Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 oktober 1999
gepubliceerd op 09 november 1999

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 51, § 4, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, houdende bepaling wat onder beduidende overschrijding of risico op beduidende overschrijding van de partiële begrotingsdoelstelling moet worden verstaan

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999022980
pub.
09/11/1999
prom.
05/10/1999
ELI
eli/besluit/1999/10/05/1999022980/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 OKTOBER 1999. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 51, § 4, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, houdende bepaling wat onder beduidende overschrijding of risico op beduidende overschrijding van de partiële begrotingsdoelstelling moet worden verstaan


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 51, § 4;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 1991 tot uitvoering van artikel 34bis, § 3, zevende lid, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering en het wijzigende besluit van 15 mei 1995;

Gelet op het advies, uitgebracht door de Algemene Raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging op 19 april 1999;

Gelet op het advies uitgebracht door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging op 19 en 26 april 1999;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 30 april 1999 over de adviesaanvraag binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 augustus 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan : a) onder « geboekte uitgaven voor verstrekkingen » : de uitgaven zoals door de verzekeringsinstellingen vermeld op de staten betreffende de geneeskundige verzorging, bedoeld in artikel 337 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;b) onder « partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling » : een partiële begrotingsdoelstelling zoals bedoeld in artikel 40, § 3 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zoals jaarlijks vastgelegd door het in dat artikel vermeld Verzekeringscomité;c) onder « trimester » : een kalendertrimester in het burgerlijk jaar;d) onder « partiële begrotingsdoelstelling voor gecumuleerd trimester t » : het resultaat van de vermenigvuldiging van de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling met het percentage Z van gecumuleerd trimester t zoals bedoeld in artikel 2;e) onder « gecumuleerd trimester » : de gecumuleerde periode vanaf het begin van het jaar tot en met het trimester zelf;f) onder « mobiel jaar j in trimester t » : de gecumuleerde periode van 4 opeenvolgende trimesters die eindigt in trimester t van jaar j;g) onder « complementair gecumuleerde trimesters t van jaar j-1 » : de periode van trimesters die onmiddellijk voorafgaan aan de trimesters van het gecumuleerd trimester t van jaar j, zodanig dat een geheel wordt gevormd van 4 opeenvolgende trimesters;h) onder « partiële begrotingsdoelstelling van de complementaire gecumuleerde trimesters t van jaar j-1 » : het verschil tussen de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling van het jaar j-1 en de partiële begrotingsdoelstelling voor het gecumuleerd trimester t van jaar j-1;i) onder « Commissie voor begrotingscontrole » : de commissie bedoeld in artikel 17 van hogervermelde wet;j) onder « partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling in trimester t van het mobiel jaar j » : de som van de partiële begrotingsdoelstelling van het gecumuleerd trimester t van jaar j en de partiële begrotingsdoelstelling van de complementaire gecumuleerde trimesters t van jaar j-1.

Art. 2.§ 1. Het percentage Z van het gecumuleerd trimester t is het rekenkundige gemiddelde van het aandeel van de geboekte uitgaven voor verstrekkingen van het gecumuleerd trimester t in de geboekte uitgaven voor verstrekkingen voor het ganse boekjaar, berekend over de laatste drie volledig gekende boekjaren, voor een bepaalde partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling.

De Commissie voor begrotingscontrole kan beslissen één of meerdere van deze boekjaren, omwille van redenen van onvergelijkbaarheid, te laten wegvallen, aanpassen of vervangen door één of meerdere andere boekjaren.

Ingeval het gaat om een nieuwe partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling waarvoor geen gegevens beschikbaar zijn voor de voorbije boekjaren, worden de volgende percentages aangewend : - voor het eerste trimester : 24 % - voor het tweede gecumuleerd trimester : 49 % - voor het derde gecumuleerd trimester : 73 % § 2. Met betrekking tot de toepassing van dit besluit zullen de percentages voor het eerste begrotingsjaar waarvoor het wordt toegepast, eveneens als percentages dienen voor de vorige jaren, in de mate dat ze moeten dienen voor het opstellen van de nodige mobiele jaargegevens. § 3. Met betrekking tot de toepassing van dit besluit voor de daaropvolgende begrotingsjaren zullen de percentages niet worden gewijzigd voor de jaren die reeds werden aangewend in een vorige toepassing van dit besluit.

Art. 3.§ 1. Voor elke partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling vertonen de geboekte uitgaven voor de desbetreffende verstrekkingen een risico op beduidende overschrijding in een gecumuleerd trimester t : a) indien de geboekte uitgaven in het gecumuleerd trimester t hoger liggen dan de desbetreffende partiële begrotingsdoelstelling voor het gecumuleerd trimester t, verhoogd met : 1) 4 % voor het eerste trimester, 2) 3 % voor het tweede trimester, 3) 2 % voor het derde trimester, en b) indien in dit trimester t (A : B) - 0,98 < 0 waarbij A en B de volgende betekenis hebben : - A = de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling in trimester t van het mobiel jaar j; - B = de geboekte uitgaven in het trimester t van het mobiel jaar j. § 2. De in § 1, b) vermelde voorwaarde vervalt ingeval in het betrokken mobiel jaar belangrijke wijzigingen werden aangebracht die het homogeen karakter van de uitgaven in de betrokken trimesters hebben aangetast. Het Verzekeringscomité beslist, na advies van de Commissie voor begrotingscontrole, over het al dan niet ontbreken van deze homogeniteit.

Voorts moeten, als voor het jaar j-1 een partiële begrotingsdoelstelling verscheidene groepen van verstrekkingen omvatte die voor het jaar j zijn uitgesplitst in verscheidene partiële begrotingsdoelstellingen, eveneens die verschillende partiële begrotingsdoelstellingen voor het jaar j-1 worden vastgesteld. Dat geschiedt door de partiële begrotingsdoelstelling van al die groepen van verstrekkingen samen uit te splitsen in verhouding tot de uitgaven van het jaar j-1.

Art. 4.Voor elke partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling vertonen de geboekte uitgaven voor de desbetreffende verstrekkingen een risico op beduidende overschrijding in een trimester t van jaar j indien (A : B) - 0,96 < 0 waarbij A en B dezelfde betekenis hebben als in artikel 3.

Art. 5.Voor elke partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling vertonen de geboekte uitgaven voor de desbetreffende verstrekkingen een beduidende overschrijding indien de geboekte uitgaven voor verstrekkingen meer dan 1 % hoger liggen dan de overeenstemmende partiële begrotingsdoelstelling.

Art. 6.Onafgezien het in de artikelen 3 en 4 bepaald risico op beduidende overschrijding, vertoont een partiële begrotingsdoelstelling een risico op beduidende overschrijding voor het jaar indien, bij het opmaken van de budgettaire voorafbeelding voor het komend jaar zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het koninklijk besluit van 5 augustus 1986 houdende algemeen reglement op de begroting en de boekhouding van de instellingen van openbaar nut behorend tot categorie D, beoogt bij de wet van 16 maart 1954, de nieuwe vooruitzichten voor het lopend jaar hoger liggen dan de partiële begrotingsdoelstelling voor het jaar, verhoogd met 3,5 %.

Art. 7.Na advies van de Commissie voor begrotingscontrole en van de betrokken Overeenkomsten -of akkoordencommissies(s), kan het Verzekeringscomité beslissen tot groepering of tot verdere uitsplitsing van de partiële begrotingsdoelstellingen.

Art. 8.Artikel 3 is niet toepasselijk op het vierde trimester van een boekjaar, artikel 4 is niet toepasselijk op het derde en het vierde trimester van een boekjaar.

Art. 9.De bepalingen van onderhavig besluit zijn voor het eerst van toepassing vanaf het tweede semester van het boekjaar 1999. Ze vervangen vanaf dat ogenblik de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 1991 tot uitvoering van artikel 51, § 3, zevende lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, houdende bepaling wat onder beduidende overschrijding of risico op beduidende overschrijding van de partiële begrotingsdoelstelling moet worden verstaan, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 mei 1995.

Art. 10.Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 oktober 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^