gepubliceerd op 15 juli 2022
Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 betreffende de roerende voorheffing
5 JULI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 betreffende de roerende voorheffing
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De
wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
21/01/2022
pub.
28/01/2022
numac
2022040046
bron
federale overheidsdienst financien
Wet houdende diverse fiscale bepalingen
sluiten houdende diverse fiscale bepalingen brengt wijzigingen aan in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) om te voorzien in een fiscaal kader voor Europese langetermijnbeleggingsinstellingen.Het aan u voorgelegde besluit heeft tot doel het koninklijk besluit tot uitvoering van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92) aan te passen om de in het WIB 92 genomen maatregelen aan te vullen.
Het fiscale regime voor de ELTIF is erop gericht: - het beleggingsinstrument vennootschapsbelastingneutraal te maken; - economische dubbele belasting voor vennootschappen- investeerders te voorkomen; en - af te zien van roerende voorheffing voor investeerders niet-inwoners.
De samenhang van het fiscale regime voor de ELTIF vereist daarom ook de toepassing op de ELTIF van de vrijstellingen van roerende voorheffing die reeds gelden voor gereglementeerde beleggingsvennootschappen.
In navolging van het advies van de Raad van State nr. 71.540/3, wordt benadrukt dat de bepalingen van de ELTIF fiscale neutraliteit willen garanderen voor beleggingen in de ELTIF, hetgeen ook van toepassing is voor andere gereglementeerde beleggingsvennootschappen.
Bijgevolg mag het huidige besluit niet als selectief worden beschouwd aangezien ze beoogt voor de ELTIF in een gelijkaardig regime als dat van toepassing op andere gereglementeerde beleggingsvennootschappen te voorzien.
Deze regimes beogen juist economische dubbele belasting te beperken of uit te schakelen, in overeenstemming met de algemene beginselen die inherent zijn aan het fiscaal recht, en maken aldus geen staatssteun uit.
Artikel 1 Met het oog op de naleving van het Europees recht voorzien deze bepalingen in de vrijstelling van de roerende voorheffing op de dividenden die door een Belgische vennootschap (deelneming van ten minste 10%) worden uitgekeerd aan een ELTIF, met rechtspersoonlijk, die in het buitenland is erkend, in dezelfde mate als de vrijstelling van de roerende voorheffing reeds geldt voor het ELTIF dat door de FSMA is toegelaten.
Ook zal de bestaande verzaking van de inning van roerende voorheffing op dividenden (andere dan dividenden uit Belgische onroerende inkomsten of dividenden van Belgische oorsprong) uitgekeerd door gereglementeerde beleggingsvennootschappen aan investeerders niet-inwoners, zoals bedoeld in artikel 106, § 7, van het KB/WIB92, van toepassing zijn op dividenden uitgekeerd door ELTIF. Deze bestaande verzaking, die algemeen van aard is, heeft een tweeledig doel: enerzijds beoogt zij de vrijstelling van roerende voorheffing van alle buitenlandse inkomsten die de ELTIF zou kunnen ontvangen en die door deze laatste zouden worden herverdeeld onder niet-inwoners, anderzijds beoogt zij in beginsel de vrijstelling van roerende voorheffing van alle Belgische roerende inkomsten die van een verzaking van de Belgische roerende voorheffing zouden hebben kunnen genieten indien zij rechtstreeks door investeerders niet-inwoners zouden zijn ontvangen.
Art. 2 Het is de bedoeling de verzaking van de inning van roerende voorheffing op alle roerende inkomsten, andere dan dividenden van Belgische oorsprong, die reeds van toepassing is op bepaalde andere gereglementeerde beleggingsvennootschappen, uit te breiden tot aan ELTIF toegewezen inkomsten (artikel 116 van het KB/WIB92). Door deze maatregel worden prefinancieringskosten (in de vorm van een verrekenbare roerende voorheffing) op de vrijgestelde inkomsten voor ELTIF vermeden.
Art. 3 Artikel 3 vult artikel 117, KB/WIB 92, aan teneinde de formaliteiten waaraan de hiervoor vermelde verzakingen zijn onderworpen te verduidelijken.
Art. 4 en 5 Het doel van deze bepalingen is de regeling voor de teruggaaf van roerende voorheffing die voor andere gereglementeerde beleggingsvennootschappen geldt, uit te breiden tot ELTIF. Art. 6 In navolging van het advies van de Raad van State nr. 71.540/3, wordt verduidelijkt dat de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn op de vanaf 7 februari 2022 toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten.
Deze inwerkingtreding stemt overeen met deze van de bepalingen inzake de ELTIF in de wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022040046 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten houdende diverse fiscale bepalingen.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM
ADVIES 71.540/3 VAN 17 JUNI 2022 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KB/WIB 92 BETREFFENDE DE ROERENDE VOORHEFFING' Op 18 mei 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het KB/WIB 92 betreffende de roerende voorheffing'.
Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 7 juni 2022 . De kamer was samengesteld uit Wilfried Van Vaerenbergh, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Koen Muylle, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Annemie Goossens, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Lise Vandenhende, adjunct-auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wilfried Van Vaerenbergh, kamervoorzitter.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 17 juni 2022 . 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe het koninklijk besluit van 27 augustus 1993Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 27/07/2015 numac 2015000371 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel I sluiten `tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992' (hierna: KB/WIB 92) te wijzigen, teneinde de fiscale regeling voor Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (hierna: ELTIF's) in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92) verder aan te vullen. Artikel 1 van het ontwerp voorziet daartoe, enerzijds, in een vrijstelling van roerende voorheffing op de dividenden die door een Belgische vennootschap worden uitgekeerd aan ELTIF's met rechtspersoonlijkheid die in het buitenland zijn erkend, in dezelfde mate als de vrijstelling van roerende voorheffing die geldt voor ELTIF's die door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) zijn toegelaten,(1) en, anderzijds, in de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing op dividenden uitgekeerd door ELTIF's. Artikel 2 beoogt de verzaking aan de inning van roerende voorheffing op alle roerende inkomsten, andere dan dividenden van Belgische oorsprong, uit te breiden tot aan ELTIF's toegewezen inkomsten. Artikel 3 wijzigt artikel 117 van het KB/WIB 92 teneinde de formaliteiten waaraan de verzakingen zijn onderworpen te verduidelijken. De artikelen 4 en 5 beogen de regeling voor de teruggaaf van roerende voorheffing die voor andere gereglementeerde beleggingsvennootschappen geldt, uit te breiden tot ELTIF's. Artikel 6, ten slotte, bepaalt dat het te nemen besluit van toepassing is op de vanaf 7 februari 2022 betaalde of toegekende inkomsten. 3. Voor het ontwerp wordt rechtsgrond geboden door artikel 266, eerste lid, van het WIB 92, op grond waarvan de Koning, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die hij bepaalt, geheel of ten dele kan afzien van de inning van de roerende voorheffing op inkomsten van roerende goederen en kapitalen en van diverse inkomsten door collectieve beleggingsinstellingen naar buitenlands recht die een onverdeeld vermogen zijn dat wordt beheerd door een beheersvennootschap voor rekening van deelnemers. Vormvereisten 4.1. Gevraagd of het ontwerp is aangemeld bij de Europese Commissie op grond van de Europese staatssteunregeling, antwoordde de gemachtigde het volgende: "We zijn van mening dat er in dit geval geen sprake is van selectiviteit. Het voorliggende ontwerp van Koninklijk Besluit beoogt de toepassing op de ELTIF van de vrijstellingen van roerende voorheffing die reeds gelden voor gereglementeerde beleggingsvennootschappen. Het referentiekader is aldus niet de gewone vennootschapsbelasting, maar de fiscale behandeling die andere beleggingsvennootschappen in België genieten. We verwijzen in dit verband ook graag naar de memorie van toelichting van de wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022040046 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen waarbij het ELTIF-regime werd ingevoerd (Kamer van Volksvertegenwoordigers, DOC 2351/003, p. 51-53)." 4.2. Het feit dat ook nu reeds voor andere beleggingsvennootschappen is voorzien in een vrijstelling van de roerende voorheffing, betekent nog niet dat de ontworpen maatregel een algemene strekking heeft.
In dat verband kan worden herinnerd aan hetgeen de Raad van State, afdeling Wetgeving, met betrekking tot maatregelen ten gunste van ELTIF's, heeft opgemerkt in het voornoemde advies 70.465/3: "Aangezien de maatregel selectief is, de steun verleend wordt aan ondernemingen die een economische activiteit verrichten (met name een financiële dienst), de steun door staatsmiddelen wordt bekostigd en deze staatsmiddelen een economisch voordeel verschaffen dat niet via normale commerciële weg zou zijn verkregen (zie bijvoorbeeld de amendementen nrs. 20, 25 en 29) lijkt de maatregel overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te moeten worden aangemeld bij de Europese Commissie." (2) 4.3. Het valt aldus niet uit te sluiten dat de ontworpen regeling kan worden beschouwd als een regeling betreffende staatssteun in de zin van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) die bij de Europese Commissie dient te worden aangemeld. Mede gelet op de draconische sanctie die dreigt bij een onterechte niet-aanmelding, verdient het aanbeveling om de maatregel vooraf aan te melden met toepassing van artikel 108, lid 3, van het VWEU. Niet-aangemelde staatssteun is immers per se onwettig (zelfs indien ze verenigbaar verklaard zou kunnen worden indien ze correct werd aangemeld),(3) en die onwettigheid moet door elke rechter, desnoods ambtshalve, worden opgeworpen,(4) zonder dat de begunstigden van de steun zich op gewekt vertrouwen kunnen beroepen om de terugbetaling van de steun (met interest) te verhinderen.(5) De nationale rechter - in België ook het Grondwettelijk Hof - is bevoegd om vast te stellen of een maatregel als nieuwe staatssteun moet worden aangemerkt en of, indien dat het geval is, die maatregel bij de Commissie moest worden aangemeld alvorens tot uitvoering te worden gebracht.(6) Onderzoek van de tekst Artikel 6 5.1. Het ontworpen besluit bevat geen inwerkingtredingsbepaling, zodat het te nemen besluit in werking treedt op de tiende dag volgend op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Het besluit heeft aldus formeel geen terugwerkende kracht.
Artikel 6 van het ontwerp bepaalt echter dat het besluit van toepassing is op de vanaf 7 februari 2022 betaalde of toegekende inkomsten Een fiscaalrechtelijke regel wordt als retroactief beschouwd wanneer hij van toepassing is op feiten, handelingen en toestanden die definitief waren voltrokken op het ogenblik dat hij wordt bekendgemaakt. (7) Inzake inkomstenbelastingen ontstaat de belastingschuld definitief op de datum van afsluiting van de periode waarin de inkomsten verworven zijn die de belastingbasis uitmaken. (8) De roerende voorheffing is definitief verschuldigd op de datum van de toekenning of betaalbaarstelling van de uitkeringen waarop de heffing is verschuldigd. De ontworpen regeling heeft dus wel degelijk uitwerking met terugwerkende kracht. (9) 5.2. In dat verband moet worden opgemerkt dat het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar kan worden geacht.
Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten is enkel toelaatbaar ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling waarbij, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen worden toegekend of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de continuïteit of de goede werking van het bestuur en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast. Enkel indien de retroactiviteit van de ontworpen regeling in één van de opgesomde gevallen valt in te passen, kan deze worden gebillijkt.
