Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 augustus 2006
gepubliceerd op 31 augustus 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006202454
pub.
31/08/2006
prom.
05/08/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 AUGUSTUS 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 augustus 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005 Sectoraal akkoord 2005-2006 (Overeenkomst geregistreerd op 28 juli 2005 onder het nummer 75826/CO/214) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk en op de bedienden die zij tewerkstellen.

In afwijking op de voorgaande alinea zijn de artikelen 11 en 25 van deze overeenkomst enkel toepasselijk op de bedienden waarvan de functie beantwoordt aan de criteria van één der zes categorieën waarvan sprake in de functieclassificatie voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003 betreffende de invoering van de herziene en geactualiseerde functieclassificatie en de eraan gekoppelde weddeschaal.

In afwijking op de eerste alinea zijn enkel de bepalingen van de artikelen 2 tot 10 en van de artikelen 14 tot 20 van toepassing op de firma NV Celanese en op haar bedienden. HOOFDSTUK II. - Tewerkstellingsmaatregelen

Art. 2.Volgende tewerkstellingsbevorderende maatregelen worden genomen : - verlenging van de tewerkstellingsverbintenissen; - halftijds brugpensioen; - toepassing collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad.

Tewerkstellingsverbintenissen

Art. 3.De bepalingen inzake tewerkstelling, voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 april 1983, verlengd en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 4 maart 1985, van 24 februari 1987, van 13 maart 1989, van 8 maart 1991, van 24 maart 1993, van 15 mei 1995, van 25 april 1997, van 2 april 1999, van 10 mei 2001 en van 25 april 2003 worden verlengd voor de jaren 2005 en 2006.

Art. 4.De hierboven vermelde verlenging van 2 jaren van de tewerkstellingsverbintenissen behelst volgende principes : a) De bediende die wordt afgedankt moet binnen de drie maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst door een bediende worden vervangen, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 1991;b) Er kan van voormeld principe worden afgeweken overeenkomstig de modaliteiten voorzien in voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 1991. Halftijds brugpensioen

Art. 5.Er wordt een stelsel van halftijds brugpensioen ingesteld overeenkomstig collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, ingeval van halvering van de arbeidsprestaties. De minimumleeftijd om op halftijds brugpensioen gesteld te worden is vastgesteld op 56 jaar.

Aan de bedienden die in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007 tot het halftijds brugpensioen toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk". Het fonds draagt eveneens de kost van de eventuele capitatieve bijdrage en staat in voor de administratieve verwerking.

De nadere regels worden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeids-overeenkomst die integrerend deel uitmaakt van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005 evenwel onder de opschortende voorwaarde dat de desbetreffende reglementering het halftijds brugpensioen toelaat. Tevens worden de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" aangepast met hetgeen voorafgaat.

Tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking

Art. 6.Overeenkomstig de mogelijkheden geboden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis d.d. 19 december 2001 van de Nationale Arbeidsraad tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002, worden volgende afwijkingen waarvan sprake in de hiernavolgende artikelen 7 tot en met 10 overeengekomen.

Art. 7.In uitvoering van artikel 2, § 3, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt voor de bedienden tewerkgesteld in de volle of halve overbruggingsploegen de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis beperkt tot het stelsel van tijdskrediet waarbij de arbeidsprestaties volledig worden geschorst.

Art. 8.In uitvoering van artikel 3, § 2, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet van 1 jaar op 5 jaar gebracht over de gehele loopbaan.

Het opnemen van het tijdskrediet na uitputting van het 1e jaar gebeurt per periode van 12 maanden.

Art. 9.In uitvoering van artikel 6, § 2, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt voor de bedienden tewerkgesteld in ploegen het recht op 1/5 loopbaanvermindering toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan bedienden die in ploegen werken.

Art. 10.In uitvoering van artikel 9, § 2, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de vermindering van de arbeidsprestaties voor de bedienden van 50 jaar en ouder, tewerkgesteld in ploegen toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan bedienden die in ploegen werken. HOOFDSTUK III. - Eenmalige premie

Art. 11.Aan de bedienden die op 1 januari 2006 in dienst zijn, wordt samen met de maandwedde van de maand januari 2006 een eenmalige forfaitaire premie betaald van 100 EUR bruto.

Wanneer er tijdens de jaren 2005 en 2006 geen tweede indexatie van de maandweddes is, wordt aan de bedienden die op 1 oktober 2006 in dienst zijn samen met de maandwedde van de maand oktober 2006 een éénmalige forfaitaire premie betaald van 50 EUR bruto.

Deze eenmalige forfaitaire premies worden aan de deeltijds tewerkgestelde bedienden toegekend in verhouding tot hun arbeidsduur. HOOFDSTUK IV. - Vorming en opleiding

Art. 12.De sector doet gedurende de jaren 2005 en 2006 een inspanning op het vlak van vorming en opleiding, die wordt gerealiseerd door een werkgeversbijdrage van 0,10 pct. berekend op het volledige loon van de bedienden zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, te storten aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk". Aldus levert de sector een inspanning op het vlak van permanente vorming. Over de aanwending van deze 0,10 pct. bijdrage zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden.

Daarnaast doet de sector gedurende de jaren 2005 en 2006 een inspanning van 0,20 pct. berekend op het volledige loon van de bedienden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, voor de vorming en opleiding van risicogroepen. Deze werkgeversbijdrage wordt eveneens gestort aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk". Over de vorming en opleiding van deze risicogroepen zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden die vóór 1 juli 2005 zal neergelegd worden op de Griffie van de Algemene Directie der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Bijgevolg zal voor de jaren 2005 en 2006 van de textiel- en breigoedondernemingen een globale werkgeversbijdrage van 0,30 pct. berekend op het volledige loon van de bedienden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, geïnd worden voor vorming en opleiding.

De statuten van het fonds voor bestaanszekerheid zullen in die zin worden aangepast.

Art. 13.COBOT-Bedienden blijft de motor van het opleidings- en vormingsgebeuren in de sector. De opleidingsprojecten die door COBOT-Bedienden worden uitgevoerd, worden voorafgaandelijk goedgekeurd in de schoot van de permanente werkgroep van COBOT-Bedienden. HOOFDSTUK V. - Conventioneel brugpensioen Algemeen stelsel

Art. 14.Het stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, zoals voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 27 april 1981, respectievelijk verlengd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 27 januari 1986 tot 31 december 1989, van 13 maart 1989 tot 31 december 1990, van 8 maart 1991 tot 31 december 1992, van 24 maart 1993 tot 31 december 1994, van 13 april 1995 tot 31 december 1996, van 25 april 1997 tot 31 december 1998, van 2 april 1999 tot 31 december 2000, van 10 mei 2001 tot 31 december 2002 en van 25 april 2003 tot 30 juni 2005 wordt met een nieuwe termijn van 2 jaren verlengd tot 30 juni 2007 binnen de voorwaarden aangeduid door hiernavolgend artikel 15.

Art. 15.a) Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen wordt vanaf 1 juli 2005 de minimumleeftijd om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen vastgesteld op 58 jaar. b) Naast de anciënniteitsvoorwaarden vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992 dienen de bedienden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, bovendien te voldoen aan één van volgende anciënniteitsvoorwaarden : - ofwel 15 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie, vlasbereiding en/of jute; - ofwel 5 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie, vlasbereiding en/of jute tijdens de laatste 10 jaren waarvan minstens 1 jaar in de laatste 2 jaren.

Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 2, § 3 van voormeld koninklijk besluit.

Art. 16.Aan de bedienden die in de loop van de periode 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2007 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk".

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 17.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 juli 2005 evenwel onder de opschortende voorwaarde dat de desbetreffende reglementering dergelijk brugpensioenstelsel zal toelaten Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van voormeld fonds voor bestaanszekerheid, in de zin zoals hierboven aangeduid.

Conventioneel brugpensioen voor bedienden met nachtprestaties

Art. 18.Er wordt een stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde bedienden indien zij worden ontslagen, ingesteld vanaf 1 januari 2005 ten voordele van de bedienden van 56 jaar met nachtprestaties.

Deze bedienden moeten voldoen aan alle wettelijke en reglementaire voorwaarden die de toegang tot dit bijzonder conventioneel brugpensioenstelsel mogelijk maken, evenals aan de anciënniteitsvoorwaarden zoals bepaald in artikel 15, littera b) hierboven.

Art. 19.Aan voormelde bedienden die in de loop van de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk".

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989, door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door artikel 111 van de wet 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor werkgelegenheid 1998 en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 20.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijk collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 januari 2005 evenwel onder de opschortende voorwaarde dat de desbetreffende reglementering dergelijk brugpensioenstelsel zal toelaten.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, in de zin zoals hierboven aangeduid. HOOFDSTUK VI.- Het fonds voor bestaanszekerheid

Art. 21.De artikelen 8 tot en met 12 betreffende de sociale begeleiding, voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 februari 1987 voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 1987 en 1988, worden opgeheven.

Art. 22.Artikel 4, littera a) van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 februari 1987 tot regeling van de sociale begeleiding ten gunste van sommige afgedankte bedienden, wordt vervangen door de volgende tekst : "a) De in artikel 2 voorziene bijkomende werkloosheidsvergoeding zal uitgekeerd worden gedurende het hieronder vermeld maximum aantal maanden : 1. Bij afdanking van een bediende van minder dan 50 jaar, tengevolge van sluiting of van reorganisatie wegens afslanking of wegens productiviteitsverhoging : - bediende jonger dan 30 jaar : 12 maanden; - bediende van 30 jaar tot - dan 40 jaar : 18 maanden; - bediende van 40 jaar tot - dan 50 jaar : 36 maanden.

In afwijking op hetgeen voorafgaat wordt vanaf 1 januari 2006 voor de nieuwe rechthebbenden van minder dan 50 jaar, namelijk de bedienden van wie de arbeidsovereenkomst na 31 december 2005 een einde neemt en die op het ogenblik van de uitdiensttreding de leeftijd van 50 jaar nog niet hebben bereikt, de in artikel 2 voorziene bijkomende werkloosheidsvergoeding uitgekeerd gedurende het hieronder vermeld maximum aantal maanden : - bediende jonger dan 30 jaar : geen sociale begeleiding; - bediende van 30 jaar tot - dan 40 jaar : 18 maanden; - bediende van 40 jaar tot - dan 50 jaar : 42 maanden. 2. Bij afdanking van een bediende van minder dan 50 jaar om een andere reden dan vermeld onder punt 1.: - bediende jonger dan 30 jaar : 4 maanden; - bediende van 30 jaar tot - dan 40 jaar : 6 maanden; - bediende van 40 jaar tot - dan 50 jaar : 12 maanden.

In afwijking op hetgeen voorafgaat wordt vanaf 1 januari 2006 voor de nieuwe rechthebbenden van minder dan 30 jaar, namelijk de bedienden van wie de arbeidsovereenkomst na 31 december 2005 een einde neemt en die op het ogenblik van de uitdiensttreding de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt, de in artikel 2 voorziene bijkomende werkloosheidsvergoeding niet meer uitgekeerd. 3. Bij afdanking van een bediende van 50 jaar en ouder, om welke reden ook, behoudens om zwaarwichtige reden. Aan de bediende die wordt afgedankt om welke reden ook, behoudens om zwaarwichtige reden, en op het ogenblik van de uitdiensttreding tenminste de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, wordt een bijkomende werkloosheidsvergoeding van 2,48 EUR per dag toegekend gedurende een periode van maximum 10 jaar. Nochtans moet deze vergoeding, die wordt uitgekeerd aan de gewezen werknemer die werkloosheidsuitkeringen als volledig werkloze geniet, in totaal onder het bedrag van 7 436,81 EUR blijven. 4. Bij afdanking van een langdurige zieke bediende, ongeacht de leeftijd, om welke reden ook, behoudens om zwaarwichtige reden : Aan de langdurig zieke bediende die wordt afgedankt om welke reden ook, behoudens om zwaarwichtige reden, wordt gedurende een periode van maximum 36 maanden een bijkomende vergoeding van 2,48 EUR per dag toegekend.Als langdurig zieke bediende wordt beschouwd de bediende die gedurende een ononderbroken periode van minimum zes maanden arbeidsongeschikt is ingevolgde ziekte of ongeval van gemeen recht.

Art. 23.Artikel 4, littera b) van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 februari 1987 tot regeling van de sociale begeleiding ten gunste van sommige afgedankte bedienden, wordt aangevuld met de volgende bepaling : "Deze bepaling is niet van toepassing op de bedienden van wie de arbeidsovereenkomst na 31 december 2005 een einde neemt.

Artikel 24.De regeling inzake overstap van het vervroegd (ondernemings-) brugpensioen naar het sectoraal brugpensioen wordt voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007 verder gezet. HOOFDSTUK VII. - Getrouwheid aan de onderneming

Art. 25.De bepalingen van artikel 23 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003 betreffende de anciënniteitsdag(en) worden tijdens de jaren 2005 en 2006 verder gezet. HOOFDSTUK VIII. - Mobiliteit

Art. 26.Gelet op de fiscale en sociale reglementering waarbij de kilometervergoeding die de werkgever toekent aan de werknemer die zich tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling per fiets verplaatst, voor een bedrag van maximaal 0,15 EUR per kilometer wordt uitgesloten van het begrip loon, bevelen de ondertekenende partijen aan dat deze maatregel de nodige aandacht zou krijgen op het vlak van de onderneming. Zij staan inderdaad achter iedere maatregel die deze vorm van verplaatsing wil aanmoedigen en die van aard kan zijn de verkeersproblemen en filevorming te verminderen. HOOFDSTUK IX. - Outplacement

Art. 27.Tegen uiterlijk 31 maart 2006 zal COBOT-Bedienden een studie uitvoeren over sectoraal outplacement. In deze studie zal, rekening houdende met de specifieke sectorale omstandigheden, in het bijzonder nagegaan worden wat de toegevoegde waarde voor de sector kan zijn en op die manier een sectoraal outplacement kan georganiseerd en gefinancierd worden.

De ondertekenende partijen zullen vervolgens besprekingen voeren om de nodige conclusies te trekken met het oog op het al dan niet invoeren van een sectoraal outplacement. HOOFDSTUK X. - Flexibiliteit

Art. 28.De ondertekenende partijen zullen in een paritaire werkgroep besprekingen voeren in functie van de gewijzigde wetgeving omtrent de mogelijkheden om de flexibiliteit van de ondernemingen te verbeteren en met het oog op conclusies desbetreffende tegen uiterlijk 30 juni 2006. HOOFDSTUK XI. - Sociale vrede

Art. 29.De ondertekenende partijen engageren zich de sociale vrede te respecteren gedurende de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007. HOOFDSTUK XII. - Eindebepalingen

Art. 30.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2005. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan door elke partij opgezegd worden per aangetekend schrijven overgemaakt aan de voorzitter van het paritair comité en aan de ondertekenende partijen, mits een opzeggingstermijn van tenminste zes maanden die ten vroegste op 1 januari 2007 een aanvang kan nemen.

Art. 31.De ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend zou verklaard worden per koninklijk besluit.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 augustus 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^