gepubliceerd op 23 november 2011
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven"
4 OKTOBER 2011. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 februari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven".
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 oktober 2011.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor het hotelbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010 Vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven" (Overeenkomst geregistreerd op 27 september 2010 onder het nummer 101765/CO/302) OPRICHTING
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werknemers" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werknemers.
Art. 2.De collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1979, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 oktober 1979, en gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1986, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 december 1986 werd opgeheven en vervangen door de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 april 1987, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, houdende wijziging en coördinatie van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven", algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 14 april 1988 en herhaaldelijk gewijzigd.
Art. 3.De collectieve arbeidsovereenkomst van 3 april 1987, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, houdende wijziging en coördinatie van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven", algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 14 april 1988 en alle wijzigingen worden opgeheven en vervangen door deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2011, met uitzondering van hoofdstuk IV, afdeling 2, onderafdeling 2 "uitbetaling eindejaarspremie" van de statuten van het fonds dat in werking treedt op het ogenblik dat de eindejaarspremie, met refertejaar 2011, verschuldigd is aan de werknemers. De eindejaarspremies met een refertejaar voorafgaand aan 2011 blijven de statuten van het fonds volgen zoals vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 april 1987 houdende wijziging en coördinatie van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven".
Zij wordt gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door één van de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf en lid van de raad van beheer van het fonds, mits een opzeggingstermijn van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven" STATUTEN VAN HET FONDS HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel, duur
Artikel 1.Er wordt met ingang van 1 januari 1980, een fonds voor bestaanszekerheid opgericht onder de benaming "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven".
Voor de toepassing van deze statuten wordt onder "fonds" verstaan : het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven".
Art. 2.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Anspachlaan 111, met een administratieve zetel avenue Gouverneur Bovesse 35, te 5100 Jambes.
Art. 3.Het Fonds heeft tot doel : § 1. Het innen van bijdragen nodig voor het verwezenlijken van zijn doelstellingen. § 2. Het toekennen en uitbetalen van sociale voordelen aan de aangesloten leden van één van de organisaties, vertegenwoordigd in het fonds, in de sectoren welke ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf. § 3. Het bevorderen van de tewerkstelling en de beroepsopleiding. § 4. Het verzekeren van de betaling van een eindejaarspremie aan de werknemers, zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, behoudens alle gevallen van faillissement, volledig verdwijnen of insolvabiliteit van de onderneming die zich vanaf 1 januari 1988 voordoen. § 5. Het dragen van de administratieve kosten, veroorzaakt door de uitbetaling van de eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor de werkgevers. § 6. Het betalen vanaf 1 april 1987 van de aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen zoals bedoeld bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1987, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf en de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1989, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, tot toekenning van het conventioneel brugpensioen. § 7. Het inrichten van vormingscursussen en bedrijfsstages ter bevordering van de tewerkstelling van risicogroepen, vermeld in het koninklijk besluit van 2 februari 1989 tot uitvoering van artikel 138 van de programmawet van 30 december 1988. § 8. Het betalen vanaf 1 januari 1997 van de aanvullende vergoeding ten gunste van sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, zoals bedoeld bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 en de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de toekenning van het conventioneel brugpensioen op 55/56 jaar. § 9. Het betalen vanaf 1 januari 1997 van de aanvullende vergoeding ten gunste van sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties zoals bedoeld bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, gesloten op 13 juli 1993 in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties en de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de toekenning van het halftijds brugpensioen. § 10. De terugbetaling van de loon- en organisatiekosten zoals voorzien in artikelen 9 tot en met 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 10 van 25 juin 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de uitvoering van het protocolakkoord van 14 mei 1997 - vorming van syndicale afgevaardigden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/1998 pub. 10/10/1998 numac 1998012646 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 1997, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten type koninklijk besluit prom. 10/08/1998 pub. 18/11/1998 numac 1998012642 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 10 van 25 juni 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de uitvoering van het protocolakkoord van 14 mei 1997. - Vorming van de syndicale afgevaardigden sluiten. § 11. Op vraag van een werkgever, het organiseren van het administratief beheer van het recht op "outplacement" voor werknemers van 45 jaar en ouder die worden ontslagen, en dit in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82 van 10 juli 2002, gesloten in de Nationale Arbeidsraad. § 12. Het verdelen en ter beschikking stellen van de financiële middelen die in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003, in uitvoering van het protocolakkoord van 30 juni 2003, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 augustus 2001 betreffende de vorming en tewerkstelling werden ontvangen en dit ten voordele van de drie regionale VZW's "Centrum voor Vorming en Vervolmaking in de Horecasector". De financiële middelen zullen tussen de drie VZW's verdeeld worden naar evenredigheid met de loonmassa aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en dit volgens de uitbatingszetels van de ondernemingen in ieder Gewest (Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Vlaams en Waalse Gewest) voor zover deze gegevens bij de R.S.Z. beschikbaar zijn en dit voor de werkgevers die onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 4.Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers en de werknemers bedoeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK III. - Beheer
Art. 5.Het fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samen gesteld uit afgevaardigden van de werkgevers- en werknemersorganisaties.
Deze raad bestaat uit tweeëntwintig leden, hetzij elf afgevaardigden van de werkgevers, die over de drie gewesten worden verdeeld (drie mandaten voor het Waalse Gewest, vier mandaten voor het Vlaams Gewest en vier mandaten voor het Brussels Gewest) en elf afgevaardigden van de werknemers.
De leden van de raad van beheer worden aangeduid door de betrokken organisaties van werkgevers en werknemers, in eerste orde onder de gewone en plaatsvervangende leden van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf en in de tweede orde onder de leden van de in het fonds vertegenwoordigde organisaties.
Hun mandaat eindigt wanneer de organisatie waartoe het lid behoort hiertoe een aangetekend schrijven, ondertekend door zijn statutair bepaalde voorzitter richt aan de voorzitter van het fonds.
Art. 6.De raad van beheer duidt in zijn midden een voorzitter aan voor een periode van drie jaar; deze is herkiesbaar.
Art. 7.De raad van beheer vergadert op bijeenroeping van de voorzitter. De voorzitter is gehouden de raad minstens éénmaal per jaar bijeen te roepen en telkens wanneer tenminste twee leden van de raad erom verzoeken.
De oproepingen moeten de agenda vermelden. De verslagen worden opgemaakt door de directeur van het fonds.
Alle beslissingen worden met éénparigheid van stemmen genomen. De stemming is geldig indien er wordt aan deelgenomen door tenminste elf leden en iedere regionale werkgeversorganisatie, vertegenwoordigd in het fonds, en iedere werknemersorganisatie, vertegenwoordigd in het fonds, aanwezig is.
Art. 8.De raad van beheer heeft tot opdracht het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die nodig blijken voor zijn goede werking.
Hij bezit de meest uitgebreide machten voor het beheer en de leiding van het fonds.
De raad van beheer treedt in al zijn handelingen op en handelt in rechte bij monde van de voorzitter of de daartoe aangestelde afgevaardigde beheerder.
De beheerders zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat, zij gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan ten gevolge van hun beheer en ten opzichte van de verbintenissen van het fonds.
Art. 9.De raad van beheer kan zijn machten geheel of ten dele overdragen aan één of meerdere van zijn leden of zelfs aan derden.
Art. 10.Het geregionaliseerd administratief beheer van het fonds wordt door de regionale werkgeversorganisaties, vertegenwoordigd in het fonds, waargenomen. De financiële middelen, die voor dit beheer zijn bestemd, worden door de raad van beheer van het fonds gewestelijk verdeeld, naar evenredigheid van de loonmassa aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, en voor zover deze gegevens bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid beschikbaar zijn, volgens de uitbatingszetels van de ondernemingen in ieder gewest, en dit voor de eerste maal voor het jaar 1980, op basis van de cijfers van 1977, voor het jaar 1981, op basis van de cijfers van 1978, enz. HOOFDSTUK IV. - Financiering Afdeling 1. - Bijdragen en contributies
Art. 11.Het fonds beschikt over de bijdragen en contributies welke worden gestort door de werkgevers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.
Art. 12.§ 1. Vanaf 1 januari 1997 wordt een bijdrage geïnd van de werkgevers ten belope van 0,60 pct. van het loon dat in aanmerking wordt genomen voor het berekenen van de sociale zekerheidsbijdragen.
Deze bijdrage wordt in het eerste kwartaal 2008 verhoogd tot 0,80 pct. en vanaf het tweede kwartaal 2008 teruggebracht tot 0,70 pct. § 2. Vanaf 1 januari 1997 wordt, in uitvoering van de wet van 26 juli 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/07/1996 pub. 05/10/2012 numac 2012205395 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. - Officieuzecoördinatie in het Duits sluiten tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen een aanvullende bijdrage geïnd van de werkgever ten belope van 0,10 pct. van het loon dat in aanmerking wordt genomen voor het berekenen van de sociale zekerheidsbijdragen, teneinde de vormingscursussen en de bedrijfsstages, vermeld in artikel 3, 8°, ingevoegd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1989, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 november 1989, te financieren. § 3. Teneinde de financiering van de syndicale vorming te verzekeren, wordt vanaf 1 januari 1998 een bijkomende bijdrage geïnd van 0,05 pct. van het loon dat in aanmerking wordt genomen voor het berekenen van de sociale zekerheidsbijdragen van werknemers tewerkgesteld in bedrijven met gemiddeld 50 werknemers of meer. Het gemiddeld aantal werknemers wordt bekomen door het aantal werknemers, aangegeven op het einde van elk kwartaal van de referteperiode, op te tellen en dit totaal te delen door het aantal kwartalen van de referteperiode waarvoor een aangifte bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid werd ingediend. De referteperiode loopt vanaf het 4e kwartaal van het kalenderjaar -2 tot en met het 3 de kwartaal van het kalenderjaar -1. § 4. Vanaf het eerste kwartaal 2008 wordt van de werkgever een bijkomende bijdrage van 0,70 pct. geïnd, berekend op grond van het volledig loon van de werknemer zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, teneinde de initiatieven vermeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 augustus 2001 betreffende de vorming en tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 4 september 2002 en meerdere malen gewijzigd, te financieren. Deze bijdrage wordt vanaf het tweede kwartaal 2008 teruggebracht tot 0,60 pct. § 5. Teneinde de uitbetaling van een eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers te verzekeren, zoals bepaald in artikel 3, § 4, van de statuten, in het fonds een contributie van 12 pct. van de totale brutoloonmassa die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen en dit ten belope van het totale bedrag van de verschuldigde eindejaarspremies en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers.
Art. 13.De in artikel 12, § 1 tot en met § 4, vermelde bijdragen kunnen alleen gewijzigd worden bij een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
Art. 14.De bijdragen, vermeld in artikel 12, § 1 tot met § 4, worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Afdeling 2. - Eindejaarspremie
Onderafdeling 1 Voorafbetalingen en administratieve verplichtingen
Art. 15.§ 1. De werkgevers vermeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn verplicht maandelijks en uiterlijk de 15e van de daaropvolgende maand de voorafbetalingen vermeld in artikel 12, § 5, van onderhavige statuten te storten aan het fonds. § 2. De werkgevers die, op het ogenblik van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst niet vrijgesteld waren van de maandelijkse voorafbetalingen, kunnen, op hun verzoek en bij een ter post aangetekende brief gericht aan het fonds vóór 31 maart van het kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, door het fonds ontslagen worden van de maandelijkse voorafbetalingen en dit voor onbepaalde duur. De werkgevers vrijgesteld van de maandelijkse voorafbetalingen zijn er in elk geval toe gehouden bij middel van een éénmalige betaling, vóór 10 januari van het volgende kalenderjaar, het totaalbedrag van de eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers te storten aan het fonds, vermeerderd met de gemiddelde intrestvoet die het fonds ontvangen heeft in de loop van dat kalenderjaar, en berekend op de helft van het totale bedrag van de eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever.
Art. 16.De wettelijke inhoudingen en sociale zekerheidsbijdragen van toepassing op de eindejaarspremie zullen door het fonds betaald worden aan het Ministerie van Financiën en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art. 17.§ 1. De werkgevers bedoeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen tweemaal per jaar en dit op uiterlijk 20 juli en 10 januari, aangifte doen van alle werknemers die in het betrokken semester in hun onderneming tewerkgesteld werden en dit bij middel van een document dat hen door het fonds ter beschikking zal gesteld worden. Hierbij zullen de werkgevers alle informaties, die het fonds nodig acht om deze statuten uit te voeren, verschaffen. Aan de werkgevers zal het fonds een controlestaat laten geworden van de betaalde premies. § 2. Bij gebrek aan aangifte zoals bedoeld in de vorige paragraaf, of in geval van laattijdige of onvolledige aangifte, is de werkgever een forfaitaire schadevergoeding verschuldigd van 495 EUR, zonder dat dit bedrag lager kan zijn dan de werkelijk geleden schade. Bovendien gaat voor die werkgevers ontheven van maandelijkse voorafbetalingen, het voordeel van deze vrijstelling van voorafbetaling verloren.
Art. 18.§ 1. Bij gebrek aan betaling voorzien in artikelen 12, § 5, en 15, §§ 1 en 2, en bij niet naleving van de administratieve verplichtingen voortspruitend uit onderhavige statuten zijn de strafbepalingen voorzien door de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, gewijzigd door de wet van 18 december 1968, van toepassing op de werkgevers. § 2. Het niet betalen van de voorafbetalingen door de werkgevers aan het fonds binnen de in artikel 15, §§ 1 en 2, vermelde termijnen geeft aanleiding tot het aanrekenen van een verwijlinterest aan de wettelijke interestvoet. Bovendien gaat in die gevallen, voor de werkgevers ontheven van de maandelijkse voorafbetalingen het voordeel van deze vrijstelling verloren.
Deze verwijlinterest loopt voor de, van de voorafbetalingen niet ontslagen werkgevers, vanaf de 15e van de maand volgend op het trimester waar voor één of meerdere verschuldigde bedragen niet werden betaald en is verschuldigd tot op de dag van betaling.
Art. 19.Het fonds zal alle rechtsmiddelen aanwenden om de bijdragen vermeld in artikelen 12, § 5, en 15, §§ 1 en 2, in te vorderen, en de naleving van de administratieve verplichtingen voortvloeiend uit onderhavige statuten te garanderen.
Art. 20.De eventuele ontvangen voorafbetalingen in uitvoering van artikel 15, § 1, van deze statuten zullen door het fonds overgemaakt worden aan het "Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers", en dit voor een bedrag, dat maximaal gelijk is aan de eindejaarspremie waarop de ontslagen werknemers recht hebben, vermeerderd met de sociale zekerheidsbijdragen.
Het "Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers" zal aanspraak kunnen maken op de betaling na de voorlegging van de nodige bescheiden aan het Fonds.
Onderafdeling 2. - Uitbetaling eindejaarspremie Algemeen principe
Art. 21.§ 1. Zodra het recht op en het bedrag van de eindejaarspremie zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010 van een individuele werknemer onomstotelijk vast staat betaalt het fonds deze individueel verschuldigde premie uit aan de werknemer, overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van beheer van het fonds. § 2. Voorafgaand aan de betaling zoals voorzien in § 1 van dit artikel ontvangt de werkgever een controlestaat. Deze controlestaat vermeldt zowel het netto bedrag van de eindejaarspremie per werknemer, de door de werkgever verschuldigde bijdragen op deze premie(s) als de totale schuld van de werkgever t.a.v. het fonds. § 3. De werkgever beschikt over een termijn van 10 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van deze controlestaat om deze schriftelijk te verbeteren, of op gemotiveerde wijze zijn bezwaar uit te drukken. § 4. Bij uitblijven van enige reactie van de werkgever (verbeteringen of bezwaar) binnen de 10 kalenderdagen, wordt de schuld van de werkgever ter attentie van het fonds geacht vast te staan. § 5. In geval van onenigheid tussen werkgever en een individuele werknemer over het recht op en/of over bedrag van de verschuldigde eindejaarspremie zal de meest gerede partij de zaak voorleggen aan de arbeidsrechtbank. § 6. In geval van faillissement van de werkgever, dient de werknemer zijn aanvraag in bij het F.S.O. door middel van het formulier F1.
Aangifte beschikbaar, voldoende voorafbetalingen
Art. 22.Voor werknemers van werkgevers voor wie voldoende voorafbetalingen bedoeld in artikel 15, §§ 1 en 2, van deze statuten beschikbaar zijn, en voor wie, overeenkomstig artikel 17 van deze statuten een aangifte beschikbaar is, wordt de eindejaarspremie uitbetaald na naleving van de procedures voorzien in artikel 21.
Aangifte beschikbaar, onvoldoende voorafbetalingen
Art. 23.§ 1. Voor werknemers van werkgevers voor wie geen of onvoldoende voorafbetalingen beschikbaar zijn en voor wie de premie werd aangegeven, zal de individuele premie geacht worden onomstotelijk vast te staan vanaf het ogenblik dat de veroordeling van de werkgever tot betaling van de eindejaarspremie en de daarop verschuldigde bijdragen kracht van gewijsde krijgt. § 2. Vooraleer het fonds zal over gaan tot prefinanciering van de verschuldigde eindejaarspremie zal de werknemer het door het fonds ter beschikking gesteld F1 formulier en subrogatieformulier ondertekend aan het fonds terugbezorgen.
Geen aangifte beschikbaar, onvoldoende voorafbetalingen
Art. 24.§ 1.Vanaf 1 februari van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, wordt het recht op en het bedrag van de eindejaarspremie van de individuele werknemers die op basis van de documenten opgesomd in § 3 van dit artikel het bedrag van hun eindejaarspremie kunnen bewijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, en hiervan aangifte doen bij het fonds, geacht onomstotelijk vast te staan in het geval voorzien door artikel 21, na naleving van de procedures voorzien in dit artikel. § 2. Voor de werknemers bedoeld in artikel 25, § 1, van deze statuten, die op basis van de documenten opgesomd in § 3 van dit artikel het bedrag van hun eindejaarspremie kunnen bewijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, en hiervan aangifte doen bij het fonds, wordt het recht op en het bedrag van de individuele eindejaarspremie geacht onomstotelijk vast te staan vanaf de eerste dag van de tweede maand die volgt op het ontslag door de werkgever. § 3. Vooraleer wordt overgegaan tot enige prefinanciering zullen de betrokken werknemers de hiernavolgende documenten overmaken aan het fonds : werkloosheidsbewijs C4, Individuele loonfiches van het hele kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, formulier F1 en een ondertekend subrogatiedocument ten voordele van het fonds.
Art. 25.§ 1. Voor de werknemers die door de werkgever worden ontslagen in de loop van het kalenderjaar zal de werkgever uiterlijk op het einde van de maand die volgt op het ontslag aangifte doen bij middel van een door het fonds ter beschikking gesteld formulier van het bedrag van de eindejaarspremie waarop de betrokken werknemers recht hebben. Bij gebrek aan aangifte is artikel 17, § 2, van deze statuten van toepassing. § 2. Het fonds zal aan de werknemers bedoeld in artikel 25, § 1, de eindejaarspremie uitbetalen na naleving van de procedures voorzien in artikel 21 van deze statuten en de voorwaarden bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010 houdende toekenning van een eindejaarspremie.
Art. 26.Uiterlijk op 30 mei van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, zal het fonds het verschil tussen de voorafbetalingen en het door de werkgever aangegeven totale bedrag aan eindejaarspremies, en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers terugstorten aan de betrokken werkgever. Bij ontstentenis van terugbetaling binnen deze termijn zullen verwijlintresten verschuldigd zijn.
Art. 27.De netto-eindejaarspremies bedoeld in artikel 13, 3e alinea, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010 tot toekenning van een eindejaarspremie die niet door de werknemers worden geïnd blijven eigendom van het fonds. HOOFDSTUK V. - Begrotingen, rekeningen
Art. 28.Het dienstjaar neemt een aanvang op 1 oktober en sluit op 30 september.
Art. 29.Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand december, een begroting voor het volgend jaar ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.
Uiterlijk op 1 mei 2015 zal een evaluatie worden gemaakt van de inkomende en uitgaande geldstromen met betrekking tot de prefinanciering van de eindejaarspremies.
Art. 30.De raad van beheer van het fonds en de door hem aangewezen revisors of accountants zullen jaarlijks een schriftelijk verslag uitbrengen over de activiteiten van het fonds. HOOFDSTUK VI. - Ontbinding, vereffening
Art. 31.Het fonds kan enkel worden ontbonden krachtens een éénparige beslissing van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.
Het Paritair Comité voor het hotelbedrijf beslist over de bestemming van de goederen en waarden van het Fonds, na kwijting van het passief door deze goederen en waarden een bestemming te geven, welke overeenstemt met het doel waartoe het fonds is opgericht. De leden van de raad van beheer treden als vereffenaars op.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET