gepubliceerd op 15 februari 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde
6 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 53, vervangen bij de wet van 28 december 1992, op artikel 53octies, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 5 september 2001, op artikel 54, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 1992, op artikel 54bis, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en op artikel 60, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 december 1994;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 1, § 2, tweede lid, 9°, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1996 en 20 juli 2001, op artikel 14, § 2, 3°, op artikel 15, § 1, op artikel 15, § 4, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 november 1998 en 20 juli 2001, op artikel 20bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 december 1999, op artikel 22, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1994 en 16 december 1998, op artikel 25 vervangen bij het koninklijk besluit van 25 februari 1996, op artikel 28 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 1994 en op artikel 29;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 oktober 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 5 november 2001;
Gelet op advies 32.537/2 van de Raad van State, gegeven op 23 januari 2002, Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1, § 2, tweede lid, 9°, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1996, worden de woorden « 62,00 EUR » vervangen door de woorden « 125,00 EUR ».
Art. 2.Artikel 14, § 2, 3°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 3° een dagboek per bedrijfszetel waarin zij de ontvangsten inschrijven met betrekking tot de handelingen waarvoor zij gebruik maken van de ontheffing van de factureringsplicht waarin artikel 1, § 2, voorziet.
Het dagboek van ontvangsten met betrekking tot de in de bedrijfszetel verrichte handelingen alsook de verantwoordingsstukken bedoeld in artikel 15, § 2, die erop betrekking hebben met inbegrip van, in voorkomend geval, de in artikel 22 bedoelde dubbels van de rekeningen of van de ontvangstbewijzen, dienen zich op die bedrijfszetel te bevinden tot het verstrijken van de derde maand volgend op die waarin het genoemd dagboek werd afgesloten.
De belastingplichtigen die over meerdere bedrijfszetels beschikken moeten bovendien een centralisatieboek bijhouden waarin zij op het einde van elke aangifteperiode, per tarief, het totaalbedrag van de ontvangsten inschrijven van dat tijdvak, ingeschreven in de verschillende dagboeken van ontvangsten. »
Art. 3.In artikel 15, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De boeken bedoeld in artikel 14 mogen worden bijgehouden op losse bladen, met uitzondering van het dagboek van ontvangsten en het centralisatieboek bedoeld in § 2, 3°, van dit artikel.De losse bladen moeten genummerd worden uiterlijk op het tijdstip waarop deze bladen in gebruik worden genomen. »; 2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « De bladen van het dagboek van ontvangsten en van het centralisatieboek bedoeld in artikel 14, § 2, 3°, moeten genummerd worden uiterlijk op het tijdstip waarop die boeken in gebruik worden genomen.»; 3° § 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « Het dagboek van ontvangsten dient de handelingen op te nemen verricht tijdens een periode van twaalf maanden.»
Art. 4.In artikel 15, § 4, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 november 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Per bedrijfszetel wordt het totale bedrag van de dagontvangsten van dag tot dag ingeschreven in het dagboek van ontvangsten.»; 2° in het laatste lid worden de woorden « naargelang het geval in het enige dagboek van ontvangsten of in het centralisatieboek » ingevoegd tussen de woorden « worden opgemaakt, » en het woord « ingeschreven » Art.5. Artikel 20bis, § 2, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 december 1999, wordt vervangen als volgt : « 2° de leveringen van beleggingsgoud bedoeld in artikel 44bis, § 1, eerste lid, van het Wetboek, verricht door een belastingplichtige die overeenkomstig het tweede of het derde lid van dezelfde paragraaf, heeft geopteerd voor de belastingheffing van die leveringen. »
Art. 6.Artikel 22, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 december 1998, wordt aangevuld met het volgende lid : « De belastingplichtige is er evenwel niet toe gehouden de rekening of het ontvangstbewijs op te maken voor zover hij op het tijdstip waarop de dienst is beëindigd aan de klant een factuur uitreikt waarop de vermeldingen, genoemd in artikel 5, § 1, zijn aangebracht. »
Art. 7.In artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 25 februari 1996, wordt een § 3 ingevoegd, luidende : « § 3. De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op de handelingen die in het register bedoeld in artikel 28, § 1 moeten worden ingeschreven. »
Art. 8.Artikel 28 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 1994, wordt vervangen als volgt : «
Art. 28.§ 1. Per bedrijfszetel dient elke belastingplichtige die, in het kader van zijn economische activiteit regelmatig één of meerdere van de volgende handelingen verricht, een register bij te houden van de motorvoertuigen die in zijn inrichting aanwezig zijn : 1° elke levering en/of dienstverrichting betreffende een motorvoertuig, met uitzondering van het wassen van goederen bedoeld in artikel 22, § 1, 3°;2° elke levering van tweedehandse motorvoertuigen;3° elke tussenkomst als tussenpersoon in de levering van tweedehandse motorvoertuigen. De in het eerste lid bedoelde bepaling is evenwel niet van toepassing op de belastingplichtigen die uitsluitend handelingen van montage, assemblage of contructie van motorvoertuigen verrichten. § 2. De betrokken belastingplichtige dient het register bedoeld in § 1 aan te vullen door het inschrijven van : 1° zodra een voertuig binnenkomt in zijn inrichting teneinde er het voorwerp uit te maken van een handeling bedoeld in § 1, een volgnummer, de datum van binnenkomst van het voertuig in zijn inrichting, de nummerplaat of, bij gebrek daaraan, het chassisnummer van het voertuig en, in voorkomend geval, het identificatienummer van de opdrachtgever toegekend door een andere lidstaat en de door of vanwege de Minister van Financiën te bepalen code die de aard van de handeling identificeert;2° wanneer het voertuig zijn inrichting verlaat, de uitgaande datum;3° ten laatste op het einde van de maand volgend op die waarin het voertuig zijn inrichting heeft verlaten, een verwijzing naar de factuur of, bij gebrek daaraan, naar een ander verantwoordingsstuk bedoeld in artikel 15, § 2, of de reden waarom geen enkel stuk werd opgemaakt. § 3. Voor de toepassing van onderhavig artikel dient te worden verstaan onder : 1° motorvoertuigen, de landvoertuigen uitgerust met een motor onderworpen aan de reglementering betreffende de inschrijving;2° tweedehandse motorvoertuigen, de hiervoor bedoelde voertuigen, met inbegrip van de voertuigen bedoeld in artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek welke als zodanig of na herstelling geschikt zijn om opnieuw te worden gebruikt. § 4. De registers bijgehouden voor de toepassing van dit artikel, andere dan die welke sinds meer dan drie maanden zijn afgesloten, moeten zich op de bedrijfszetel bevinden.
Op uitdrukkelijk verzoek van de ambtenaren van de administraties die bevoegd zijn voor de belasting over de toegevoegde waarde, de inkomstenbelasting en de douane en accijnzen, dient de belastingplichtige de in het vorig lid bedoelde registers op de bedrijfszetel ter inzage voor te leggen. »
Art. 9.In artikel 29, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden in de Nederlandse tekst de woorden « om geviseerd en geparafeerd te worden « ingevoegd tussen de woorden « voorgelegd worden » en de woorden « op het controlekantoor ».
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2002.
Art. 11.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS