Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 15 januari 2007
gepubliceerd op 30 maart 2007

Ministerieel besluit betreffende de invoering van de strategische veiligheids- en preventieplannen 2007-2010

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2007000290
pub.
30/03/2007
prom.
15/01/2007
ELI
eli/besluit/2007/01/15/2007000290/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 JANUARI 2007. - Ministerieel besluit betreffende de invoering van de strategische veiligheids- en preventieplannen 2007-2010


De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, inzonderheid artikel 69, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994, 25 mei 1999 en 22 december 2003;

Gelet op het koninklijk besluit 7 december 2006 betreffende de strategische veiligheids- en preventieplannen, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van onderhavig besluit moet worden verstaan onder : 1° plan : strategisch veiligheids- en preventieplan;2° primaire preventie : geheel van preventieve maatregelen van algemene aard ten behoeve van de ganse bevolking;3° onveiligheidsgevoel : evaluatie door het individu van de persoonlijke risico's die hij loopt en de angst dat hijzelf, of één van zijn naasten, het slachtoffer zal worden van een gewelddaad; algemene bezorgdheid met betrekking tot de gevolgen van de criminaliteit op de samenleving; 4° geïntegreerde en integrale aanpak : benadering die beoogt een fenomeen, een problematiek in zijn totaliteit aan te snijden en dit via verschillende coherente en op elkaar afgestemde instrumenten en maatregelen zowel gericht op preventie, als op repressie en nazorg;5° SWOT-analyse : instrument dat de werkzaamheden en prestaties van een dienst, een fenomeen in kaart brengt om het vervolgens te verbeteren en dit aan de hand van vier dimensies : sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen;6° sociale overlast : faktoren van het stadsleven waarvan de openbare uiting leidt tot een onveiligheidsgevoel en zich vertaalt in milieubederf en een achteruitgang van het sociaal weefsel. HOOFDSTUK II. - Indieningsmodaliteiten

Art. 2.De plannen worden afgesloten van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 en de periode tot indiening is vastgelegd tot en met 31 maart 2007.

Art. 3.Op straffe van niet-ontvankelijkheid, dienen de gemeenten in naleving van de financiële richtlijnen van het koninklijk besluit van 30 maart 2007 tot bepaling van de toekennings-, aanwendings- en controlevoorwaarden van de financiële toelage van de steden en gemeenten die begunstigde zijn van een strategisch veiligheids- en preventieplan, onder elektronische vorm en volgens de typedocumenten die als bijlage gevoegd zijn bij dit besluit, de volgende documenten in : 1° de lokale veiligheidsdiagnostiek 2° de samenvattende fiche 3° het modelplan 4° de uitgavenraming 5° de beslissing van de gemeenteraad Art.4. In geval van supralokale samenwerkingsverbanden, maakt het preventiewerk dat door één of meerdere gemeenten van eenzelfde zone, of van meerdere zones wordt verricht, het voorwerp uit van een samenwerkingsovereenkomst met naleving van de volgende voorwaarden : 1° alleen de geselecteerde gemeente beschikt over de subsidie toegekend door de Minister van Binnenlandse Zaken;2° de samenwerkingsovereenkomst bepaalt duidelijk de financiële bijdrage van de betrokken gemeenten;3° de begunstigde gemeenten betalen aan de geselecteerde gemeente de meerkost verbonden aan de uitbreiding van het betreffende gedeelte van het plan;4° in geval dat de betrokken gemeenten weigeren om de geselecteerde gemeente te betalen, verbindt die laatste er zich expliciet toe om de meerkosten voor de uitvoering van het betreffende plan alleen te betalen.

