellingen van openbaar nut onderworpen aan dit besluit voor wat betreft de assessoren die door de vakorganisaties aangewezen zijn;3° per afdeling, een griffier-rapporteur, aangewezen door de in college vergaderde leidende ambtenaren;4° plaatsvervangers. § 3. De raad van beroep voor alle instellingen van openbaar nut is samengesteld uit : 1° een voorzitter, vastbenoemd ambtenaar in ten minste de klasse A4 van een van de bovenvermelde instellingen, aangewezen door de in college vergaderde leidende ambtenaren;2° per afdeling, assessoren gekozen uit de vastbenoemde ambtenaren van de bovenvermelde instellingen alsook van de openbare instellingen van sociale zekerheid voor wat betreft de assessoren die door de vakorganisaties aangewezen zijn;3° per afdeling, een griffier-rapporteur, aangewezen door de in college vergaderde leidende ambtenaren;4° plaatsvervangers. § 4. In elk van de raden van beroep bedoeld in §§ 2 en 3, wordt de helft van de assessoren aangewezen door de in college vergaderde leidende ambtenaren; de andere helft wordt, a rato van één assessor, aangewezen per representatieve vakorganisatie die voldoet aan de voorwaarden van artikel 7 of artikel 8, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. § 5. Als de voorzitter van een raad van beroep tot dezelfde instelling behoort als de verzoeker, wordt hij vervangen door een plaatvervangend voorzitter die tot een andere openbare instelling of een andere instelling behoort. § 6. De griffier-rapporteur is niet stemgerechtigd. § 7. De plaatsvervangers worden op dezelfde manier aangewezen als de gewone leden. § 8. De gewone of plaatsvervangende assessoren die zitting hebben voor het onderzoek van een zaak, moeten tot hetzelfde of een hoger niveau behoren als dat van de verzoeker. ». »
Art. 4.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 juni 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT