gepubliceerd op 22 december 2006
Koninklijk besluit betreffende de strategische veiligheids- en preventieplannen
7 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de strategische veiligheids- en preventieplannen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De Regering heeft de eer U het ontwerp van koninklijk besluit dat beoogt het kader te bepalen van de "strategische veiligheids- en preventieplannen", voorheen veiligheids- en preventiecontracten en drugplannen genaamd, ter ondertekening voor te leggen.
Het betreft de uitvoering van de Ministerraad van 30-31 maart 2004 bevestigd en aangevuld door de Federale Beleidsverklaringen van 11 oktober 2005 en 17 oktober 2006.
Dit ontwerp van koninklijk besluit vervangt het koninklijk besluit van 27 mei 2002 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de gemeenten moeten voldoen om een financiële toelage van de Staat te genieten in het kader van een overeenkomst betreffende de criminaliteitspreventie en het koninklijk besluit van 17 januari 2005 tot toekenning van financiële hulp aan bepaalde steden en gemeenten in het kader van een overeenkomst betreffende de preventie van druggerelateerde maatschappelijke overlast en de lokale coördinatie van initiatieven inzake drugverslaving.
Deze twee koninklijke besluiten worden opgeheven.
De Ministerraad van 30-31 maart 2004 en de Federale Beleidsverklaringen hebben de krachtlijnen van de strategische veiligheids- en preventieplannen vastgesteld en dit op meerdere niveaus.
In de eerste plaats heeft de Regering deze contracten willen verbinden aan een meerjarenperspectief waardoor een periode van 4 jaar gedekt wordt met ingang van 1 januari 2007.
Vervolgens werd de beslissing genomen deze te voorzien van een strategische richtlijn en deze met name te richten op de te behalen resultaten. Zo zullen de gemeenten op basis van een lokale diagnostiek zelf de sterke en zwakke punten van hun situatie op het vlak van de lokale veiligheid evalueren en hun strategisch veiligheids- en preventieplan omzetten in algemene, strategische en operationele doelstellingen.
Tenslotte zal de financiële controle gemoderniseerd worden door het implementeren van een online opvolgingsinstrument en een steekproefsgewijze controle gecombineerd met regelmatige bezoeken aan de gemeenten.
Tevens werd de wil geuit de nieuwe contracten te zien ontwikkelen in de richting van een maximale synergie met de politionele preventie.
Deze nieuwe oriëntaties zullen het mogelijk maken een kader met meer zekerheid te creëren, de gemeenten meer verantwoordelijkheid te geven en automatisch de verplichtingen verbonden aan de vervaltermijnen te verminderen, maar maken het eveneens nodig dat de oude reglementaire kaders opgeheven worden om plaats te maken voor de nieuwe aldus gelegde basissen.
Bespreking van de artikelen : HOOFDSTUK I. - Definities Artikel 1 definieert hoofdzakelijk de begrippen "lokale veiligheidsdiagnostiek", "algemene doelstelling", "strategische doelstelling", "operationele doelstelling" en "criminaliteitsgraad". HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor het sluiten van een overeenkomst Om aan de opmerking van de Raad van State te beantwoorden en gelet op de continuïteit, stelt Artikel 2 de toekenningsvoorwaarden vast waaraan de gemeenten moeten voldoen om een overeenkomst met de Minister van Binnenlandse Zaken te kunnen sluiten.
Het gaat om dezelfde criteria die gebruikt worden in het koninklijk besluit van 27 mei 2002 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de gemeenten moeten voldoen om een financiële toelage te genieten in het kader van een overeenkomst betreffende criminaliteitspreventie met als bijkomende verplichting het gerealiseerd hebben van een lokale veiligheidsdiagnostiek zoals ingeschreven in de beslissing van de Ministerraad van 30-31 maart 2004.
Vanuit de bekommernis om de bestaande overlegstructuren en dispositieven voort te zetten en om de verworven terreinervaring te bewaren, moeten voor een eerste vierjarige overeenkomst, vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 deze algemene criteria genuanceerd worden met de overgangsbepaling voorzien in artikel 19 van hetzelfde besluit.
Aldus komen in eerste instantie de 102 gemeenten in aanmerking die in 2006 genieten van een veiligheids- en preventiecontract of een drugplan voor het afsluiten van een strategisch veiligheids- en preventieplan, voor de periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010.
De tweede paragraaf van dit artikel bepaalt de criteria die gebruikt moeten worden om het bedrag van de toekenning vast te leggen. Deze paragraaf komt tegemoet aan de opmerking van de afdeling wetgeving van de Raad van State die aanbeveelt om de algemene voorwaarden ervan vast te leggen hoewel artikel 69, 2° lid, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen vermeldt dat de overeenkomsten afgesloten met de geselecteerde gemeenten « de bijkomende voorwaarden en modaliteiten inzake de toekenning van de betreffende toelage evenals het bedrag van de toelage bepalen ».
Artikel 3 stelt de prioriteiten voor waarin de door de gemeenten ontwikkelde strategische plannen moeten kaderen.
Deze prioriteiten betreffen die welke bepaald werden in de Federale Beleidsverklaring van 11 oktober 2005.
De jongerenproblematiek werd eveneens toegevoegd naar aanleiding van de wil van de Ministerraad van 28 april 2006 dat deze meer in overweging wordt genomen door het contractueel beleid inzake criminaliteitspreventie.
Artikel 4 vertaalt één van de krachtlijnen van de strategische veiligheids- en preventieplannen zoals tot uitdrukking kwam tijdens de Ministerraad van 30-31 maart 2004.
Artikel 5 behoeft geen commentaar. HOOFDSTUK III. - Financiën Afdeling 1. - Financiële modaliteiten
inzake de toekenning van de financiële hulp Artikel 6 behoeft geen commentaar. Afdeling 2. - Financiële modaliteiten
inzake de aanwending van de toelage Onderafdeling 1. - Bestemming van de toelage Artikel 7 voert het principe van een globale enveloppe in en geeft daarmee uitdrukking aan de wil van de beslissing van de Ministerraad van 30-31 maart 2004 om de gemeenten meer autonoom te maken wat betreft het financieel beheer van hun strategisch veiligheids- en preventieplan. Daarenboven weerspiegelt het de wens van de Regering de administratieve vereenvoudiging te waarborgen in de opvolging en uitvoering van de overeenkomsten.
Artikel 8 herhaalt en definieert de principes voor de toekenning van de kredieten, het in aanmerking komen en de opportuniteit van de uitgaven.
Artikel 9 nuanceert het principe van de globale enveloppe vermeld in artikel 7 door te preciseren dat er quota zullen worden vastgesteld.
Artikel 10 behoeft geen commentaar.
Onderafdeling 2. - Betalingsmodaliteiten Artikel 11 beantwoordt aan de wil van de Ministerraad van 30-31 maart 2004 de mogelijkheid te onderzoeken om de gemeenten jaarlijks te laten beschikken over hun 100 % trekkingsrecht.
Artikel 12 behoeft geen commentaar.
Artikel 13 moet begrepen worden als de weerspiegeling van de wil zoals die tot uitdrukking kwam in de Federale Beleidsverklaring van 11 oktober 2005 om de strategische veiligheids- en preventieplannen meer resultaatsgericht te zien en dit op basis van de evaluatie door de gemeenten van de sterke en zwakke punten van hun lokale veiligheidssituatie. Afdeling 3. - Controlemechanisme van de financiële toelage.
De artikelen 14 en 15 behoeven geen commentaar. HOOFDSTUK IV. - Evaluatie en opvolging Artikel 16 geeft de wil van de Ministerraad van 30-31 maart 2004 weer om het overleg in het kader van de strategische veiligheids- en preventieplannen uit te breiden door een representatief Comité op te richten voorgezeten door de Minister van Binnenlandse Zaken dat beter geplaatst is om zich uit te spreken inzake de evaluatie en opvolging van deze.
Artikel 17 behoeft geen commentaar. HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepaling Artikel 18 geeft de noodzaak weer om de oude reglementaire kaders op te heffen om plaats te maken voor de nieuwe oriëntaties zoals die tot uitdrukking kwamen in de beslissing van de Ministerraad van 30-31 maart 2004. HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen Artikel 19 dient begrepen te worden als de wil om tegelijk tegemoet te komen aan de opmerking van de Raad van State om algemene selectiecriteria voor toekenning te bepalen en, anderzijds, vanuit de bekommernis tot continuïteit van de bestaande dispositieven, de 102 huidige gemeenten die nu reeds beschikken over een veiligheids- en preventiecontract of een drugplan de kans te geven deze bestaande overlegstructuren voort te zetten en om de verworven terreinervaring te bewaren voor de volgende vier jaar.
Artikel 20 vertaalt, naast de wil de continuïteit van het uitgevoerde veldwerk te bewaren, de wil om, ook voor de periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010, andere gemeenten de mogelijkheid te laten een dergelijke overeenkomst te kunnen genieten, zoals uitgedrukt in de beslissing van de Ministerraad van 30-31 maart 2004.
Overwegende dat dit besluit de twee kaderbesluiten tot regeling van de veiligheids- en preventiecontracten en de drugplannen opheft, stelt artikel 21 het belang voorop dat overgangsbepalingen de afronding van de financiële procedure toelaten die in deze twee domeinen werden opgestart. HOOFDSTUK VII. - Eindbepaling De artikelen 22 en 23 behoeven geen commentaar.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.
De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
7 DECEMBER 200 6. - Koninklijk besluit betreffende de strategische veiligheids- en preventieplannen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, inzonderheid artikel 69, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994, 25 mei 1999 en 22 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 mei 2002 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de gemeenten moeten voldoen om een financiëletoelage van de Staat te genieten in het kader van een overeenkomst betreffende de criminaliteitspreventie;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 januari 2005 tot toekenning van financiële hulp aan bepaalde steden en gemeenten in het kader van een overeenkomst betreffende de preventie van druggerelateerde maatschappelijke overlast en de lokale coördinatie van initiatieven inzake drugverslaving;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 28 juni 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 7 juli 2006;
Gelet op het advies 41.173/2/V van de Raad van State van 11 september 2006 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat de Ministerraad van 30 en 31 maart 2004 de krachtlijnen van de strategische veiligheids- en preventieplannen heeft vastgelegd;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en het advies van Onze Ministers die hierover in de Raad beraadslaagd hebben, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van onderhavig besluit moet worden verstaan onder : 1° gemeente : stad of gemeente die een strategisch veiligheids- en preventieplan geniet of kan genieten.2° overeenkomst : strategisch veiligheids- en preventieplan afgesloten tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en een gemeente, waarin de doelstellingen bepaald worden die de gemeente moet behalen op het einde van de geldigheidsperiode van de overeenkomst.3° criminaliteitsgraad : de cijfers met betrekking tot autodiefstallen, andere diefstallen (met uitzondering van fietsdiefstallen), vandalisme, slagen en verwondingen buiten familieverband, afkomstig van de politionele criminaliteitsstatistieken voor de periode van het vierde jaar tot het voorlaatste jaar voorafgaand aan het jaar van de toekenning van de subsidie. 4° lokale veiligheidsdiagnostiek : analyse gerealiseerd in termen van veiligheid m.b.t. een situatie, een toestand - voor een welbepaalde periode en grondgebied - met als doel het beter in kaart brengen van de problemen en uitdagingen, het identificeren van de risicofactoren op het lokale niveau en het helpen bepalen van de acties die tot de verwachte resultaten kunnen leiden rekening houdend met de beschikbare middelen. 5° algemene doelstelling : doelstelling die de finaliteit van het project in zijn geheel beschouwt en die tot uiting komt in de globale impact die bereikt moet worden voor een welbepaalde situatie voor de gehele bevolking in kwestie.6° strategische doelstelling : doelstelling die zich vertaalt in de concretisering van een algemene doelstelling en, door een tussenfase te vormen, de realisatie hiervan in een nabije toekomstvisie vormt.7° operationele doelstelling : doelstelling, realisatie die definieert hoe een strategische doelstelling zal worden bereikt en die er op korte termijn zichtbare en meetbare resultaten van geeft. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor het sluiten van een overeenkomst
Art. 2.§ 1. Voor het sluiten van een overeenkomst moet de gemeente een lokale veiligheidsdiagnostiek gerealiseerd hebben en aan één van de volgende voorwaarden voldoen : 1° een bevolking hebben van meer dan 60 000 inwoners;2° behoren tot de gemeenten die de hoogste criminaliteitsgraad per inwoner kennen;3° behoren tot de gemeenten met het laagste gemiddeld inkomen per inwoner en die bovendien meer dan 10 000 inwoners tellen en een criminaliteitsgraad hebben die behoort tot het eerste nationaal kwartiel. De Minister van Binnenlandse Zaken rangschikt voor elk gewest alle gemeenten in functie van de voorwaarden vermeld onder 2° en 3°, en weerhoudt, rekening houdend met de beschikbare kredieten, de best geplaatsten. § 2. De verdeling van de beschikbare kredieten tussen de begunstigde gemeenten gebeurt op basis van hun bevolkingscijfer, hun criminaliteitsgraad, en het gemiddeld inkomen per inwoner.
Art. 3.De prioritaire aandachtspunten ontwikkeld in de overeenkomsten zijn : 1° de preventieprojecten betreffende misdrijven tegen goederen en personen;2° de technopreventie;3° de preventieprojecten inzake maatschappelijke overlast;4° de bestrijding van drugsverslaving. Een bijzondere aandacht wordt bovendien besteed aan de problematiek van de jeugdcriminaliteit en de bescherming van bepaalde kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals ouderen en de risicoberoepen zoals bepaalde categorieën vrije en zelfstandige beroepen.
De uitwerking van de overeenkomsten beoogt eveneens een maximale synergie met het zonaal veiligheidsplan te waarborgen.
Art. 4.Deze overeenkomsten bestaan uit algemene, strategische en operationele doelstellingen en zijn gericht op de te behalen resultaten op het einde van de geldigheidsperiode van de overeenkomst.
Art. 5.In geval van supralokale samenwerkingsverbanden, maakt het preventiewerk geïmplementeerd met één of meerdere gemeenten van eenzelfde politiezone, of van meerdere zones, het voorwerp uit van een samenwerkingsovereenkomst. HOOFDSTUK III. - Financiën Afdeling 1. - Financiële modaliteiten
inzake de toekenning van de financiële hulp
Art. 6.Binnen de limiet van de beschikbare kredieten, wordt een financiële hulp toegekend als tussenkomst in de kosten die voortkomen uit de uitvoering van de overeenkomst. Afdeling 2. - Financiële modaliteiten
inzake de aanwending van de toelage Onderafdeling 1. - Bestemming van de toelage
Art. 7.De toelage wordt toegekend volgens het principe van een jaarlijkse globale enveloppe.
Art. 8.De aanwending van de toelage is onderworpen aan het toewijzingsbeginsel van de kredieten, aan het beginsel van het in aanmerking komen van de uitgaven en aan het opportuniteitsbeginsel van de uitgaven.
Onder aanwending moet worden verstaan het feit dat de toegekende kredieten verdeeld worden in categorieën van uitgaven voor de gehele overeenkomst, te weten in personeelskosten, werkingskosten en investeringen.
Onder in aanmerking komende uitgaven wordt verstaan de vastgestelde uitgaven of voorziene uitgaven door middel van overeenkomst of afwijkend schriftelijk akkoord.
Onder opportuniteit wordt verstaan het verband dat kan worden gelegd tussen de uitgave en de realisatie van de in de overeenkomst vastgestelde doelstellingen.
Art. 9.De modaliteiten voor de verdeling van de kredieten binnen de globale enveloppe worden vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken, die de maximale en minimale quota bepaalt.
Art. 10.In geval van niet-naleving van de door de Koning vastgestelde toekennings-, aanwendings- en controlevoorwaarden van de financiële hulp, kan de Minister het gehele of gedeeltelijke bedrag van de uitgave weigeren of terugvorderen.
Onderafdeling 2. - Betalingsmodaliteiten
Art. 11.De betaling van de financiële toelage gebeurt in schijven.
De betaling van de schijven gebeurt door middel van driemaandelijkse stortingen en steunt op een jaarlijks trekkingsrecht van 100 %.
Art. 12.De terugvordering van de niet-verschuldigde bedragen, vastgesteld na grondige controle van de uitgaven, zal gebeuren op bevel van de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde.
Art. 13.Een verband moet kunnen worden gelegd tussen het waargenomen resultaat en de uitvoering van de overeenkomst. De Minister van Binnenlandse Zaken stelt de eventuele modaliteiten voor de gehele of gedeeltelijke terugvordering van de ontvangen toelage vast in geval de waargenomen resultaten uitblijven of niet toereikend zijn. Afdeling 3. - Controlemechanismes van de financiële toelage
Art. 14.De gemeenten rechtvaardigen hun uitgaven en dit voor elk jaar dat zij de financiële hulp kregen toegekend.
Art. 15.De FOD Binnenlandse Zaken voert een grondige controle uit van de onderdelen van het door de gemeenten voorgesteld financieel dossier.
De Minister stelt er de modaliteiten van vast en bepaalt de van toepassing zijnde controlemechanismes. HOOFDSTUK IV. - Evaluatie en opvolging
Art. 16.De Minister richt een Comité op belast met het uitbrengen van een advies betreffende de evaluatie van de verschillende in de overeenkomst ontwikkelde doelstellingen, en met het controleren van de uitvoering ervan.
Art. 17.De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de precieze inhoud en de voorstellingsmodaliteiten van deze evaluatie. HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepaling
Art. 18.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 27 mei 2002 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de gemeenten moeten voldoen om een financiële toelage van de Staat te genieten in het kader van een overeenkomst betreffende de criminaliteitspreventie.2° het koninklijk besluit van 17 januari 2005 tot toekenning van financiële hulp aan bepaalde steden en gemeenten in het kader van een overeenkomst betreffende de preventie van druggerelateerde maatschappelijke overlast en de lokale coördinatie van initiatieven inzake drugverslaving. HOODSTUK VI. - Overgangsbepalingen
Art. 19.Ongeacht de toekenningscriteria voor het sluiten van een overeenkomst zoals vermeld in artikel 2, komen voor het sluiten van een overeenkomst voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 de gemeenten in aanmerking die ook in 2006 een veiligheids- en preventiecontract of een drugplan hebben afgesloten met de Minister van Binnenlandse Zaken, en op voorwaarde dat zij een lokale veiligheidsdiagnostiek gerealiseerd hebben. Het gaat om de volgende gemeenten : Aalst, Andenne, Anderlecht, Anderlues, Aarlen, Aubange, Antwerpen, Aywaille, Bastenaken, Beauraing, Beringen, Blankenberge, Bergen, Boom, Borgworm, Boussu, Brugge, Brussel, Charleroi, Châtelet, Ciney, Colfontaine, Comblain-au-Pont, Kortrijk, Couvin, De Haan, De Panne, Diest, Dinant, Doornik, Dour, Drogenbos, Eeklo, Elsene, Etalle, Etterbeek, Evere, Farciennes, Flémalle, Fléron, Florennes-Walcourt, Fontaine-l'Evêque, Vorst, Frameries, Gent, Geel, Genk, Hasselt, Herentals, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Hoei, Jette, Knokke-Heist, Koekelberg, Koksijde, La Louvière, Lanaken, Luik, Lier, Lokeren, Leuven, Maasmechelen, Machelen, Mechelen, Marche-en-Famenne, Menen, Middelkerke, Mol, Sint-Jans-Molenbeek, Morlanwelz, Mortsel, Moeskroen, Namen, Nieuwpoort, Nijvel, Oostende, Ottignies Louvain-la-Neuve, Oudergem, Péruwelz, Quaregnon, Ronse, Rochefort, Roeselare, Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Niklaas, Sint-Truiden, Sambreville, Schaerbeek, Seraing, Spa, Theux, Tongeren, Tubeke, Turnhout, Ukkel, Verviers, Vilvoorde, Wezet, Wijnegem, Zaventem.
Art. 20.§ 1. Indien een gemeente vermeld onder artikel 19 afziet een nieuwe overeenkomst te sluiten met de Minister van Binnenlandse Zaken of geen lokale veiligheidsdiagnostiek heeft gerealiseerd, kan de Minister van Binnenlandse Zaken met een andere gemeente, die voldoet aan de toekenningscriteria vermeld in artikel 2 van dit besluit, een overeenkomst afsluiten voor de periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010. § 2. De Minister van Binnenlandse Zaken rangschikt voor elk gewest alle gemeenten in functie van de voorwaarden vermeld onder artikel 2, 2° en 3°, en weerhoudt, rekening houdend met de beschikbare kredieten, de best geplaatsten. § 3. De verdeling van de beschikbare kredieten tussen de nieuw begunstigde gemeenten voor de periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 gebeurt op basis van de criteria vermeld in artikel 2, § 2 van dit besluit.
Art. 21.De modaliteiten voor controle, rechtvaardiging en betaling van de toelage overeenkomstig de besluiten vermeld in artikel 18, 1° en 2° blijven van kracht, tot de afwikkeling van de betalingen of terugvordering van de bedragen van de steden en gemeenten in kwestie en dit voor het jaar 2006 en vorige. HOOFDSTUK VII. - Eindbepaling
Art. 22.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007.
Art. 23.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL