Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 december 2012
gepubliceerd op 14 december 2012

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2012009464
pub.
14/12/2012
prom.
04/12/2012
ELI
eli/besluit/2012/12/04/2012009464/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 88, § 1, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970, 17 mei 2006 en 3 december 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 februari 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/02/2006 pub. 01/03/2006 numac 2006009170 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen sluiten tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen;

Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Antwerpen, van de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Antwerpen, van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Antwerpen, van de procureur des Konings te Antwerpen, van de arbeidsauditeur, van de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Antwerpen;

Op de voordracht van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De algemene inrichting van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

Artikel 1.§ 1. De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen is gevestigd en houdt zitting in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen. § 2. De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen bestaat uit vier afdelingen samengesteld uit vijfenveertig kamers : 1° veertien kamers in burgerlijk zaken, namelijk de kamers 1B, 2B, 2BI, 3B en 5B, 6B, 8B tot en met 14B;2° vier kamers in fiscale zaken, namelijk de kamers 1F tot 4F;3° één kamer die alle zaken, die tot de bevoegdheid van de voorzitter behoren, behandelt, namelijk de kamer kort geding;4° één kamer inzake uitkeringen tot levensonderhoud op grond van artikel 336 en 338 Burgerlijk Wetboek, namelijk de kamer L;5° één kamer in beslagzaken en middelen van tenuitvoerlegging, namelijk de kamer BR;6° één kamer inzake rechtsbijstand bepaald in artikel 664 van het Gerechtelijk Wetboek, namelijk de kamer G;7° tien kamers in correctionele zaken, namelijk de kamers 1C tot en met 7CA en 7CB tot en met 9C;8° tien kamers in jeugdzaken, namelijk de kamers 1JR tot en met 8JR, de kamers JR 9B en JR 10B;9° de kamer JC;10° twee kamers in de strafuitvoeringsrechtbank, namelijk SURB 1 en SURB 2. § 3. In de rechtbank van eerste aanleg zijn er elf onderzoeksrechters, van wie één deken van de onderzoeksrechters, tien jeugdrechters, van wie één leidend jeugdrechter, drie beslagrechters, twee of meer rechters in de strafuitvoeringsrechtbank en vier of meer werkende assessoren in strafuitvoeringszaken.

Art. 2.De kamers van de rechtbank zijn samengesteld uit één rechter, uitgezonderd de kamers 5B, 6B, 4C, 5C, 6C, 8C, 2F en JC die samengesteld zijn uit drie rechters.

Art. 3.In geval van dringende omstandigheden of wanneer een goede rechsbedeling dit vereist, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings en de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, een voorlopige wijziging brengen aan het aantal kamers, hun bevoegdheid en het aantal zittingen voor zover dat deze wijziging niet de opheffing van de betrokken kamers tot gevolg heeft.

Indien de behoeften van de dienst het vereisen, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen houden, op de dagen en uren die hij bepaalt. HOOFDSTUK II. - De burgerlijke rechtbank

Art. 4.De burgerlijke rechtbank bestaat uit de volgende onderafdelingen : 1° de onderafdeling « eerste, tweede en tweede BI kamer »;2° de onderafdeling « echtscheiding »;3° de onderafdeling « bouwkamers »;4° de onderafdeling « kamers met drie rechters »;5° de onderafdeling « algemene kwalificatie in burgerlijke zaken »;6° de onderafdeling « beslagrecht »;7° de onderafdeling « voorzitter »;8° de onderafdeling « fiscaal recht ». Per onderafdeling is er minstens één inleidingskamer.

Art. 5.§ 1. De onderafdeling « eerste, tweede en tweede BI kamer » bestaat uit de kamers 1B en 2B en 2BI. § 2. De onderafdeling « eerste, tweede en tweede BI kamer » neemt kennis van de vorderingen inzake : 1° de staat en de bekwaamheid van personen;2° erfenissen;3° schenkingen en testamenten;4° huwelijksvermogensrecht;5° verdelingen en vereffeningen van ontbonden huwelijksvermogenstelsels door overlijden;6° koopovereenkomsten inzake onroerende goederen;7° zakenrecht, meer bepaald met betrekking tot mede-eigendom, burenhinder en recht van opstal;8° verenigingen zonder winstoogmerk;9° intellectuele rechten, in het bijzonder auteursrechten;10° vorderingen tot uitvoerbaarverklaring van beslissingen in burgerlijke zaken en handelszaken gewezen door buitenlandse gerechten;11° arbitrage;12° procedures op verzoekschrift, behoudens degene waarvan de voorzitter van de rechtbank of de door hem aangewezen magistraat kennis neemt;13° het verbeteren van de akten van burgerlijke stand. § 3. De kamer 1B houdt zitting op maandag en donderdag om 9 uur.

De kamer 2B houdt zitting op dinsdag en vrijdag om 9 uur.

De kamer 2Bi houdt zitting op woensdag en vrijdag om 9 uur.

De zaken worden ingeleid voor de kamer 1B op maandag om 9 uur. § 4. Wanneer de omstandigheden of de behoeften van de dienst het vereisen, kunnen de zaken die behoren tot de bevoegdheid van deze onderafdeling worden toegewezen aan een andere kamer van de burgerlijke rechtbank.

Art. 6.§ 1. De onderafdeling « echtscheiding » bestaat uit de kamer 3B. § 2. De onderafdeling « echtscheiding » neemt kennis van de vorderingen inzake : 1° echtscheiding;2° nationaliteiskeuze en nationaliteitsverklaringen;3° scheiding van tafel en bed;4° vereffening en verdeling van huwelijksvermogenstelsels na echtscheiding;5° het samenwonen, met uitzondering deze welke tot de bevoegdheid van de jeugdrechter of de vrederechter behoren. § 3. De kamer 3B houdt zitting op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag om 9 uur.

De zaken bedoeld in § 2 worden ingeleid voor de kamer 3B op dinsdag om 9 uur.

Art. 7.§ 1. De onderafdeling « bouwkamers » bestaat uit de kamer 12B. § 2. De onderafdeling « bouwkamers » neemt kannis van de vorderingen inzake : 1° bouwzaken;2° aannemingsovereenkomsten met betrekking tot gebouwen of onderdelen ervan (bijv.keukens, schilderwerken), inbegrepen facturen; 3° ereloon en beroepsaansprakelijkheid van architecten en aannemers;4° schadevergoeding in verband met onroerende goederen;5° inzake bouwzaken aansprakelijkheid en de daarmee verband houdende terugvorderingen;6° inzake bouwzaken verzekeringsrecht en de daarmee verband houdende terugvorderingen. § 3. De kamer 12B houdt zitting op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag om 9 uur.

De zaken bedoeld onder § 2 worden ingeleid voor de kamer 12B op vrijdag om 9 uur.

Art. 8.§ 1. De onderafdeling « beroepen vredegerecht » bestaat uit de kamer 5B. § 2. De kamer 5B neemt kennis van de vorderingen inzake : 1° hoger beroep tegen vonnissen gewezen door de vrederechters;2° drukpersmisdrijven;3° de herroeping van gewijsde;4° tuchtzaken;5° burgerlijke zaken, na verwijzing naar een kamer met drie rechters behoudens deze betreffende het aanspralijkheid- en verzekeringsrecht. § 3. De kamer 5B houdt zitting op maandagvoormiddag om 9 uur en maandagnamiddag om 13 u. 30 m. § 4. De zaken dit tot de bevoegdheid behoren van deze kamer worden ingeleid op maandag om 9 uur. § 5. De aan het openbaar ministerie mededeelbare zaken zullen behandeld worden op maandagnamiddag.

Art. 9.§ 1. De onderafdeling « aansprakelijkheid » bestaat uit de kamers 6B en 8B. § 2. De kamer 6B neemt kennis van de vorderingen inzake : 1° hoger beroep tegen vonnissen gewezen door de politierechtbank in burgerlijke zaken;2° burgerlijke zaken betreffende het aansprakelijkheid- en verzekeringsrecht na verwijzing naar een kamer met drie rechters. § 3. De kamer 8B neemt kennis van vorderingen inzake : 1° aansprakelijkheid en de daarmee verband houdende terugvorderingen;2° erelonen en beroepsaansprakelijkheid van notarissen, gerechtsdeurwaarders, advocaten, geneesheren, apothekers en bedrijfsrevisoren. § 4. De kamer 6B houdt zitting op maandagvoormiddag om 9 uur en maandagnamiddag om 13 u. 30 m. § 5. De kamer 8B houdt zitting op woensdag, donderdag en vrijdag om 9 uur. § 6. De zaken die tot de bevoegdheid behoren van kamer 6B worden ingeleid op maandag om 9 uur.

De zaken dit tot de bevoegdheid behoren van kamer 8B worden ingeleid op kamer 10B op maandag om 9 uur voor wat betreft de vorderingen beneden € 6.250,00 en op woensdag om 9 uur voor wat betreft de vorderingen vanaf € 6.250,00.

Art. 10.§ 1. De onderafdeling « algemene burgerlijke zaken » bestaat uit de kamers 9B tot en met 11B en de kamers 13B en 14B. § 2. De onderafdeling « algemene burgerlijke zaken » neemt kennis van alle burgerlijke vorderingen behoudens die waarvoor een andere onderafdeling bevoegd is. Deze onderafdeling neemt eveneens kennis van de verzoeken op grond van de Bewijsverordening (EG) nr. 1206/2001 van 28 mei 2001, op grond van de Verordening (EG) nr. 1896/2006 (Europees Betalingsbevel) en de Verordening (EG) nr. 861/2007 (Europese procedure voor geringe vorderingen). § 3. De zaken bedoeld in § 2 worden ingeleid voor de kamer 10B op maandag om 9 uur voor wat betreft de vorderingen beneden € 6.250,00 en op woensdag om 9 uur voor wat betreft de vorderingen vanaf € 6.250,00.

Na beslissing van de voorzitter van de 10 B kamer, zal deze kamer ook zetelen op dinsdag en dit er behandeling van burgerlijke vorderingen. § 4. De kamers 9B en 11B nemen kennis van vorderingen inzake : 1° koop- en huurovereenkomsten van roerende goederen (facturen, leasing, overdracht van huur in handelsfondsen); 2° financiële zaken zoals leningen, schuldbekentenissen, alle soorten financiering- en afbetalingsovereenkomsten, cheques en wisselbrieven, enz.; 3° borgstellingen;4° makelaarsovereenkomsten betreffende onroerende goederen. § 5. De kamer 13B neemt kennis van vorderingen inzake : 1° onteigeningen en planschade;2° aangelegenheden waarvoor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bevoegd zijn;3° verzekeringsrecht en de daarmee verband houdende terugvorderingen;4° mindervaliden, met betrekking tot aangelegenheden waarvoor de Minister belast met Sociale Zaken bevoegd is;5° pensoenen, met betrekking tot aangelegenheden waarvoor de Minister belast met Financiën bevoegd is;6° overheidsopdrachten in verband met bouwzaken en private aanbestedingen;7° alle andere burgerlijke zaken. § 6. De kamer 14B neemt kennis van vorderingen inzake : 1° koop- en huurovereenkomsten van roerende goederen (facturen, leasing, overdracht van huur in handelsfondsen); 2° financiële zaken zoals leningen, schuldbekentenissen, alle soorten financiering- en afbetalingsovereenkomsten, cheques en wisselbrieven, enz.; 3° borgstellingen;4° overheidsopdrachten in verband met bouwzaken en private aanbestedingen. § 7. De kamers houden zitting als volgt : de kamer 9B op dinsdag en woensdag om 9 uur; de kamer 10B op maandag, dinsdag en woensdag om 9 uur; de kamer 11B op donderdag en vrijdag om 9 uur; de kamer 13B op maandag en dinsdag om 9 uur; de kamer 14B op dinsdag, donderdag en vrijdag om 9 uur.

Art. 11.§ 1. De onderafdeling « beslagrecht » bestaat uit de kamer BR, BRZ en BRMS. § 2. De kamer BRZ neemt kennis van alle vorderingen betreffende de bewarende beslagen en de middelen tot tenuitvoerlegging (deel V van het Gerechtelijk Wetboek). Deze zaken worden ingeleid op donderdag om 9 u. 30 m. en mits voorafgaandelijke toelating van een beslagrechter op elke andere zitting. § 3. De kamer BRZ houdt zitting maandag, dinsdag, en donderdag om 9 u. 30 m. § 4. De kamer BRMS neemt kennis van de pogingen tot minnelijke schikkingen overeenkomstig artikel 59 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet. § 5. De kamer BRMS houdt zitting op vrijdag om 9 u. 15 m. § 6. Van maandag tot vrijdag van 9 u. 30 m. tot 12 uur kunnen verzoekschriften in het kabinet van de beslagrechter (BR) aangeboden worden. § 7. De door de voorzitter aangewezen magistraat regelt de dienst van de beslagrechters, de dienstregeling wordt bekend gemaakt aan de orde van advocaten.

De voorzitter van de rechtbank of de door hem daartoe aangewezen magistraat regelt de verdeling van de zaken onder hen.

Art. 12.§ 1. De onderafdeling « voorzitter » bestaat uit de hierna vermelde kamers : § 2. De kamer kort geding (KGD) neemt kennis van alle zaken die behoren tot de bevoegdheid van de voorzitter zetelend in kort geding, zoals in kort geding en ten gronde.

De voorzitter, of de door hem aangeduide magistraat zetelend in kamer KGD, houdt zitting op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag om 9 u. 30 m.

De aan het openbaar ministerie mededeelbare zaken betreffende voorlopige maatregelen inzake echtscheiding of de familie wordne ingeleid op woensdag of vrijdag om 9 u. 30 m. Alle andere zaken worden ingeleid op dinsdag of donderdag om 9 u. 30 m.

De maandagzitting behandelt enkel vastgestelde zaken, meer bepaald op : - De eerste en de vijfde maandag : niet-mededeelbare zaken; - De tweede en de vierde maandag : aan het openbaar ministerie mededeelbare zaken; - De derde maandag : weigering huwelijksvoltrekkingen. § 3. De voorzitter, of de door hem aangeduide magistraat, zetelend in kamer L, houdt zitting op vrijdag om 11 uur. § 4. De voorzitter, of de door hem aangeduide magistraat, neemt dagelijks kennis van de vorderingen op eenzijdig verzoekschrift. § 5. Bij verhindering zal de voorzitter een magistraat aanduiden die hem zal vervangen om de hem opgedragen ambtsverplichtingen, waaronder de behandeling van eenzijdige verzoekschriften te vervullen. Deze aanduiding zal op de meest eenvoudige wijze gebeuren en kan zelfs mondeling of telefonisch gebeuren. Deze aanduiding kan schriftelijk bevestigd worden. De aanduiding van deze magistraten wordt eveneens bevestigd door de dienstregeling van de rechtbank. § 6. Indien de voorzitter geen magistraat aangeduid heeft zoals bepaald onder § 5 zal een adjunct-mandaathouder naar orde van dienstanciënniteit of bij ontstentenis van deze door een ander magistraat, naar orde van dienstanciënniteit, vervangen worden en bij ontstentenis de dienstdoende beslagrechter, bij ontstentenis de dienstdoende onderzoeksrechter en bij ontstentenis de dienstdoende jeugdrechter. § 7. De verschijningen in verzoening inzake echtscheiding met onderlinge toestemming worden gehouden in raadkamer EOT op dinsdag en donderdag om 13. u. 30 m.

Art. 13.De kamer G houdt zitting als bureau voor rechtsbijstand en neemt kennis van alle verzoeken tot kosteloze rechtsbijstand, bepaald in artikel 664 van het Gerechtelijk Wetboek en doet uitspraak in raadkamer op vrijdag om 9 uur. Deze kamer wordt voorgezeten door de voorzitter of de door hem aangeduide magistraat.

Art. 14.§ 1. De onderafdeling « fiscaal recht » neemt kennis van alle vorderingen en betwistingen inzake fiscale zaken. § 2. De kamers houden zitting als volgt : 1° de kamer 1F op vrijdag om 9 uur;2° de kamer 2F op woensdag om 9 uur;3° de kamer 3F op donderdag om 9 uur;4° de kamer 4F op maandag en woensdag om 9 uur. § 3. De zaken worden ingeleid door de kamer 1F op vrijdag om 9 uur.

Art. 15.De getuigenverhoren worden gehouden door de rechter die ze bevolen heeft op een plaats en tijdstip door deze bepaald, zonder dat dit de behandeling van de andere zaken vertraagt.

Zo de rechter of kamer die het getuigenverhoor bevolen heeft, verhinderd is, zullen de getuigenverhoren gehouden worden op maandagnamiddag om 14 uur.

De getuigenverhoren in uitvoering van de Bewijsverordening 1206/2011 zullen eveneens gehouden worden op maandagnamiddag om 14 uur. HOOFDSTUK III. - De correctionele rechtbank Afdeling I. - De kamers in correctionele zaken

Art. 16.De correctionele kamers houden zitting als volgt : 1° de kamer 1C op maandag en dinsdag en woensdag om 9 uur;2° de kamer 2C op maandag en woensdag om 9 uur;3° de kamer 3C op dinsdag, woensdag (de eerste, tweede, vierde en vijfde van de maand), donderdag en vrijdag om 9 uur;4° de kamer 4C op maandag en dinsdag, alsmede de tweede, derde, vierde en vijfde woensdag van de maand om 9 uur;5° de kamer 5C op woensdag indien nodig, donderdag en vrijdag om 9 uur;6° de kamer 6C, als beroepskamer, op maandag, donderdag en vrijdag om 9 uur;7° de kamer 7CA, als raadkamer in correctionele zaken, op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag om 9 u.30 m. en de dag volgend op een wettelijke feestdag of zondag om 14 uur; 8° de kamer 7CB, als raadkamer in correctionele zaken, op woensdag en donderdag om 9 u.30 m.; 9° de kamer 8C op woensdag, donderdag en vrijdag om 9 uur;10° de kamer 9C op de eerste en derde woensdag van de maand om 9 uur.

Art. 17.§ 1. De verdeling van de zaken tussen de kamers van de correctionele afdeling wordt vastgesteld door de voorzitter van de rechtbank, na advies van de procureur des Konings, desgevallend de arbeidsauditeur, en de hoofdgriffier, zo mogelijk in een overeenkomst tussen de voorzitter van de rechtbank en de procureur des Konings, desgevallend de arbeidsauditeur.

De voorzitter kan een adjunct-mandaathouder aanduiden om hem bij ter staan of te vertegenwoordigen bij alle overleg met het openbaar ministerie en of de vertegenwoordiger van de balie.

De tot stand gekomen overeenkomsten worden ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het hof van Beroep, de stafhouder van de Orde van advocaten, de hoofdgriffier en de syndicus-voorzitter van de Raad van de Arrondissementskamer. § 2. De hoger beroepen tegen de vonnissen gewezen door de politierechtbank in strafzaken worden gebracht voor de kamer 6C. Deze kamer kan ook kennis nemen, zo de behoeften voor een goede rechtsbedeling dit vereisen, van hoger beroep tegen vonnissen gewezen door de politierechtbank in burgerlijke zaken of algemene strafzaken.

Deze kamer kan in dat laatste geval zetelen met alleenzetelende rechters volgens regeling bepaald door de voorzitter van de kamer. § 3. De zaken in toepassing van artikel 216quinquies van het Wetboek van Strafvordering, de zogenaamde onmiddellijke verschijning, worden uitsluitend gebracht voor de kamers met drie rechters. § 4. De rechtstreekse dagvaardingen door een benadeelde partij worden uitsluitend gebracht : - Voor de kamer 5C voor zaken die tot de bevoegdheid van een kamer met drie rechters behoren; - Voor de kamer 3C voor zaken die tot de bevoegdheid van een kamer met één rechter behoren. § 5. De kamer 9C neemt uitsluitend kennis van vorderingen van het openbaar ministerie met rechtstreekse dagvaarding, met het oog op een zo snel mogelijke verschijning. § 6. De rechtspleging op verzet wordt ingeleid voor de kamer die het verstek heeft uitgesproken. § 7. De voorzitter van de rechtbank kan een zaak naar een andere correctionele kamer verwijzen. Hij kan deze bevoegdheid delegeren aan een ondervoorzitter. De voorzitter of de magistraat die daartoe door hem is aangeduid kan te allen tijde, zelfs mondeling, de toelating verlenen om voor een andere kamer te dagvaarden. § 8. Ten minste één correctionele kamer neemt in het bijzonder kennis van de overtredingen van de wetten en verordeningen over één van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten en, al in geval van samenloop of samenhang, van genoemde overtredingen samen met één of meer overtredingen die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten. Wanneer deze kamer bestaat uit drie rechters, is zij samengesteld uit twee rechters van de rechtbank van eerste aanleg en één rechter in de arbeidsrechtbank. Afdeling II. - De afdeling onderzoek, de onderzoeksrechters

Art. 18.§ 1. De voorzitter van de rechtbank of de magistraat-onderzoeksrechter, die daartoe door hem is gedelegeerd, verdeelt de zaken tussen de onderzoeksrechters en richt hun dienst in.

De daartoe gedelegeerde onderzoeksrechter wordt deken van de onderzoeksrechters genoemd. Deze dienstregeling wordt onmiddellijk ter kennis gebracht aan de stafhouder van de raad van de orde en aan de procureur des Konings. De onderzoeksrechters kunnen elkaar te allen tijde, zonder enige formaliteit, vervangen. Bij afwezigheid of verhindering van de deken van onderzoeksrechters, zal deze vervangen worden door een door de deken aangeduide onderzoeksrechter. § 2. De vorderingen van het openbaar ministerie worden gebracht voor de onderzoeksrechter die van dienst is op de datum van de vorderingen, tenzij de vordering gevoegd dient te worden bij een gerechtelijk onderzoek waarvoor een andere onderzoeksrechter al gelast werd, in welk geval ze bij deze onderzoeksrechter gebracht worden.

De vorderingen van de financiële sectie van het openbaar ministerie worden gebracht voor de daartoe door de voorzitter aangeduide onderzoeksrechters, die zich gespecialiseerd hebben in financiële en fiscale strafonderzoeken. Indien de behoeften van de dienst dit vereisen kan de deken van de onderzoeksrechters hiervan afwijken. § 3. De burgerlijke partijstellingen worden gebracht voor de onderzoeksrechter tweede van dienst of de onderzoeksrechter die hem vervangt.

De burgerlijke partij kan zich dagelijks aanbieden bij het kabinet van deze onderzoeksrechter na telefonische afspraak, of tussen 9 uur en 12 uur.

De voorzitter of de deken van de onderzoeksrechters, die daartoe door hem is gedelegeerd, bepaalt aan wie het onderzoek wordt toegewezen. De burgerlijke partijstelling in lopende gerechtelijke onderzoeken worden gebracht bij de onderzoeksrechter gelast met het onderzoek of bij diegene die hem vervangt. § 4. De vorderingen van het openbaar ministerie in toepassing van artikel 28septies van het Wetboek van strafvordering worden gebracht voor de onderzoeksrechter van dienst. Verdere vorderingen, van welke aard ook, in dezelfde zaak worden gebracht voor dezelfde onderzoeksrechter, ook wanneer deze niet van dienst is. HOOFDSTUK IV. - De jeugdrechtbank

Art. 19.§ 1. De jeugdrechtbank bestaat uit tien kamers, namelijk de kamers 1JR tot 8JR en JR 9B en JR 10B en de JC kamer : 1° de kamers JR1 tot en met JR8 houden zitting volgens de strafrechterlijke procedure;2° de kamers JR 9B en JR 10B houden zitting volgens de burgerlijke procedure. § 2. De jeugdrechtbank houdt zitting op de volgende dagen en in weken, naargelang de noden van de dienst vastgesteld door de leidende jeugdrechter : 1° de kamer JR1 op de eerste dinsdag en de tweede en derde vrijdag van de maand;2° de kamer JR2 op de tweede, derde en vierde dinsdag van de maand;3° de kamer JR3 op de eerste, derde en vierde woensdag van de maand;4° de kamer JR4 op de eerste, derde en vierde donderdag van de maand;5° de kamer JR5 op de eerste, tweede en vierde vrijdag van de maand;6° de kamer JR6 op de eerste, tweede en vierde woensdag van de maand;7° de kamer JR7 op elke eerste maandag en tweede en derde donderdag van de maand;8° de kamer JR8 op elke tweede, derde en vierde mandaag van de maand;9° de kamer JR 9B houdt een inleidingszitting op maandag en zitting op woensdag;10° de kamer JR 10B houdt een inleidingszitting op dinsdag en zitting op donderdag;11° de kamers JR 9B en 10B houden afwisselend zitting op vrijdag;12° het horen van kinderen wordt door de titularis van de JR 9B en JR 10B gedaan op woensdag om 14 uur;13° De kamer JC houdt zitting elke tweede dinsdag van de maand om 14 uur. § 3. De leidende jeugdrechter verdeelt de zaken tussen de jeugdrechters en richt hun dienst in. § 4. De zittingen vangen aan om 9 uur.

De burgerlijke zaken worden vanaf 9 uur ingeleid.

De zaken volgens de strafprocedure worden gedagvaard op de vastgestelde uren vanaf 9 uur.

De leidende jeugdrechter waakt erover dat niet iedereen op hetzelfde tijdstip wordt opgeroepen zodat wachten door partijen zoveel als mogelijk beperkt wordt. § 5. De kamer JC houdt zitting voor de berechting van personen ten aanzien van wie er in overeenstemming met de wet op de jeugdbescherming een beslissing tot uithandengeving is genomen en het herstal van de door dit feit veroorzaakte schade in het kader van een wanbedrijf of correctionaliseerbare misdaad, zoals bedoeld in artikel 76 van het Gerechtelijk Wetboek.

Zij zetelt met 3 rechters en is samengesteld uit één correctionele voorzitter en 2 rechters die de gespecialiseerde opleiding georganiseerd door het IGO gevolgd hebben. § 6. De vorderingen van het openbaar ministerie worden gebracht voor de jeugdrechter die van dienst is op de datum van de vorderingen.

De interne dienstregeling duidt de jeugdrechter aan die belast is met de verdere behandeling van de zaak. HOOFDSTUK V. - De strafuitvoeringsrechtbank

Art. 20.§ 1. De strafuitvoeringsrechtbank bestaat uit meerdere kamers zoals door de Koning bepaald.

De strafuitvoeringsrechtbank is samengesteld, al naar het geval, uit één rechter in de strafuitvoeringsrechtbank, die zitting houdt als alleenzetelend rechter of als voorzitter in een kamer met twee assessoren in strafuitvoeringszaken. § 2. De kamer SURB 1 houdt zitting op maandag om 13 u. 30 m. in het gerechtsgebouw en op donderdag om 10 uur in de strafinstellingen waarvoor de strafuitvoeringsrechtbank bevoegd is.

Bovendien, in voorkomend geval, wordt zitting gehouden in elke rechtbank van eerste aanleg in het rechtsgebied van het hof van Beroep van Antwerpen.

De kamer kan op dezelfde dag zitting houden op verschillende locaties. § 3. De kamer SURB 2 houdt zitting op vrijdag om 10 uur en op dinsdag om 10 uur in de strafinstellingen waarvoor de strafuitvoeirngsrechtbank bevoegd is.

Bovendien, in voorkomend geval, wordt zitting gehouden in elke rechtbank van eerste aanleg in het rechtsgebied van het hof van Beroep van Antwerpen.

De kamer kan op dezelfde dag zitting houden op verschillende locaties. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 21.De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, de dagen en uren van de vakantiezittingen in overeenstemming met de artikelen 334 en 339 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hij maakt de dienstregeling op van de magistraten die er zitting houden.

De voorzitter van de rechtbank kan te allen tijde de dienstregeling wijzigen met het oog op de behoeften van de dienst.

Art. 22.De beschikkingen, die de voorzitter van de rechtbank neemt op grond van de artikelen 89 en 90 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit reglement, worden ter griffie van de rechtbank aangeplakt. Deze beschikkingen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het hof van Beroep, van de procureur des Konings, van de stafhouder van de Orde van advocaten, van de hoofgriffier van de rechtbank en van de syndicus-voorzitter van de Raad van de Arrondissementskamer van de gerechtsdeurwaarders van Antwerpen.

Art. 23.De voorzitter van de rechtbank kan te allen tijde, bij noodzaak voor de dienst en de noodzaak voor behandeling in korte termijn, bijkomende zittingen inlassen, zowel in correctionele kamers als in burgerlijke kamers. Bovendien kan hij bij noodzaak van de dienst geschillen met andere materies door de diverse kamers laten behandelen. Tevens kan hij gelet op de noodzaak van de dienst of in het belang van een goede rechtsbedeling de samenstelling van de kamers wijzigen.

Art. 24.Het koninklijk besluit van 15 februari 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/02/2006 pub. 01/03/2006 numac 2006009170 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen sluiten tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen wordt opgeheven.

Art. 25.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 26.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 december 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM

^