gepubliceerd op 14 februari 2018
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen met betrekking tot de invloed van de bijdragen op de pensioenen
7 FEBRUARI 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen met betrekking tot de invloed van de bijdragen op de pensioenen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, We hebben de eer het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen.
Dit ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel de gevolgen van de wijzigingen die de wet van 22 november 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/11/2013 pub. 06/12/2013 numac 2013022601 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende hervorming van de berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen sluiten houdende hervorming van de berekening van de sociale bijdragen en de wet houdende diverse bepalingen inzake sociale zekerheid van 25 april 2014 aangebracht hebben aan het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen en de wijzigingen die het koninklijk besluit van 24 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 24/01/2014 pub. 12/02/2014 numac 2014022042 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen sluiten tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen aangebracht heeft aan het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut, te integreren in de pensioenwetgeving van de zelfstandigen.
Daartoe worden de artikelen 13, 15, 35, 41, 149 en 154 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen gewijzigd.
COMMENTAAR VAN DE ARTIKELEN Artikel 1 Artikel 1 wijzigt artikel 13 van het vermeld koninklijk besluit van 22 december 1967 in die zin dat het artikel dat vier leden telde, thans onderverdeeld is in twee paragrafen.
De eerste paragraaf wordt gevormd door het eerste en het tweede lid waarin enkele technische aanpassingen doorgevoerd worden.
De tweede paragraaf omvat het derde en het vierde lid terwijl twee paragrafen worden toegevoegd.
De derde paragraaf stelt dat de betaalde voorlopige sociale bijdragen het bewijs vormen voor een beroepsbezigheid als zelfstandige, wanneer de zelfstandige de niet-regularisatie van zijn bijdragen heeft aangevraagd en verkregen.
Dit impliceert dus dat bij de eerste effectieve ingang van het pensioen de pensioenrechten verworven blijven ten belope van de voorlopige bijdragen die betaald zijn voor deze datum.
De vierde paragraaf regelt de toestand van een zelfstandige die voor een bepaald jaar de regularisatiebijdragen betaalt na de vervaldatum, t.t.z.. na het einde van het kwartaal dat volgt op dat waarin het sociaal verzekeringsfonds hem de bijdrage-afrekening heeft toegezonden welke uit die regularisatie voortspruit, maar binnen de 12 maanden na deze datum.
In dit geval vormen de voorlopige bijdragen die betaald werden eveneens het bewijs voor een beroepsbezigheid als zelfstandige.
Dit impliceert dus dat in zulke gevallen de pensioenrechten eveneens verworven blijven bij de eerste effectieve ingang van het pensioen ten belope van de voorlopige bijdragen die door de zelfstandige werden betaald voor die datum.
Artikel 2 Artikel 2 wijzigt artikel 15 van het vermeld koninklijk besluit van 22 december 1967 en omvat voortaan drie paragrafen.
De eerste paragraaf bevat de correcte verwijzing naar artikel 13, zoals gewijzigd in artikel 1 van het huidige besluit.
De tweede paragraaf regelt de toestand waarin de betaling van de regularisatiebijdragen plaatsvindt vóór het einde van het kwartaal dat volgt op dat waarin het sociaal verzekeringsfonds de bijdrage-afrekening heeft toegezonden welke uit die regularisatie voortspruit, In dit geval zal het pensioen met terugwerkende kracht vanaf de eerste effectieve ingangsdatum van het pensioen aangepast worden.
Paragraaf 3 regelt de toestand waarin de betaling van de regularisatiebijdragen plaatsvindt na de vervaldatum d.w.z. na het einde van het kwartaal dat volgt op dat waarin het sociaal verzekeringsfonds de bijdrage-afrekening heeft toegezonden welke uit die regularisatie voortspruit, wanneer deze vervaldatum gelegen is na de eerste effectieve ingangsdatum van het pensioen.
In dit geval zal het pensioen aangepast worden vanaf de eerste van de maand die volgt op die tijdens dewelke de regularisatiebijdragen betaald werden.
Artikel 3 Artikel 3 wijzigt artikel 35, § 1, eerste lid, van het vermeld koninklijk besluit van 22 december 1967 met het oog op de correcte verwijzing naar artikel 11, § 3, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967.
Artikel 4 Artikel 4 wijzigt artikel 41, § 2, van het vermeld koninklijk besluit van 22 december 1967 teneinde te verwijzen naar de gewijzigde bepalingen van artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 en ervoor te zorgen dat er verwezen wordt naar de beroepsinkomsten van het derde jaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar voor de betaling van de bijdragen die verschuldigd zijn in het kader van de voortgezette verzekering.
Artikel 5 Artikel 5 vervangt artikel 149 van het vermeld koninklijk besluit van 22 december 1967 en splitst het artikel in twee paragrafen.
Paragraaf 1 bevat de bestaande bepalingen.
Paragraaf 2 voorziet dat de Raad voor uitbetaling van de voordelen van de Federale Pensioendienst ambtshalve afziet van de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde pensioenbedragen die het gevolg zijn van de niet betaling van de regularisatiebijdragen binnen de 12 maanden volgend op de termijndatum van deze bijdragen.
Deze verzaking aan de terugvordering heeft betrekking op de resterende schuld op het einde van de maand waarin de betaling van de bedoelde regularisatiebijdragen plaatsvindt.
De verzaking gaat in de maand volgend op de vermelde betaling en maakt een einde aan de nog resterende terugvorderingen zonder dat de terugvorderingen die reeds plaatsvonden teruggedraaid worden.
Artikel 6 In artikel 5 worden enige wijzigingen aangebracht aan artikel 154 van het vermeld koninklijk besluit van 22 december 1967.
De bepaling onder 7° wordt vervangen waardoor het toegelaten wordt om ambtshalve een nieuwe beslissing te nemen als een regularisatie van bijdragen zich voorgedaan heeft, ongeacht de datum waarop de betaling plaatsvindt.
Bovendien werd het enig lid aangevuld met een bepaling die toelaat om ambtshalve een nieuwe pensioenbeslissing te nemen wanneer een beslissing inzake gelijkstelling betreffende de ziekte, de militaire dienst, de studieperiode, de voorlopige hechtenis, de tijdelijke onderbreking om zorgen te geven aan een naaste of de voortgezette verzekering genomen werd nadat het pensioen daadwerkelijk is ingegaan.
Artikel 7 Artikel 6 preciseert dat de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn op de sociale bijdragen die betrekking hebben op de kalenderkwartalen die gelegen zijn vanaf 1 januari 2015.
Artikel 8 Artikel 7 legt de datum van inwerkingtreding van dit besluit vast op 1 januari 2015.
Artikel 9 Artikel 8 preciseert dat de minister bevoegd voor Pensioenen en de minister bevoegd voor de Zelfstandigen, ieder wat hem betreft, belast zijn met de uitvoering van dit besluit.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van de Zelfstandigen, D. DUCARME De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE
ADVIES 62.551/1 VAN 4 DECEMBER 2017 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 22 DECEMBER 1967 HOUDENDE ALGEMEEN REGLEMENT BETREFFENDE HET RUST- EN OVERLEVINGSPENSIOEN DER ZELFSTANDIGEN, MET BETREKKING TOT DE INVLOED VAN DE HERVORMING VAN DE BIJDRAGEN OP DE PENSIOENEN' Op 27 november 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Zelfstandigen verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, met betrekking tot de invloed van de hervorming van de bijdragen op de pensioenen'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 30 november 2017.
De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Chantal BAMPS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Paul DEPUYDT, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wilfried VAN VAERENBERGH, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 4 december 2017. 1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan. In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat "het ontwerp van koninklijk van toepassing is op de pensioenen berekend op basis van de sociale bijdragen verschuldigd voor kwartalen gelegen vanaf 1 januari 2015 en op de sociale bijdragen verschuldigd voor kwartalen van voortgezette verzekering gelegen vanaf dezelfde datum. Omdat de administratie van financiën de eerste inkomsten al aan het RSVZ heeft meegedeeld, moeten deze bepalingen onverwijld in werking treden." 2. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 3. Bij de wet van 22 november 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/11/2013 pub. 06/12/2013 numac 2013022601 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende hervorming van de berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen sluiten `houdende hervorming van de berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen' werd een nieuwe berekeningswijze ingevoerd van de sociale bijdragen voor zelfstandigen vanaf het bijdragejaar 2015.Waar deze bijdragen tot dan werden berekend op basis van de inkomsten van drie jaar daarvoor, worden deze vanaf 2015 berekend op basis van de beroepsinkomsten van het bijdragejaar zelf. In eerste instantie worden voorlopige bijdragen geheven, die worden berekend op basis van de inkomsten van drie jaar voordien. Eens de beroepsinkomsten van het bijdragejaar gekend zijn, wordt de definitieve bijdrage vastgesteld en volgt een regularisatie rekening houdend met de voorlopige bijdragen.
Deze regularisatie kan een impact hebben op de pensioenrechten van de zelfstandige. Artikel 15, § 1, 2° en 3°, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 `betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen' en artikel 13 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 `houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen' bepalen immers dat enkel de kwartalen, waarvoor de bijdragen volledig betaald werden, in aanmerking komen voor de pensioenberekening. De niet betaling van regularisatiebijdragen kan derhalve leiden tot het verlies van pensioenrechten voor deze kwartalen.
Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit brengt een aantal wijzigingen aan in het koninklijk besluit van 22 december 1967, teneinde de gevolgen van de betaling of de niet-betaling van de regularisatiebijdragen op de pensioenrechten te verduidelijken. 4. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt geboden door de artikelen 14, § 1, tweede en derde lid, 15, § 1, derde lid, en 33, 3°, van het koninklijk besluit nr.72 van 10 november 1967.
De bepalingen waaraan wordt gerefereerd in het huidige tweede en derde lid van de aanhef bieden geen rechtsgrond voor het ontwerp.
De aanhef van het ontwerp dient met het voorgaande in overeenstemming te worden gebracht.
Onderzoek van de tekst Artikel 8 5. Artikel 8 van het ontwerp voorziet in de terugwerkende kracht van het te nemen besluit met ingang van 1 januari 2015. In dat verband moet worden opgemerkt dat het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar kan worden geacht. Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten is enkel toelaatbaar ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling waarbij, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen worden toegekend of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de continuïteit of de goede werking van het bestuur en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast. Enkel indien de retroactiviteit van de ontworpen regeling in één van de opgesomde gevallen valt in te passen, kan deze worden gebillijkt.
De gemachtigde heeft voor de retroactiviteit van het te nemen besluit een uitgebreide verantwoording verschaft. Onder voorbehoud van het bestaan van feitelijke elementen of omstandigheden die de Raad van State niet bekend zijn of waaromtrent hij niet voldoende inzicht heeft, lijkt deze verantwoording op het eerste gezicht afdoende te zijn.
Slotopmerking 6. Er dient gewaakt te worden over de goede afstemming van het te nemen besluit met het ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, wat de gelijkstelling van studieperiodes betreft', waarover de Raad van State, afdeling Wetgeving, heden advies 62.549/1 uitbrengt, aangezien laatstgenoemd ontwerp voorziet in de volledige vervanging van artikel 35 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 met ingang van 1 december 2017, terwijl het voorliggend ontwerp in hetzelfde artikel wijzigingen aanbrengt met ingang van 1 januari 2015.
De griffier, W. GEURTS De voorzitter, M. VAN DAMME
7 FEBRUARI 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, met betrekking tot de invloed van de hervorming van de bijdragen op de pensioenen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, artikel 14, § 1, artikel 15, § 1, derde lid, vervangen bij de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten en artikel 33, 3°, ingevoegd bij de programmawet van 22 december 1989;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, artikel 60bis, § 2, vierde lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 513 van 27 maart 1987;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;
Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, gegeven op 20 juli 2017;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 28 september 2017;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 6 november 2017;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het ontwerp van koninklijk van toepassing is op de pensioenen berekend op basis van de sociale bijdragen verschuldigd voor kwartalen gelegen vanaf 1 januari 2015 en op de sociale bijdragen verschuldigd voor kwartalen van voortgezette verzekering gelegen vanaf dezelfde datum. Omdat de administratie van financiën de eerste inkomsten al aan het RSVZ heeft meegedeeld, moeten deze bepalingen onverwijld in werking treden;
Gelet op het advies nr. 62.551/1 van de Raad van State, gegeven op 4 december 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de Minister van Pensioenen en van de Minister van Zelfstandigen;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 13 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 februari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste en het tweede lid vormen paragraaf 1;2° in het eerste lid, dat paragraaf 1, eerste lid, wordt, worden de woorden " in artikel 15, § 1, 2° en 3°, "vervangen door de woorden " in artikel 15, § 1, eerste lid, 2° en 3°, ";3° het tweede lid, 2°, dat paragraaf 1, tweede lid, 2°, wordt, wordt vervangen als volgt : "2° de betaling van de voorlopige bijdragen beoogd in artikel 11, § 3, en in artikel 13bis, § 2, van het koninklijk besluit nr.38."; 4° het derde lid en het vierde lid vormen paragraaf 2;5° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 3 en 4, luidende : " § 3.Wanneer de zelfstandige verkregen heeft dat de regularisatie van de bijdragen, bedoeld in artikel 11, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38, niet wordt toegepast overeenkomstig artikel 11, § 5, vierde lid, van hetzelfde besluit, dan gelden de voorlopige bijdragen die betaald werden overeenkomstig artikel 11, § 3, en artikel 13bis, § 2, van hetzelfde besluit, als bewijs van de beroepsbezigheid als zelfstandige.
In dat geval blijven de rechten op pensioen verworven op de eerste effectieve ingangsdatum van het pensioen ten belope van de voorlopige bijdragen die de zelfstandige betaald heeft. § 4. Wanneer de zelfstandige, voor een bepaald jaar, de regularisatiebijdragen, bedoeld in artikel 11, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38, in hoofdsom en toebehoren betaald heeft na het einde van het kwartaal dat volgt op dat waarin het sociaal verzekeringsfonds hem de bijdrage-afrekening heeft toegezonden welke uit die regularisatie voortspruit, doch binnen de 12 daaropvolgende maanden, dan gelden de voorlopige bijdragen die betaald werden overeenkomstig artikel 11, § 3, en artikel 13bis, § 2, van hetzelfde besluit, als bewijs van de beroepsbezigheid als zelfstandige.
In dat geval blijven de rechten op pensioen verworven op de eerste effectieve ingangsdatum van het pensioen ten belope van de voorlopige bijdragen die de zelfstandige betaald heeft .".
Art. 2.Artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 oktober 1990, wordt vervangen als volgt : " § 1. Indien, op de datum waarop het pensioen daadwerkelijk ingaat, bijdragen bedoeld in artikel 13, §§ 1 en 2, in hoofdsom of toebehoren, verschuldigd blijven, kan de regularisatie van deze toestand slechts een weerslag hebben op het recht op uitkeringen ten vroegste de eerste van de maand volgend op die tijdens welke de totaliteit van de verschuldigde bijdragen werd betaald. § 2. Onverminderd § 1, indien de zelfstandige, voor een bepaald jaar, de regularisatiebijdragen, bedoeld in artikel 11, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38, in hoofdsom en toebehoren betaald heeft vóór het einde van het kwartaal dat volgt op dat waarin het sociaal verzekeringsfonds hem de bijdrage-afrekening heeft toegezonden welke uit die regularisatie voortspruit, dan heeft deze toestand een weerslag op het recht op uitkeringen vanaf de eerste effectieve ingangsdatum van het pensioen, voor zover de totaliteit van de verschuldigde regularisatiebijdragen werd betaald. § 3.Indien de zelfstandige, voor een bepaald jaar, de regularisatiebijdragen, bedoeld in artikel 11, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38, in hoofdsom en toebehoren betaald heeft na het einde van het kwartaal dat volgt op dat waarin het sociaal verzekeringsfonds hem de bijdrage-afrekening heeft toegezonden welke uit die regularisatie voortspruit, dat gelegen is na de eerste effectieve ingangsdatum van het pensioen, dan kan deze toestand slechts een weerslag hebben op het recht op uitkeringen ten vroegste de eerste van de maand volgend op die tijdens welke de totaliteit van de verschuldigde regularisatiebijdragen werd betaald.".
Art. 3.In artikel 35, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003467 bron ministerie van financien Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en die ressorteert onder het Ministerie van Financiën type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003475 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de grondwet, voor wat Landbouw en Middenstand betreft type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003480 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende uitvoering inzake de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003470 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot wijziging van sommige koninklijke besluiten naar aanleiding van de invoering van de euro voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003476 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit tot wijziging van koninklijke besluiten betreffende Landbouw en Middenstand naar aanleiding van de invoering van de Euro type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003469 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003481 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de invoering van de euro voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "weerhouden wordt met het oog op de toepassing van artikel 11, § 3," vervangen door de woorden "in aanmerking genomen wordt met het oog op de toepassing van artikel 11, § 3, derde lid,";2° in de bepaling onder 3° worden de woorden "in uitvoering van artikel 11, § 3," vervangen door de woorden "in uitvoering van artikel 11, § 3, derde lid,".
Art. 4.In artikel 41, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 februari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/02/2003 pub. 14/03/2003 numac 2003022254 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit houdende uitvoering van de programmawet van 24 december 2002 voor wat betreft de vereenvoudiging van de bijdragestructuur van het sociaal statuut der zelfstandigen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, eerste streepje, worden de woorden "in de zin van artikel 11" vervangen door de woorden "zoals bedoeld in het artikel 11, § 3, eerste tot het vierde lid";2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : " Wanneer er, wegens de stopzetting van de bezigheid, geen refertejaar meer is zoals bedoeld in artikel 11, § 3, eerste tot het vierde lid, van het koninklijk besluit nr.38 met vier kwartalen onderwerping, betaalt de belanghebbende de bijdragen waarvan sprake is in vorig lid, berekend op grond van de bedrijfsinkomsten in de zin van artikel 11, § 3, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38, die betrekking hebben op het laatste bijdragejaar dat vier kwartalen onderwerping telt.". 2° in het derde lid, worden de woorden "vastgesteld is overeenkomstig artikel 11, § 3" vervangen door de woorden "vastgesteld is overeenkomstig artikel 11, § 3, derde lid ".
Art. 5.Artikel 149 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 juli 1981 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 mei 1988, wordt vervangen als volgt : " § 1. De Raad voor uitbetaling van de voordelen van de Federale Pensioendienst kan, geheel of gedeeltelijk, afzien van de terugvordering bedoeld in artikel 36 van het koninklijk besluit nr. 72 : 1° wanneer de geringheid van het terug te vorderen bedrag niet verant-woordt dat kosten worden gemaakt;2° in behartigenswaardige gevallen, inzonderheid omwille van de vermo-genstoestand van de schuldenaar. § 2. De Raad voor uitbetaling van de voordelen van de Federale Pensioendienst ziet ambtshalve af van de terugvordering, bedoeld in artikel 36 van het koninklijk besluit nr. 72, wanneer de onverschuldigde betaling haar oorsprong vindt in de niet betaling van de regularisatiebijdragen, bedoeld in artikel 11, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38, binnen de 12 maanden volgend op het einde van het kwartaal dat volgt op dat waarin het sociaal verzekeringsfonds de bijdrage-afrekening heeft verstuurd welke uit die regularisatie voortspruit.
De verzaking aan de terugvordering voor de resterende schuld gaat in de maand volgend op de datum waarop de zelfstandige de voormelde regularisatiebijdragen betaalt. ".
Art. 6.In artikel 154 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/12/1998 pub. 29/12/1998 numac 1998022797 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen type koninklijk besluit prom. 15/12/1998 pub. 29/12/1998 numac 1998022798 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het enig lid, wordt de bepaling onder 7° vervangen als volgt : "7° de regularisatie van de bijdragen overeenkomstig artikel 15 een invloed heeft op het recht op de uitkeringen; de nieuwe beslissing heeft onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 15, § 2, uitwerking op de eerste dag van de maand volgend op die tijdens welke de totaliteit van de verschuldigde bijdragen werd betaald; 2° het enig lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 9°, luidende : "9° een beslissing genomen wordt inzake gelijkstelling, bedoeld in de artikelen 28, 29, 31, 32, 33, 37bis, 38 en 41; de nieuwe beslissing heeft uitwerking op de eerste dag van de maand volgend op deze tijdens welke de in artikel 31, § 4bis, artikel 35, § 1 of artikel 41, § 2, bedoelde bijdragen betaald werden of, indien geen bijdragen verschuldigd zijn, vanaf de eerste effectieve ingangsdatum van het pensioen.".
Art. 7.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de sociale bijdragen die betrekking hebben op de kalenderkwartalen die gelegen zijn vanaf 1 januari 2015.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2015.
Art. 8.De minister bevoegd voor Pensioenen en de minister bevoegd voor de Zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 februari 2018.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Zelfstandigen, D. DUCARME De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE