Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 januari 2002
gepubliceerd op 24 januari 2002

Koninklijk besluit betreffende de samenstelling en de bevoegdheid van de organen, en het financieel beheer van het Internationaal Perscentrum als Staatsdienst met afzonderlijk beheer

bron
federale overheidsdienst kanselarij en algemene diensten
numac
2002021000
pub.
24/01/2002
prom.
07/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/07/2002021000/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit betreffende de samenstelling en de bevoegdheid van de organen, en het financieel beheer van het Internationaal Perscentrum als Staatsdienst met afzonderlijk beheer


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140;

Gelet op de programmawet voor het begrotingsjaar 2001 van 19 juli 2001, inzonderheid op artikel 51;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 december 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 december 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de hoogdringendheid;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat het Internationaal Perscentrum, vanaf het begrotingsjaar 2002, kan functioneren onder de vorm van een Staatsdienst met afzonderlijk beheer, zoals voorzien in de hogergenoemde wet van 19 juli 2001 en in de Algemene Uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2002;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister, Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Benaming en doel

Artikel 1.In uitvoering van artikel 51 van de programmawet van 19 juli 2001 voor het begrotingsjaar 2001 wordt binnen de Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene Diensten een Staatsdienst met afzonderlijk beheer opgericht.

Deze dienst draagt de naam « Résidence Palace - Internationaal Perscentrum - Brussel » en wordt hierna « IPC » genoemd.

Art. 2.Het IPC heeft als doel en als opdrachten het aanbieden van : - een permanent forum waar de Belgische overheden en de internationale instellingen in Brussel - in de eerste plaats de Europese - de binnen- en buitenlandse pers informeren over hun beleid en werking; - een ontmoetingsplaats voor journalisten, beleidsverantwoordelijken, woordvoerders, voorlichters, communicatie- en public relations - deskundigen; - een diensten- en beroepscentrum voor de binnen- en buitenlandse pers; - een centrum dat faciliteiten en een totale service biedt aan nationale en internationale overheden, instellingen, organisaties en bedrijven voor de organisatie van hun persactiviteiten, nieuwsevenementen en andere communicatie-initiatieven, zoals conferenties en seminaries. HOOFDSTUK II. - Organen Afdeling 1. - Beheerscomité

Art. 3.§ 1. Er wordt een Beheerscomité opgericht dat bestaat uit : 1° de directeur-generaal « Externe Communicatie » van de Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene Diensten, voorzitter;2° de verantwoordelijke voor het IPC binnen de dienst Externe Communicatie van de Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene diensten;3° de zakelijk manager van het IPC;4° de verantwoordelijke van de entiteit begroting en beheerscontrole van de Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene Diensten;5° de verantwoordelijke voor het informatiepunt « Buitenlandse Zaken » van het IPC;6° een vertegenwoordiger van de Eerste Minister, van elke Vice-Eerste Minister en van elke Minister die over een cel algemeen beleid beschikt;7° één vertegenwoordiger van de Minister van Begroting indien hij niet behoort tot de vertegenwoordigers bedoeld in het 6°. Aan elk lid bedoeld in het 6° en 7°, wordt een plaatsvervanger toegevoegd. § 2. Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 6°, worden, tot de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit houdende ontslag van de huidige regering, eveneens de Ministers bedoeld die, zoals de Vice-Eerste Ministers, over een tweede kabinet van Staatssecretaris beschikken.

Art. 4.§ 1. De vertegenwoordigers, bedoeld in artikel 3, 6° en 7°, en hun plaatsvervangers worden door Ons aangesteld voor een periode van vier jaar.

Zij worden zodanig gekozen dat zij gelijk worden verdeeld over de Nederlandse en de Franse taalrol, de vertegenwoordiger van de Eerste Minister eventueel uitgezonderd. § 2. In afwijking van § 1 worden, bij hun eerste aanstelling, de betrokken leden aangesteld tot op de datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit houdende ontslag van de huidige regering. § 3. Indien één van hen ontslag neemt of overlijdt, wordt onmiddellijk in zijn vervanging voorzien. Het nieuwe lid voltooit het mandaat van zijn voorganger. § 4. Het mandaat van lid van het Beheerscomité is onbezoldigd. § 5. Het Beheerscomité kan beroep doen op deskundigen.

Art. 5.De zakelijk manager is de secretaris van het Beheerscomité en heeft slechts een raadgevende stem.

Art. 6.Het Beheerscomité beraadslaagt onder het voorzitterschap van de directeur-generaal « Externe Communicatie » van de Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene Diensten of, bij diens afwezigheid, onder het voorzitterschap van de verantwoordelijke voor het IPC binnen de dienst Externe Communicatie van de Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene Diensten.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering beslissend.

Het Beheerscomité vergadert minstens vier maal per jaar. De voorzitter roept schriftelijk, minstens acht werkdagen vooraf, de leden samen en dit ambtshalve of op verzoek. De uitnodiging op verzoek gebeurt op initiatief van één of meerdere leden. De bijeenroeping vermeldt de agenda. De bijeenroeping op verzoek vermeldt de punten die de betrokken leden op de agenda hebben geplaatst.

Het Beheerscomité kan slechts geldig beraadslagen indien de meerderheid van de leden aanwezig is. Indien het quorum niet wordt bereikt, kan het comité, na een tweede bijeenroeping, geldig beraadslagen over dezelfde agenda, ongeacht het aantal aanwezige leden.

De notulen van de vergadering worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Art. 7.Het Beheerscomité is belast met : 1° het voorleggen van een business plan dat elk jaar in een meerjarenperspectief wordt opgemaakt door de zakelijk manager, aan de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene Diensten;2° de controle op de uitvoering van het business plan;3° het vaststellen van richtlijnen voor wat betreft het dagelijks beheer dat toevertrouwd is aan de zakelijk manager;4° het ontwerp van de jaarlijkse begroting, bedoeld in hoofdstuk IV, en dit in een meerjarenperspectief, en rekening houdend met de jaarlijkse aanpassing van het business plan;5° de rekeningen bedoeld in hoofdstuk V;6° de aanstelling van een gewone rekenplichtige;7° de opvolging van het beheer van het gebouw;8° het waken over het rationeel gebruik van de voorzieningen van het IPC;9° de opvolging van de adviezen en aanbevelingen van het Adviescomité.

Art. 8.Het Beheerscomité kan zijn bevoegdheden, bepaald in artikel 7, 7° en 8°, overdragen aan de verantwoordelijke voor het IPC binnen de dienst Externe Communicatie van de Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene Diensten of aan de zakelijk manager. Afdeling 2. - Het Adviescomité

Art. 9.Er wordt een Adviescomité opgericht dat bestaat uit : - de verantwoordelijke voor het IPC binnen de dienst Externe Communicatie van de Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene Diensten, voorzitter; - de verantwoordelijke voor het informatiepunt « Buitenlandse Zaken » van het IPC; - drie vertegenwoordigers van de verenigingen van journalisten, waarvan twee van de Belgische verenigingen en één van de internationale verenigingen; - een vertegenwoordiger van elke andere financieel participerende overheid.

De zakelijk manager wordt uitgenodigd op de vergaderingen van het Adviescomité. Hij neemt het secretariaat ervan waar en heeft slechts een raadgevende stem.

Art. 10.Het Adviescomité : - formuleert adviezen om de werking van het IPC te optimaliseren in functie van zijn opdrachten; - licht toe welke initiatieven/activiteiten het wenst te ondernemen in het IPC; - bespreekt de eventuele voorstellen van samenwerking/ondersteuning van deze initiatieven door andere leden/partners. HOOFDSTUK III. - Middelen

Art. 11.De middelen van het IPC bestaan uit : 1° een op de algemene uitgavenbegroting uitgetrokken jaarlijkse dotatie;2° de functionele en exploitatieontvangsten;3° de ontvangsten voor orde.

Art. 12.De bezoldigingen, de werkingskosten, de functionele en exploitatieuitgaven en de investeringen van het IPC worden gedragen door haar begroting.

Art. 13.De bepalingen betreffende de Rijkscomptabiliteit en inzonderheid die welke betrekking hebben op de comptabiliteit van de diensten van algemeen bestuur, zijn van toepassing op het IPC tenzij in dit besluit anders bepaald. HOOFDSTUK IV. - Opmaak van de begroting

Art. 14.De begroting wordt onderverdeeld als volgt : Saldo op 1 januari : Ontvangsten : 1° dotatie afkomstig van de staatsbegroting;2° functionele en exploitatieontvangsten;3° ontvangsten voor orde. Uitgaven : 1° bezoldigingen en werkingskosten;2° functionele en exploitatieuitgaven;3° uitgaven voor orde. Saldo op 31 december : Vijf procent van de op 31 december niet-gebruikte middelen wordt in een reservefonds geplaatst. Dit percentage kan door Ons vanaf het jaar 2003 worden gewijzigd.

De verrichtingen worden opgesplitst volgens de economische classificatie.

De uitgaven mogen de beschikbare middelen niet overschrijden.

Art. 15.De kredieten van de uitgaven beogen de sommen die tijdens het begrotingsjaar verschuldigd zullen zijn.

Art. 16.De voorzitter dient namens het Beheerscomité het begrotingsontwerp bij de Eerste Minister in met het oog op het vaststellen van de dotatie die ten gunste van het IPC in de Algemene Uitgavenbegroting moet worden ingeschreven.

Het begrotingsontwerp wordt vóór 1 mei voorafgaand aan het begrotingsjaar door de Eerste Minister aan de Minister bevoegd voor de begroting toegezonden. Het ontwerp met de aanpassing van de begroting van het lopend jaar wordt voor 1 februari overgemaakt.

Art. 17.De begroting is goedgekeurd zodra de wet betreffende de Algemene Uitgavenbegroting is afgekondigd. Als die goedkeuring niet is gebeurd vóór de aanvang van het begrotingsjaar, mogen de uitgaven van dezelfde aard als die welke in de vorige begroting zijn toegestaan, uitgevoerd worden vanaf 1 januari. HOOFDSTUK V. - Comptabiliteit, rekening en verantwoording

Art. 18.Op het einde van ieder semester wordt een staat van ontvangsten en een staat van uitgaven opgemaakt. Ze worden aan het Beheerscomité voorgelegd.

Deze staten worden door de Eerste Minister aan het Rekenhof voorgelegd via de Minister van Financiën.

De verantwoordingsstukken worden ter plaatse bewaard.

Art. 19.Op het einde van ieder jaar worden een beheersrekening, een rekening van uitvoering van de begroting en een staat van activa en passiva opgesteld. Uiterlijk op 31 maart na het jaar waarop ze betrekking hebben, worden deze rekeningen door de Eerste Minister aan de Minister van Financiën gezonden, die ze vóór 30 april van hetzelfde jaar aan het Rekenhof voorlegt.

Art. 20.Bij zijn ambtsneerlegging maakt de rekenplichtige een eindrekening van zijn beheer op. HOOFDSTUK VI. - Beheer

Art. 21.De zakelijk manager wordt belast met het dagelijks beheer van het IPC, binnen het kader van de richtlijnen van het Beheerscomité en van de richtlijnen van de Directeur-generaal « Externe Communicatie » van de Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene Diensten.

Art. 22.De begroting wordt beheerd door de zakelijk manager of door een gemachtigd ordonnateur. Zij leven in de uitoefening van hun ambt de regels na omtrent de vastlegging van de uitgaven van de diensten van algemeen bestuur van de Staat en voeren daartoe een boekhouding van de vastgelegde uitgaven.

Art. 23.Met ingang van het jaar mogen de bij het verstrijken van het vorige jaar beschikbare geldmiddelen gebruikt worden.

Art. 24.De tegenover het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige is belast met : 1° de inning van de functionele en exploitatieontvangsten;2° de uitvoering van de betalingen;3° het beheren en bewaren van de gelden en waarden;4° het opstellen en bewaren van de in de artikelen 18 en 19 bedoelde bescheiden, met uitzondering van de rekening van uitvoering van de begroting;5° het bijhouden van de vermogenscomptabiliteit;6° het periodiek opmaken van de inventaris van het vermogen. HOOFDSTUK VII. - Controle

Art. 25.§ 1. Het IPC is onderworpen aan de controlebevoegdheid van de Eerste Minister. Deze controle wordt uitgeoefend door de Inspecteur van Financiën geaccrediteerd bij de Eerste Minister. De Inspecteur van Financiën woont, met raadgevende stem de vergaderingen van het Beheerscomité bij. Hij beschikt voor het vervullen van zijn opdracht over de ruimste bevoegdheid.

De Inspecteur van Financiën kan binnen een termijn van vier vrije dagen beroep instellen tegen elke beslissing die hij met de wet, met de statuten of met het algemeen belang strijdig acht. Het beroep is opschortend.

Deze termijn gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover de Inspecteur van Financiën daarop regelmatig uitgenodigd werd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen.

Heeft de Eerste Minister binnen een termijn van twintig vrije dagen, ingaand dezelfde dag als de in het vorig lid bedoelde termijn, de nietigverklaring niet uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief.

De nietigverklaring van de beslissing wordt aan het Beheerscomité betekend door de Eerste Minister. § 2. Het Rekenhof kan de comptabiliteit ter plaatse controleren. Het Hof mag zich te allen tijde alle verantwoordingsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen doen verstrekken betreffende de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de schulden.

Art. 26.De uitgaven worden vereffend en betaald zonder voorafgaande tussenkomst van het Rekenhof. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 27.De Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene Diensten staat het IPC bij inzake het boekhoudkundig en budgettair beheer.

Art. 28.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 29.Onze Eerste Minister, Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^