Art. 5.De gemeenten bedoeld in art. 19 van het koninklijk besluit van 7 december 2006 betreffende de strategische veiligheids- en preventieplannen respecteren de specifieke indieningsprocedures zoals uitgewerkt door de Directie Lokale Integrale Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. HOOFDSTUK III. - Inhoud

Art. 6.§ 1. De gemeente dient zijn lokale veiligheidsdiagnostiek in, volgens een vaste structuur waarin volgende elementen worden opgenomen : de inleiding (voorstelling van de gemeente, partners, SWOT-analyse, leden van het redactiecomité); de analyse (methode van inzamelen gegevens, periode van de verzamelde gegevens, de gegevens); de conclusies (lijst vastgestelde fenomenen, gekozen prioriteiten, motivatie voor elke gekozen prioriteit) en de bijlagen. §2. De methode voor het inzamelen van de gegevens, de periode van de verzamelde gegevens, de gegevens zelf, de gekozen prioriteiten en hun motivatie dienen verplicht te worden opgenomen in de Lokale Veiligheidsdiagnostiek.

Art. 7.Op basis van haar Lokale Veilig-heidsdiagnostiek, stelt de gemeente een volledige lijst op van fenomenen die aanwezig zijn op hun territorium, kiest de prioriteiten die ze wenst te ontwikkelen in het kader van haar plan en motiveert haar keuze.

Art. 8.In het kader van hun algemene doelstellingen en behoudens beperkende bepalingen voorgeschreven door de artikels 9, 10 en 11 van dit besluit, moeten deze plannen één of meerdere van de volgende fenomenen en/of onveiligheidsgevoelens voorkomen, aan het licht brengen en verminderen met betrekking tot : 1° inbraak 2°diefstal van en in auto's 3° gauwdiefstal 4° diefstal door middel van list 5° fietsdiefstal 6° winkeldiefstal 7° afpersing 8° geweld in het openbaar vervoer 9° intrafamiliaal geweld 10° geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen 11° geweld in schoolmilieu 12° jeugdcriminaliteit 13° schoolverzuim 14° druggerelateerde maatschappelijke overlast 15° sociale overlast.

Art. 9.De algemene doelstelling zoals bedoeld in 11° van art. 8 wordt ontwikkeld vanuit de invalshoek van initiatie, mobilisatie en/of coördinatie.

Art. 10.De algemene doelstelling zoals bedoeld in 13° van art. 8 maakt het onderwerp uit van een financieel partnership met andere bevoegde instanties en wordt voor het merendeel ontwikkeld buiten onderwijsinstellingen.

Art. 11.De algemene doelstelling zoals bedoeld in 14° van art. 8 ligt voor het merendeel niet in de lijn van een filosofie van primaire preventie en ook niet binnen een medisch-therapeutische benaderings-wijze.

Art. 12.De strategische doelstellingen ontwikkeld door de gemeenten, passen in het kader van de volgende mogelijkheden : 1° verminderen van het risicogedrag.2° inwerken op de criminogene omstandigheden en omgeving.3° potentiële daders van overtredingen ontraden.4° de resocialisatie van druggebruikers bevorderen.5° de resocialisatie van probleemjongeren bevorderen.6° een geïntegreerde en integrale aanpak bevorderen.7° de sociale controle bevorderen.8° de negatieve gevolgen gelinkt aan slachtofferschap doen afnemen.

Art. 13.De operationele doelstellingen zijn specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch en tijdsgebonden.

Art. 14.Het voorgelegde plan moet leiden tot aantoonbare kwantitatieve en kwalitatieve resultaten en moet opgesplitst worden in indicatoren.

Art. 15.De indicatoren en de verwachte resultaten van het plan hebben hoofdzakelijk betrekking op de operationele doelstellingen. HOOFDSTUK IV. - Uitvoering

Art. 16.De Staat verbindt er zich toe om de lokale overheden te ondersteunen en te begeleiden in de uitvoering van hun plan, met name door het organiseren van studie- en informatiedagen en door een adequate opvolging van geformuleerde verzoeken en vragen.

Art. 17.De gemeente verbindt zich ertoe de nodige organisatorische maatregelen te nemen om een permanente opvolging en ondersteuning van de in het plan opgenomen initiatieven te verzekeren en alles in het werk te stellen om de geplande doelstellingen en de resultaten te bereiken.

Art. 18.§1. De coördinatie, de supervisie en de opvolging van het plan worden verzekerd door een preventieambtenaar, een interne evaluator en een administratief en financieel coördinator. §2. Wat betreft het specifieke lokale karakter, kunnen deze functies uitgeoefend worden door dezelfde persoon.

Art. 19.De preventieambtenaar zal instaan voor de coördinatie, de ondersteuning en de begeleiding van de verschillende preventiemaatregelen die door de gemeente worden genomen, inclusief deze voorzien in het plan.

Art. 20.De administratief en financieel coördinator is verantwoordelijk voor het vlot verloop van de administratieve en logistieke taken binnen het plan. Hij zorgt er met name voor dat de beschikbare middelen correct ingeschreven worden binnen de stadsbegroting zodat deze overeenkomen met de uitvoering van het plan en volgt de administratieve procedures op voor de aanwerving van het personeel, evenals de procedures met betrekking tot openbare aanbestedingen in het kader van de aanschaf van goederen.

Hij organiseert en houdt de boekhouding bij van het plan en stelt het dossier met verantwoordingsstukken samen teneinde de subsidie te rechtvaardigen.

Art. 21.De interne evaluator is verantwoordelijk voor de permanente evaluatie, zowel ten opzichte van de gemeente als ten opzichte van de subsidiërende overheden, die zich vertaalt in de aanwending en uitwerking van het plan.

Hij staat in voor het verzamelen van relevante gegevens en biedt een methodologische steun aan de operationalisering van het plan.

Art. 22.De aanduiding van de verantwoordelijkheden die voor de uitvoering van sommige aspecten van het plan worden bepaald, stellen de Gemeenteraad, het College van Burgemeester en Schepenen en de Burgemeester geenszins vrij van hun wettelijke bevoegdheden. Zij behouden de uitsluitende bevoegdheid wat betreft de uitvoering van het plan.

Art. 23.De gemeente richt een beperkt stuurcomité op teneinde een goede informatiestroom te bevorderen en de bestaande overlegvormen tussen de preventieambtenaar en de Korpschef van de Lokale Politie te versterken en te formaliseren.

Dit comité bestaat minstens uit de Burgemeester en/of zijn vertegenwoordiger, de Korpschef en/of zijn vertegenwoordiger, de preventieambtenaar. Het stuurcomité kan eveneens experten verzoeken hun vergaderingen bij te wonen.

Art. 24.Met het oog op het neerzetten en het opzetten van het geïntegreerd aspect van een veiligheids- en preventiebeleid, roept de preventieambtenaar de te consulteren lokale actoren samen teneinde deze actief te betrekken bij het opzetten van een lokale veiligheidsdiagnostiek, bij het formuleren van voorstellen met betrekking tot de prioriteiten onder de bestaande fenomenen in de gemeente, om toe te lichten op welke manier ze worden aangepakt en om een actieprogramma vast te leggen met de beoogde doelstellingen, de betrokken operatoren, de instrumenten en de nodige actiemiddelen.

HOOFSTUK V. - Eindbepalingen

Art. 25.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.

Gegeven te Brussel, 15 januari 2007.

De Minister van Binnenlandse Zaken P. DEWAEL

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Dit strategisch veiligheids- en preventieplan werd in 2 exemplaren ondertekend te ............ op .........

Elk der contracten verklaart een ondertekend exemplaar ontvangen te hebben.

Voor de federale Staat : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Voor de stad/gemeente.............

De Heer/Mevrouw .................. ....., Burgemeester en De Heer/Mevrouw ............ ..........., Gemeente/Stadssecretaris Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 15 januari 2007.

De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 15 januari 2007.

De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 15 januari 2007.

De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^