Gelet op het feit dat het ontworpen besluit enkel een voordeel toekent aan ELTIF's, kan met de terugwerkende kracht worden ingestemd. 5.3. Op de vraag welke de gevolgen zijn van de terugwerkende kracht voor de vanaf 7 februari 2022 uitgekeerde dividenden waarop de vrijstelling van roerende voorheffing niet is toegepast, antwoordde de gemachtigde dat "een terugvordering van de ingehouden roerende voorheffing kan gedaan worden volgens de daartoe geldende procedure". 5.4. Overeenkomstig artikel 6 van het ontwerp is het te nemen besluit van toepassing op de vanaf 7 februari 2022 "betaalde of toegekende" inkomsten. Gevraagd of die bepaling ook inkomsten betreft die "betaalbaar" zijn gesteld, antwoordde de gemachtigde het volgende: "Inderdaad, bedoeld wordt het moment zodra de rechthebbende werkelijk over zijn inkomsten kan beschikken of ze kan innen. De datum waarop de rechthebbende de inkomsten werkelijk ontvangt is hierbij niet van belang." In artikel 6 van het ontwerp dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat het ook betrekking heeft op betaalbaar gestelde inkomsten.
De griffier, De voorzitter, A. GOOSSENS W. VAN VAERENBERGH _______ Nota's (1) Zie artikel 264/2 van het WIB 92, ingevoegd bij artikel 70 van de wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022040046 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten `houdende diverse fiscale bepalingen', en adv.RvS 70.465/3 van 14 december 2021 over amendementen op het ontwerp dat heeft geleid tot de wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022040046 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten, opmerking 9 (Parl.St.
Kamer 2021-22, nr. 55-2351/003). (2) Adv.RvS 70.465/3, l.c., opmerking 3. (3) HvJ 8 december 2011, C-275/10, Residex Capital IV, punt 28, met verwijzing naar arresten van 21 november 1991, Fédération nationale du commerce extérieur des produits alimentaires en Syndicat national des négociants et transformateurs de saumon, C-354/90, punt 17, en 27 oktober 2005, Distribution Casino France e.a., C-266/04-C-270/04, C-276/04 en C-321/04-C-325/04, punt 30; HvJ 5 maart 2015, C-667/13, Estado Português, punten 59 en 60. (4) HvJ 18 juli 2007, C-119/05, Lucchini, punt 61;HvJ 26 oktober 2016, C-590/14 P, Dimosia Epicheirisi Ilektrismou AE, punten 98-101. (5) HvJ 20 maart 1997, C-24/95, Alcan;HvJ 29 april 2004, C-278/00, Helleense Republiek, punt 108. Zie ook: N. De Vos, "De rol van het Europese en het Belgische vertrouwensbeginsel bij de terugvordering van Europese subsidies en staatssteun", RW 2012-13, p. 130-131, nrs. 26 en 30; K. Lenaerts en P. Van Nuffel, European Union Law, Sweet & Maxwell, 2011, p. 377, nr. 11-026. (6) GwH 6 april 2011, nr.50/2011, B.12.3.1 tot B.12.3.4; GwH 17 juli 2014, nr. 106/2014, B.27.2; GwH 5 februari 2015, nr. 15/2015, B.6.3 en B.6.4; GwH 17 september 2015, nr. 114/2015, B.30.2. (7) GwH 7 mei 2015, nr.54/2015, B.11.1. (8) GwH 16 november 2000, nr.115/2000, B.7.1. (9) GwH 23 juni 2004, nr.109/2004, B.12.
5 JULI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 betreffende de roerende voorheffing FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992: - artikel 266, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 januari 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/01/2019 pub. 23/01/2019 numac 2019010203 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot omzetting van de richtlijn 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV) en tot wijziging van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (1) type wet prom. 11/01/2019 pub. 22/01/2019 numac 2019010396 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende maatregelen van bestrijding van de belastingfraude en -ontwijking inzake roerende voorheffing sluiten;
Gelet op de wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022040046 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten houdende diverse fiscale bepalingen;
Gelet op het KB/WIB 92;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 11 mei 2022;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van Begroting gegeven op 16 mei 2022;
Gelet op het advies nr. 71.540/3 van de Raad van State gegeven op 17 juni 2022 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 106 van het KB/WIB 92, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 augustus 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/08/2019 pub. 13/09/2019 numac 2019014460 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot aanpassing van sommige federale fiscale bepalingen aan het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en aan het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen type koninklijk besluit prom. 29/08/2019 pub. 05/09/2019 numac 2019013932 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, wat betreft belastingplichtigen die hun economische activiteit aanvangen type koninklijk besluit prom. 29/08/2019 pub. 03/09/2019 numac 2019014180 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 oktober 2013 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik type koninklijk besluit prom. 29/08/2019 pub. 16/09/2019 numac 2019014499 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de bijlage IIIbis van het KB/WIB 92 inzake de vrijstelling van doorstorten van bedrijfsvoorheffing als bedoeld in artikel 2751 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type koninklijk besluit prom. 29/08/2019 pub. 24/09/2019 numac 2019014518 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging het koninklijk besluit van 26 mei 2016 tot uitvoering van artikel 64, § 1, eerste lid, 1°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 6bis, worden de woorden "en in § 6, tweede lid" vervangen door de woorden ", in § 6, tweede lid en in § 6ter, tweede lid";2° een paragraaf 6ter wordt ingevoegd, luidende: " § 6ter.Van de inning van de roerende voorheffing wordt volledig afgezien met betrekking tot dividenden waarvan de schuldenaar een binnenlandse vennootschap is en waarvan de verkrijger een alternatieve instelling voor collectieve belegging is, die opgericht is in de vorm van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid, en die in het buitenland erkend is als Europese langetermijnbeleggingsinstelling overeenkomstig Verordening (EU) 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen.
De verzaking is evenwel niet van toepassing indien het aandelenbezit van de vennootschap uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald niet het in § 6bis vermelde minimumpercentage van het kapitaal van de binnenlandse vennootschap vertegenwoordigt en die minimumdeelneming niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar wordt of werd behouden.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt voor de vaststelling van de minimumdeelneming in het kapitaal van de dochteronderneming ten name van de overdrager, van de pandgever of van de leninggever geen rekening gehouden met de aandelen die, op het ogenblik waarop de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld zijn, het voorwerp zijn van een zakelijke zekerheidsovereenkomst of van een lening met betrekking tot deze aandelen."; 3° in paragraaf 7, eerste lid, worden de worden ", een Europese langetermijnbeleggingsinstelling" ingevoegd tussen de woorden "een beleggingsvennootschap bedoeld in de artikelen 190, 195, 285, 288 en 298 van de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 17/06/2014 numac 2014003229 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders sluiten betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders" en de woorden "of een gereglementeerde vastgoedvennootschap,".
Art. 2.In artikel 116 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/05/2017 pub. 06/06/2017 numac 2017030371 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen tot wijziging van het KB/WIB 92 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin worden de woorden ", aan Europese langetermijnbeleggingsinstellingen" ingevoegd tussen de woorden "beleggingsvennootschappen" en "of aan gereglementeerde vastgoedvennootschappen"; 2° Een bepaling onder 2° bis wordt ingevoegd, luidende: "2° bis als bedoeld in artikel 2, § 1, 5°, i), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of zijnde een alternatieve instelling voor collectieve belegging, die opgericht is in de vorm van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid, en die in het buitenland erkend is als Europese langetermijnbeleggingsinstelling overeenkomstig Verordening (EU) 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen;".
Art. 3.In artikel 117 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 augustus 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/08/2019 pub. 13/09/2019 numac 2019014460 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot aanpassing van sommige federale fiscale bepalingen aan het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en aan het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen type koninklijk besluit prom. 29/08/2019 pub. 05/09/2019 numac 2019013932 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, wat betreft belastingplichtigen die hun economische activiteit aanvangen type koninklijk besluit prom. 29/08/2019 pub. 03/09/2019 numac 2019014180 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 oktober 2013 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik type koninklijk besluit prom. 29/08/2019 pub. 16/09/2019 numac 2019014499 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de bijlage IIIbis van het KB/WIB 92 inzake de vrijstelling van doorstorten van bedrijfsvoorheffing als bedoeld in artikel 2751 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type koninklijk besluit prom. 29/08/2019 pub. 24/09/2019 numac 2019014518 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging het koninklijk besluit van 26 mei 2016 tot uitvoering van artikel 64, § 1, eerste lid, 1°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 5bis, worden de woorden "en in § 5, eerste lid, b en tweede lid, a en c," vervangen door de woorden ", in § 5, eerste lid, b en tweede lid, a en c, en in § 5ter, eerste lid, b en tweede lid, a en c,";2° een paragraaf 5ter wordt ingevoegd, luidende: " § 5ter.De in artikel 106, § 6ter, gestelde verzaking van de inning van de roerende voorheffing wordt slechts toegestaan indien aan de schuldenaar van de inkomsten een attest wordt overhandigd waarbij wordt bevestigd dat de verkrijger: a) een alternatieve instelling voor collectieve belegging is, die opgericht is in de vorm van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid, en die in het buitenland erkend is als Europese langetermijnbeleggingsinstelling overeenkomstig Verordening (EU) 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen;b) op het ogenblik van de toekenning van de inkomsten, gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar een minimumdeelneming als vermeld in § 5bis heeft behouden in het kapitaal van de vennootschap die de inkomsten verschuldigd is. Indien op het ogenblik van de toekenning van de dividenden de in littera b van het vorige lid vermelde bezitsduur van ten minste één jaar nog niet is bereikt, moet het door de verkrijger aan de schuldenaar van de inkomsten te overhandigen attest bovendien bevatten: a) de datum vanaf wanneer ononderbroken een minimumdeelneming als vermeld in § 5bis wordt aangehouden;b) de verbintenis dat die minimumdeelneming zal worden behouden tot de bezitsduur van ten minste één jaar wordt bereikt en dat dit feit onmiddellijk ter kennis van de dochteronderneming zal worden gebracht; c) de verbintenis dat onverwijld aan de dochteronderneming zal worden medegedeeld indien voor het einde van de termijn van één jaar de deelneming beneden het in § 5bis vermelde minimum is gedaald."; 3° in paragraaf 9, worden de woorden "indien de beleggingsvennootschap" vervangen door de woorden "indien de beleggingsvennootschap, de Europese langetermijnbeleggingsinstelling of de gereglementeerde vastgoedvennootschap";4° in paragraaf 15, worden de woorden "5 en 6bis" vervangen door de woorden "5, 5ter en 6bis".
Art. 4.In artikel 118, § 2, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/05/2017 pub. 06/06/2017 numac 2017030371 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen tot wijziging van het KB/WIB 92 sluiten, worden de woorden "en Europese langetermijnbeleggingsinstellingen" ingevoegd tussen de woorden "de instellingen voor belegging in schuldvorderingen of vermeld in de artikelen 190, 195 en 298 van de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 17/06/2014 numac 2014003229 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders sluiten betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders" en de woorden ", overeenkomstig artikel 119 teruggave verkrijgen van de bij de bron geïnde roerende voorheffing op de desbetreffende inkomsten.".
Art. 5.Artikel 119, § 1, eerste lid, 5°, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/05/2017 pub. 06/06/2017 numac 2017030371 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen tot wijziging van het KB/WIB 92 sluiten, wordt aangevuld met de woorden "en Europese langetermijnbeleggingsinstellingen".
Art. 6.Dit besluit is van toepassing op de vanaf 7 februari 2022 toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten.
Art. 7.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 juli 2022.
FILIP Van Koningswege : De minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM